502
ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen
Vervangen van gloeilampen—
Verwijder vóór het vervangen van de gloei-
lampen van de koplampen en de parkeer-
lichten en richtingaanwijzers aan de voorzij-
de de afdekkap van de motorruimte. (Zie
"Verwijderen van afdekkap van de motor-
ruimte" op bladzijde 472 in hoofdstuk 7- 1.)
De volgende afbeeldingen maken duidelijk hoe
de gloeilampen bereikt kunnen worden. Zorg er
bij het vervangen van een gloeilamp voor dat
het contact (auto's zonder Smart Key--sys-
teem) of de startknop (auto's met Smart Key--
systeem) en de lichtschakelaar UIT worden
gezet. Monteer alleen gloeilampen van hetzelf-
de vermogen. Het juiste vermogen is in de ta-
bel hieronder weergegeven.
De richtingaanwijzers opzij, de rem--/achter-
lichten en het derde remlicht bestaan uit een
aantal LED's. Laat een defecte LED vervangen
door een Toyota--dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
D
Vervang de gloeilampen niet als deze nog
heet zijn, om te voorkomen dat u zich
brandt.
D
In halogeenlampen bevindt zich gas onder
druk. Deze lampen moeten dan ook voor-
zichtig worden behandeld. Ze kunnen
scheuren of uit elkaar spatten als er kras-
sen op komen of als ze vallen. Houd een
halogeenlamp alleen vast bij de metalen of
kunststof lampvoet. Raak het glas niet met
blote handen aan.
OPMERKING
Gebruik uitsluitend een gloeilamp van het
aangegeven type.
De glazen van de verlichting van de auto, zoals
de koplampglazen, kunnen tijdelijk beslaan als
ze door de regen of in een wasstraat nat zijn
geworden. Dat is geen probleem omdat de
condensvorming het gevolg is van het
temperatuurverschil tussen de binnenzijde en
de buitenzijde van de lens, net zoals een
voorruit beslaat als het regent. Als er echter
een grote druppel water op de binnenzijde van
het lampglas zit, of als er water in de lamp
staat, neem dan contact op met een
Toyota--dealer of erkende reparateur.