Mistlampen met de functie CORNER
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 64.
De CORNER-functie schakelt de mistlamp aan de betreffende wagenzijde au-
tomatisch in (bv. bij het afslaan) als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het knipperlicht is ingeschakeld resp. de voorwielen zijn sterk ingedraaid
De rijsnelheid ligt onder 40 km/h.
Het dimlicht is ingeschakeld.
De mistlampen zijn niet ingeschakeld.
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling worden de beide mistlampen
ingeschakeld.
COMING HOME/LEAVING HOME
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 64.
De functie COMING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na het
uitschakelen van het contact en het openen van het bestuurdersportier wordt
verlicht.
De functie LEAVING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na het
ontgrendelen van de wagen met de sleutel, wordt verlicht.
De functie schakelt de verlichting alleen dan in, zolang er slechte zichtomstan-
digheden zijn en de lichtschakelaar in de stand staat.
De beide functies kunnen in het infotainment worden geactiveerd of gedeac-
tiveerd en ingesteld
»
Instructieboekje infotainment.
VOORZICHTIG
Slechtere zichtomstandigheden worden door een achter de voorruit in de
■
houder van de binnenspiegel bevestigde sensor geanalyseerd. Geen stickers of
iets dergelijks voor de sensor op de voorruit plakken, om de werking van het
systeem niet te belemmeren.
Als deze functie continu geactiveerd is, wordt de accu sterk belast.
■
1)
Bij een conflict tussen de beide inschakelvarianten (bv. als de voorwielen naar links zijn verdraaid en het
rechterknipperlicht is ingeschakeld) heeft het knipperlicht de hoogste prioriteit.
68
Bediening
Let op
De individuele instelling van de beide functies wordt (afhankelijk van het info-
tainmenttype) in het actieve gebruikersaccount voor de personalisering opge-
slagen
» pag.
47.
Alarmlichten
.
1)
Lees en bekijk eerst
›
Om in of uit te schakelen de knop
Bij het inschakelen knipperen alle knipperlichten en het controlelampje
de knop tegelijk met de controlelampjes
De alarmlichten werken ook wanneer het contact is uitgeschakeld.
Bij het activeren van de airbags worden de alarmlichten automatisch ingescha-
keld.
Het automatisch inschakelen van de alarmlichten kan bij een heftige remma-
noeuvre gebeuren. Na het weer wegrijden of accelereren worden de alarmlich-
ten automatisch uitgeschakeld.
Als bij ingeschakelde alarmlichten het knipperlicht wordt ingeschakeld (bij-
voorbeeld bij afslaan), dan worden de alarmlichten tijdelijk uitgeschakeld en al-
leen het knipperlicht aan de betreffende wagenzijde knippert.
Afb. 49
Toets voor alarmlichten
op bladzijde 64.
indrukken
» afb.
49.
in het instrumentenpaneel.
in