De belangrijkste onderdelen van het side air-
bag-- en curtain airbagsysteem zijn aange-
geven in bovenstaande afbeelding en zijn.
1. Waarschuwingslampje airbagsysteem
2. Controlelampje passagiersairbag ON/OFF
3. Curtain airbag
(airbag en opblaasmechanisme)
4. Aan/uit--schakelaar passagiersairbag
5. Side airbags
(airbag en opblaasmechanisme)
6. Curtain airbagsensoren
7. Side--airbag-- en curtain--airbagsensoren
8. Airbag--ECU
De side airbags en curtain airbags worden aan-
gestuurd door de airbag--ECU. De airbag--ECU
omvat een vertragingsschakelaar en een air-
bagsensor.
Bij een ernstige zijdelingse aanrijding zullen de
sensoren de ontstekingsmechanismen van de
side airbags en/of de curtain airbags aanstu-
ren. Op dat moment worden de airbags door
een chemische reactie kortstondig gevuld met
gas, waardoor de zijdelingse beweging van de
inzittenden wordt afgeremd en gestopt.
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Als de airbag wordt opgeblazen, zal dit duide-
lijk te horen zijn. Daarbij zal enige rook en on-
schadelijk gas ontstaan. Deze rook duidt niet
op brand of kortsluiting. De rook zal gedurende
enige tijd in de auto aanwezig blijven en kan
lichte irritatie aan ogen, huid of luchtwegen ver-
oorzaken. Als er poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo snel mo-
gelijk met water en zeep af om huidirritatie te
voorkomen. Als u de auto veilig kunt verlaten,
doe dat dan onmiddellijk.
Omdat het opblazen van de airbags in een
fractie van een seconde gebeurt, gaat dit ge-
paard met een aanzienlijke kracht. Ondanks
het feit dat het airbagsysteem is ontworpen om
ernstige verwondingen te voorkomen, kunnen
bij het opblazen van de airbag kleine brand-
wondjes, schaafplekken en zwellingen ont-
staan.
Gedurende enkele minuten na het activeren
kunnen zowel de voorstoelen als ook delen van
de voor-- en achterstijlen en het dak nog heet
zijn; de airbags zelf echter niet. Het airbagsys-
teem is ontworpen voor eenmalig gebruik.
WAARSCHUWING
De side en curtain airbags worden met een
aanzienlijke kracht opgeblazen. Om (ernstig)
letsel bij het activeren te voorkomen, moe-
ten de bestuurder, de voorpassagier en de
achterpassagiers op de buitenste zitplaat-
sen:
D
Hun gordels goed dragen.
D
Altijd rechtop en tegen de rugleuning zit-
ten.
107