SYMPTOOM
Indicatoren voor
aansluitingen van
1.7
componenten
knipperen.
Het menu Procedure
1.8
wordt niet
weergegeven.
BEHANDELINSTRUMENT
SYMPTOOM
De schacht van het
2.1
behandelinstrument
kan niet gemakkelijk
door de
baarmoederhals
worden ingebracht.
Hypotone vloeistof kan
2.2
niet via het RFA-
handstuk worden
geïnjecteerd.
REF-009 LS 03818-009NL rev. A, januari 2021
PROB LEEM
•
Een van de componenten is niet
aangesloten.
•
De RF-generator is niet
INGESCHAKELD.
•
Kan geen nieuwe procedure
starten.
PROB LEEM
•
De baarmoederhals is niet
(voldoende) gedilateerd.
•
Een slechte verbinding tussen de
spuit en de lueraansluiting van
het RFA-handstuk.
•
Lueraansluiting van het RFA-
handstuk is gebroken.
Hoofdstuk 7: Oplossen van problemen
MO GE LIJK E O PLOSS IN GEN
•
Controleer de aansluitingen van de
patiëntenplaten op de voorkant van de
RF-generator.
•
Controleer de aansluiting van de kabel
van het RFA-handstuk naar de
RF-generator en het RFA-handstuk.
•
Controleer de kabelaansluitingen van
het SMART Tablet naar de
RF-generator.
•
Controleer of de RF-generator is
INGESCHAKELD.
•
Klik op het vorige procedurenummer
(procedurenummer, datum en tijdstip
in linkerbovenhoek).
•
Kies 'Nieuwe procedure' in het menu
'Proceduregegevens'.
•
Controleer of de tip van de IUUS-probe
op 0° is ingesteld.
MO GE LIJK E O PLOSS IN GEN
•
Dilateer de baarmoederhals mechanisch
om de schacht gemakkelijker te kunnen
inbrengen.
•
Sluit de spuit opnieuw aan op de
lueraansluiting van het RFA-handstuk.
•
Vervang het RFA-handstuk.
111