Inhoudsopgave
Advertenties
BEELDVORMING
S YMP TOO M
Slechte kwaliteit
3.1
echobeeld – delen van
beeld zijn donker.
Slechte kwaliteit
3.2
echobeeld –
onduidelijke beelden.
Slechte kwaliteit van
3.3
het echobeeld -
ontplooide introducer
niet zichtbaar.
Slechte kwaliteit
3.4
echobeeld – delen van
de beeldvorming
verdwenen.
Echobeelden worden
3.5
verduisterd tijdens de
RF-ablatie.
Echografiedisplay
3.6
gestoord door
elektromagnetische
interferentie (EMI).
REF-009 LS 03818-009NL rev. A, januari 2021
P ROBLEE M
•
Onvoldoende vloeistof in holte.
•
Bellen tussen het beeldvor-
mingsoppervlak van de IUUS-
probe en het endometrium.
•
Het beeldvormingsoppervlak van
de IUUS-probe maakt geen
contact met het weefsel.
•
Onvoldoende contact tussen het
beeldvormingsoppervlak van de
IUUS-probe en het weefsel.
•
Onvoldoende hypotone vloeistof
in holte.
•
De IUUS-probe is niet goed
aangesloten op het RFA-
handstuk.
•
De IUUS-probe kan
beschadigd zijn.
•
Uittreden van vluchtige stoffen
uit het verwarmde weefsel (dit
is normaal).
•
Verlies van vloeistof uit de holte
of verlies van contact tussen de
IUUS-probe en het endometriale
oppervlak.
•
Elektrische apparatuur met ruis
die in de buurt in bedrijf is of op
dezelfde voedingsbron is
aangesloten als het Sonata-
systeem.
Hoofdstuk 7: Oplossen van problemen
M O GELI JKE O PLO SSI NGEN
•
Injecteer naar behoefte hypotone
vloeistof.
•
Spoel met extra hypotone vloeistof om
de bellen te doen verdwijnen.
•
Oefen voorzichtig voldoende kracht uit
op de IUUS-probetip om te verzekeren
dat het beeldvormingsoppervlak en het
weefsel positief contact maken.
•
Injecteer meer hypotone vloeistof.
•
Trek de introducer terug, lijn de tip van
de IUUS-probe uit op 0° en verwijder het
behandelinstrument.
•
Controleer of de tip van de IUUS-probe
bij de schacht en de handgreep goed is
aangesloten op het RFA-handstuk. Als
een probleem wordt vastgesteld,
vervangt u het hulpmiddel dat het
probleem veroorzaakt.
Als geen probleem wordt gevonden,
gaat u verder naar de volgende stap.
•
Test in het steriele veld de integriteit van
de uitlijning door de tip van het
behandelinstrument onder te dompelen
in een bak met steriel water, en ontplooi
de introducer om de uitlijning visueel
te bevestigen.
•
Bij een goede uitlijning zet u de
procedure voort. Zo niet, dan vervangt u
de IUUS-probe.
•
Controleer de IUUS-probe op
zichtbare schade.
•
Controleer de connector en het contact
op blokkeringen of schade.
•
Houd de positie van het
behandelinstrument gedurende de
gehele RF-ablatie in stand.
•
Als het behandelinstrument tijdens de
RF-ablatie beweegt, onderbreekt u de
ablatie en richt opnieuw.
•
Infundeer extra vloeistof.
•
Probeer de systeemwagen te
verplaatsen en een ander stopcontact te
gebruiken dat idealiter geïsoleerd is van
andere apparatuur.
112
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
