WAARSCHUWING
D
Tegen de rijrichting in geplaatst kinderzit-
je: Gebruik geen zitje waarbij het kind te-
gen de rijrichting in kijkt op de voorstoel
als de aan/uit- - schakelaar van de passa-
giersairbag in stand ON staat. Bij een on-
geval kan het kind letsel oplopen door de
kracht waarmee de airbag wordt opgebla-
zen. Een waarschuwingslabel aan de zij-
kant van het dashboard aan de zijde van
de passagier herinnert u eraan op deze
stoel geen tegen de rijrichting in geplaatst
baby- - of kinderzitje te plaatsen.
D
U moet de airbag en de side airbag aan
passagierszijde uitschakelen als er een
baby- - of kinderzitje moet worden gemon-
teerd waarin het kind tegen de rijrichting
in zit. Controleer of de aan/uit- - schakelaar
passagiersairbag in de stand OFF staat en
het controlelampje OFF van de passa-
giersairbag brandt. (Zie "Aan/uit- - schake-
laar passagiersairbag" op bladzijde 113 in
dit hoofdstuk voor meer informatie.)
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Helemaal naar
achteren
D
Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- -
of kinderzitje alleen op de voorstoel als
het niet anders kan. Zet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren, omdat de voor-
passagiersairbag met aanzienlijke snel-
heid en kracht wordt geactiveerd. Hier-
door kan ernstig letsel ontstaan.
D
Laat bij auto's met side airbags en curtain
airbags een kind tijdens het rijden niet te-
gen de delen van het voorportier, de voor-
stoel, de voor- - of middenstijl en het dak
leunen waar de airbags opgeblazen wor-
den, ook niet als het in een baby- - of kin-
derzitje zit. Anders kan het kind ernstig
letsel oplopen als bij een aanrijding de
side airbag en/of de curtain airbag wordt
opgeblazen.
D
Controleer na het plaatsen van de gesp in
de gordelsluiting of de gesp goed is ver-
grendeld en of het heup- - en schouderdeel
van de gordel niet gedraaid zitten.
135