Was voor het afzetten van de motor de modus Sport of Individual (aandrijving -
Sport) gekozen, dan wisselt de aandrijving na de motorstart naar de modus
Normal. Om de aandrijving weer op Sport in te stellen, de modus Sport of Individual
kiezen resp. de keuzehendel van de automatische versnellingsbak in de stand
S zetten.
Functietoetsen op het beeldscherm
Instelling van de modus Individual resp. informatie voor het instellen van de
A
actueel gekozen modus.
Annuleren van het menu voor het selecteren van de rijmodus.
B
Modi (de toets van de gekozen modus is groen weergegeven).
C
Let op
De momenteel geselecteerde rijmodus wordt in de statusregel van het
■
hoofdmenu naast het symbool weergegeven.
De gekozen rijmodus resp. de instelling van de modus Individual wordt in het
■
actieve gebruikersaccount voor de personalisering opgeslagen
Wordt het rijmodusmenu niet bediend, dan wordt er na enkele seconden om-
■
geschakeld naar het laatst gekozen menu resp. wordt het infotainment uitge-
schakeld.
Instellingen van de modus Individual
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 160.
In de modus Individual kunnen de volgende menupunten worden ingesteld:
DCC: - Instelling van de schokdemperkarakteristiek
■
Stuurinrichting: - Instelling van de karakteristiek van de stuurbekrachtiging
■
Aandrijving: - Instellen van de aandrijvingskarakteristiek
■
■
ACC: - Instelling van de acceleratie bij ingeschakelde automatische afstands-
regeling
Dyn. bochtenverlichting: - Instelling van de karakteristiek van de xenonkoplam-
■
pen
Klimatisering: - Instelling van de karakteristiek van de Climatronic
■
Modus terugzetten - Instelling van alle menupunten in de modus Individual naar
■
Normal
Annuleren - Aanhouden van de momentele instelling
■
Terugzetten - Instelling van alle menupunten naar de modus Normal
■
162
Rijden
» afb. 200
» pag.
Proactieve inzittendenbescherming (Crew Protect Assist)
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking
De proactieve inzittendenbescherming (hierna alleen systeem genoemd) ver-
hoogt de veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen in situaties die tot
een aanrijding of tot het over de kop slaan kunnen leiden.
ATTENTIE
De algemene aanwijzingen m.b.t. het gebruik van de hulpsystemen dienen
in acht te worden genomen
werp.
47.
Let op
De levensduur van de systeemcomponenten wordt elektronisch bewaakt.
Meer informatie
» pag.
Werking
Lees en bekijk eerst
In kritische rijsituaties (bijvoorbeeld bij een noodstop of een plotselinge veran-
dering van rijrichting) kunnen de volgende maatregelen afzonderlijk of tegelij-
kertijd plaatsvinden om het risico van ernstig letsel te verminderen.
▶
De omgegespte veiligheidsgordels voor bijrijder en bestuurder worden auto-
matisch dicht over het lichaam gespannen.
▶
Geopende ruiten in de voorportieren worden automatisch tot een spleet van
ongeveer 5 cm gesloten.
▶
Het schuif-kanteldak wordt gesloten.
Zodra de kritische rijsituatie voorbij is, worden de veiligheidsgordels weer ont-
spannen.
Het systeem heeft twee beschermingsniveaus.
Het eerste beschermingsniveau
Het systeem grijpt reeds in situaties die bij een dynamische rijstijl kunnen op-
treden. Hierbij helpt het de bestuurder en de bijrijder in de juiste zitpositie te
houden.
» pag. 131,
in alinea Inleiding voor het onder-
35,
Veiligheidssystemen.
op bladzijde 162.
162