158
VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar om de alarmknipper-
lichten in werking te stellen.
Alle richtingaanwijzerlampjes gaan nu knippe-
ren. Schakel ze uit door nogmaals op de scha-
kelaar te drukken.
Schakel de alarmknipperlichten in om andere
bestuurders te waarschuwen als uw auto tot
stilstand moet worden gebracht op een plaats
waar dit gevaar oplevert voor het overige ver-
keer.
Zet de auto altijd zo ver mogelijk naast de weg.
U kunt de richtingaanwijzers niet gelijktijdig
met de alarmknipperlichten gebruiken.
OPMERKING
Wanneer de motor niet draait, laat dan de
alarmknipperlichten niet langer ingeschakeld
dan nodig is, om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
Regelbare dashboardverlichting
De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden geregeld door aan de knop te
draaien.
Als de lichtsterkte van de dashboardverlichting
maximaal is, zal de lichtsterkte niet worden
gedimd als de verlichting is ingeschakeld.