De achterklep is volledig gesloten.
De rijsnelheid is lager dan 15 km/h.
Het gebied achter de wagen is duidelijk zichtbaar.
Het gekozen inparkeer-/manoeuvregebied is goed overzichtelijk en vlak.
Activering/deactivering
Lees en bekijk eerst
en
Activering
Het systeem wordt geactiveerd bij het inschakelen van de achteruitversnelling
of door op de toets te drukken
Bij het activeren klinkt een akoestisch signaal en in de toets gaat het symbool
branden.
Op het display wordt de modus voor haaks inparkeren getoond.
Deactivering
Het systeem wordt door het indrukken van de toets , het uitschakelen van
het contact of bij een snelheid hoger dan 15 km/h gedeactiveerd (het symbool
in de toets gaat uit).
142
Rijden
Afb. 175
Toets voor activering/deactive-
ring
op bladzijde 141.
» afb.
175.
Functietoetsen
Lees en bekijk eerst
en
De mogelijkheid bestaat, met de functietoetsen tussen de parkeer- en ma-
noeuvreermodus te wisselen en bepaalde instellingen uit te voeren.
Functietoetsen
» afb. 176
Uitschakelen van de weergave van het gebied achter de wagen
A
Modus - haaks inparkeren
B
Modus - fileparkeren
C
Modus - naderen van een aanhangwagen / afstandscontrole
D
Modus - controle van het gebied achter de wagen (breedbeeldweergave)
E
Beeldscherminstellingen - helderheid, contrast, kleur
F
Parkeerhulp (miniweergave)
G
Uit-/inschakelen van de akoestische signalen
Uit-/inschakelen van de miniweergave
Wisselen naar volbeeldweergave
Afb. 176
Functietoetsen
op bladzijde 141.