68
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN
1. SCHAKELAAR STOELVERSTELLING
(LANGSVERSTELLING, ZITTINGHOEK
EN HOOGTE)
Beweeg de bedieningsschakelaar in de ge-
wenste richting.
Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt
de stoel in die stand.
Leg geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Dit kan verstelling ervan hinderen.
2. SCHAKELAAR
RUGLEUNINGVERSTELLING
Beweeg de bedieningsschakelaar in de ge-
wenste richting.
Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt
de rugleuning in die stand.
WAARSCHUWING
Zet de rugleuning niet verder achterover dan
noodzakelijk. De veiligheidsgordels geven
de bestuurder en de voorpassagier alleen
maximale bescherming wanneer zij geheel
rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Als de rugleuning achterover gezet is, kan
het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
voorbij uw heupen schuiven en direct druk
uitoefenen op uw onderbuik, of kan het
schoudergedeelte van de gordel tegen uw
nek komen te liggen. De kans op letsel bij
een frontale aanrijding neemt toe naarmate
de rugleuning verder achterover wordt ge-
zet.
3. SCHAKELAAR VOOR VERSTELLING
VAN DE LENDENSTEUN
Druk op één zijde van de schakelaar.
De mate van steun zal veranderen zolang de
schakelaar wordt ingedrukt.
—Actieve hoofdsteunen
(sommige uitvoeringen)
Actieve hoofdsteunen zijn ontworpen om
het gevaar van een whiplash te verminde-
ren, doordat de hoofdsteun iets naar voren
en omhoog beweegt wanneer de rug van de
inzittende tijdens een aanrijding van achte-
ren tegen de rugleuning drukt.