Bestuurder hulpsysteem
Systeeminstelling
Camera-instellingen (indien van
toepassing)
de achteruitkijkmonitor wijzigen door
het instellingspictogram (
scherm aan te raken terwijl de achter-
uitkijkmonitor in werking is, of 'Driver
selecteren terwijl de motor draait.
In de Display Contents (scherminhoud)
kunt u de instellingen voor 'Rear View'
wijzigen en in de Display Settings kunt
u de 'Brightness' en 'Contrast' van het
scherm wijzigen.
7-104
Systeeminstelling
Bedieningsknop
Parkeer-/weergaveknop
OBC3070078
Druk op de Parkeer-/weergaveknop (1)
om de achteruitkijkmonitor in te scha-
kelen.
) op het
Druk nogmaals op de knop om het
systeem uit te schakelen.
Achteruitrijcamera
Werking
Zet de versnelling in R (Achteruit), het
beeld verschijnt op het scherm.
Druk op de Parkeer-/weergaveknop (1)
terwijl de versnelling in P (Parkeren)
staat, het beeld verschijnt op het
scherm.
Voorwaarden voor uitschakelen
Het beeld van de achteruitrijcamera kan
niet worden uitgeschakeld wanneer de
versnelling in R (Achteruit) staat.
Druk nogmaals op de Parkeer-/
weergaveknop (1) terwijl de versnelling
in P (Parkeren) staat met het beeld van
de achteruitrijcamera op het scherm,
het beeld wordt uitgeschakeld.
Schakel de versnelling van R (Achteruit)
naar P (Parkeren), het beeld van de
achteruitrijcamera wordt uitgescha-
keld.
OBC3070044