Door het bedienen van de schakelaar centrale
vergrendeling of de afstandsbediening wordt de
achterdeur tegelijkertijd ver-- of ontgrendeld.
(Zie "Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren" op bladzijde 26 en "Portieren" op blad-
zijde 44 in dit hoofdstuk.)
Controleer na het sluiten van de achterdeur of
hij goed is gesloten.
Zie "Voorzorgsmaatregelen bij het beladen" op
bladzijde 380 in hoofdstuk 2 met betrekking tot
het laden.
WAARSCHUWING
D
Zorg ervoor dat de achterdeur tijdens het
rijden gesloten is. Hierdoor wordt niet al-
leen voorkomen dat bagage uit de bagage-
ruimte kan vallen, maar ook dat uitlaatgas-
sen het interieur binnendringen.
D
Als uw auto geparkeerd staat en de ach-
terlichten, remlichten en/of alarmknipper-
lichten niet kunnen worden gezien door
de geopende achterdeur, zet dan een ge-
varendriehoek op de weg om andere weg-
gebruikers op de aanwezigheid van uw
auto te attenderen.
SLEUTELS EN PORTIEREN
—Vergrendelen en ontgrendelen
met Smart Key- - systeem
Als u een geregistreerde sleutel bij u hebt en u
binnen het ontvangstgebied van het Smart
Key--systeem bent, kunt u de portieren ver-
grendelen en ontgrendelen zonder de sleutel te
gebruiken. Zie "Smart Key--systeem" op blad-
zijde 36 in dit hoofdstuk voor meer informatie
over het detectiegebied.
47