NAALDELEKTRODEN ZIJN SCHERP
De introducer en naaldelektroden zijn scherp. Hanteer het hulpmiddel voorzichtig.
2.8.1
SMART Control
Met de SMART Control (zie Afbeelding 2-16,) kan de gebruiker de ablatiediepte en -grootte met de SMART
Guide tijdens het richten op myomen aanpassen. De gebruiker beweegt de SMART Control naar voren en
naar achteren om de diepte van de SMART Guide te wijzigen. Door de SMART Control naar de ene of de
andere kant te verplaatsen, wordt de grootte van de SMART Guide gewijzigd; zie 4.4.3 voor gedetailleerde
instructies. De geplande ablatiediepte en -grootte worden op het scherm weergegeven wanneer de gebruiker
de SMART Control aanpast. De SMART Control werkt ook als een muis wanneer de hoek van de IUUS-probe
0° is. De cursor op het scherm kan in positie gebracht worden door de SMART Control te verplaatsen.
Afbeelding 2-16. SMART Control.
2.8.2
Bevestigingsknop
De bevestigingsknop heeft verschillende functies, afhankelijk van de status van het behandelinstrument.
VO L GORDE VA N DE
BE HANDE L IN G
De hoek van de scharnierende
tip is 0°; alles is
teruggetrokken
Na ontplooiing van de
introducer
Na veiligheidsrotaties
REF-009 LS 03818-009NL rev. A, januari 2021
WAARSCHUWING
F UN CTIE VAN DE B EVESTIGIN GS KNO P TIJDENS D IE VO L GORDE
Eén klik op de bevestigingsknop samen met de SMART Control werkt als een
muisklik om opties op het scherm te selecteren.
Door twee keer op de bevestigingsknop te klikken, wordt een beeld naar een
procedurebestand opgeslagen.
Eén klik na uitlijning van de SMART Guide met de SMART Control stelt de locatie op
het scherm in.
Door twee keer op de bevestigingsknop te klikken, wordt een beeld naar een
procedurebestand opgeslagen.
Bevestigt de voltooiing van de controle van de veiligheidsrotatie en laat het systeem
weten klaar te zijn voor de volgende stap.
Door twee keer op de bevestigingsknop te klikken, wordt een beeld naar een
procedurebestand opgeslagen.
Hoofdstuk 2: Overzicht van het Sonata-systeem
29