▶
De ledematen niet door de ruitopeningen naar buiten steken.
▶
De voeten niet op de zitting leggen.
ATTENTIE
De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de li-
■
chaamslengte worden ingesteld en de veiligheidsgordels moeten altijd
goed omgegespt zijn, zodat de inzittenden zo optimaal mogelijk worden
beschermd.
Iedere inzittende in de wagen moet de bij die zitplaats horende veilig-
■
heidsgordel juist omgespen en dragen. Kinderen moeten met een geschikt
veiligheidssysteem worden vastgezet
ren.
Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, om-
■
dat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve
zin worden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!
ATTENTIE
Door een verkeerde zithouding kan de inzittende levensgevaarlijke ver-
wondingen oplopen.
Juiste zithouding van de bestuurder
Afb. 2 Juiste zithouding van de bestuurder / juiste manier van stuurwiel
vasthouden
12
Veiligheid
» pag.
21, Veilig vervoer van kinde-
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 12.
Met het oog op uw eigen veiligheid en om het gevaar voor verwondingen bij
een ongeval te verminderen, moeten de volgende aanwijzingen in acht wor-
den genomen.
De bestuurdersstoel in lengterichting zo instellen dat u de pedalen met
licht gebogen benen volledig kunt intrappen.
Bij wagens met bestuurdersknie-airbag de bestuurdersstoel in lengterich-
ting zo instellen dat de afstand van de benen tot het dashboard op knie-
hoogte ten minste 10 cm bedraagt
De leuning zodanig instellen, dat u het stuurwiel op het bovenste punt
met licht gebogen armen kunt vastpakken.
Het stuurwiel zo instellen dat de afstand tussen stuurwiel en borstkas ten
minste 25 cm bedraagt
» afb.
De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zo-
veel mogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd (geldt
niet voor stoelen met geïntegreerde hoofdsteunen)
De veiligheidsgordel juist omgespen
ken.
ATTENTIE
Een afstand tot het stuurwiel van minimaal 25 cm en een afstand van de
■
benen tot het dashboard op kniehoogte van ten minste 10 cm aanhouden.
Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u
niet beschermen - levensgevaar!
Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de
■
buitenzijde van het stuur op "kwart" over "negen"
wiel op "12 uur" vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld in het
midden, aan de binnenzijde van het stuurwiel enz.). Anders kunt u bij een
airbagactivering zware verwondingen aan armen, handen en hoofd oplo-
pen.
Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden om-
■
dat deze voorwerpen tijdens het rijden tussen de pedalen kunnen komen.
U zou dan niet in staat zijn om het koppelingspedaal in te trappen, te rem-
men of gas te geven.
» afb. 2
-
.
B
2A- -.
» afb. 2
-
» pag.
14, Veiligheidsgordels gebrui-
» afb.
2. Nooit het stuur-
.
C