Download Print deze pagina

Toyota RAV4 2009 Instructieboekje pagina 417

Advertenties

406
STARTEN EN RIJDEN
BANDEN
D
Overtuig u ervan dat de banden de juiste
spanning hebben. Zie bladzijde 486 in
hoofdstuk 7--2 en bladzijde 523 in hoofdstuk
8 voor aanwijzingen.
D
De banden van de aanhangwagen dienen te
zijn opgepompt tot de door de fabrikant van
de aanhangwagen voorgeschreven waarde.
VERLICHTING
D
Controleer vóór het rijden of alle verlichting
van de aanhangwagen correct functioneert.
Uw dealer kan voor een juiste aansluiting
van de verlichting zorgdragen.
INRIJDEN
D
Toyota raadt u aan bij een nieuwe auto en
als een onderdeel in de aandrijflijn (motor,
transmissie, differentieel, wiellager, enz.) is
vervangen, de eerste 800 km geen aan-
hangwagen te trekken.
ONDERHOUD
D
Als veelvuldig een aanhangwagen wordt
getrokken, heeft uw auto frequenter onder-
houd nodig.
D
Controleer alle bouten van de trekhaak op
vastzitten na ongeveer 1.000 km rijden met
een aanhangwagen.
CONTROLES VOOR HET RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
D
Zorg ervoor dat de maximale kogeldruk niet
wordt overschreden. Hoe hoger de kogel-
druk, des te zwaarder de auto wordt belast.
Overschrijd de maximale achterasbelasting
niet.
D
Zorg dat de lading van de aanhangwagen
goed vastligt, zodat deze niet kan gaan
schuiven.
D
Als het verkeer achter de aanhangwagen
met de standaard spiegels niet meer kan
worden gezien, monteer dan speciale cara-
vanspiegels. Beide buitenspiegels dienen te
worden gemonteerd op wegklapbare armen
en zodanig te worden afgesteld dat te allen
tijde een goed zicht naar achteren wordt
verkregen.
AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN MET
EEN AANHANGWAGEN
Bij het rijden met een aanhangwagen zal uw
auto anders reageren dan u gewend bent.
De drie belangrijkste oorzaken van ongeval-
len met aanhangwagens zijn fouten van de
bestuurder, een te hoge snelheid en onjuis-
te belading. Houd de volgende punten in
gedachte bij het trekken van een aanhang-
wagen:
D
Controleer vóór het wegrijden de werking
van alle verlichting. Herhaal deze controle
na enige tijd rijden. Probeer, alvorens in het
normale verkeer een aanhangwagen te
trekken, op een stille weg vertrouwd te ra-
ken met de combinatie van auto en aan-
hangwagen door bochten te maken, te rem-
men en achteruit te rijden.
D
De remweg van de auto zal met een aan-
hangwagen langer zijn dan wanneer er zon-
der aanhangwagen wordt gereden. Houd
daarom meer afstand tot uw voorganger.
Voorkom plotseling remmen, omdat u hier-
door in een slip kunt raken, waardoor de
aanhangwagen kan scharen ten opzichte
van de auto. Let hier vooral op bij natte of
gladde wegen.
D
Rijd niet te snel weg en voorkom plotseling
accelereren. Voorkom dat de koppeling
(handgeschakelde transmissie) bij het weg-
rijden overmatig slipt. Rijd altijd in de eerste
versnelling weg.

Advertenties

loading