54
SLEUTELS EN PORTIEREN
SCHAKELAAR VOOR UITSCHAKELEN
INBRAAKSENSOR
Druk op de uitschakelknop om de inbraak-
sensor uit te schakelen.
De inbraaksensor kan worden uitgeschakeld
om onder de volgende omstandigheden vals
alarm te voorkomen:
D
Er bevinden zich nog personen of huisdie-
ren in de auto.
D
Wanneer een portierruit of het schuif--/kan-
teldak geopend blijft.
D
Bij het parkeren in een lawaaiige omgeving
of op een parkeerdek.
D
Wanneer de carrosserie of een van de rui-
ten van buitenaf blootgesteld wordt aan een
hevige schok. (zoals in een wasstraat met
hogedrukreiniging)
D
Bij het vervoeren op een autoambulance.
D
IJs of sneeuw wordt verwijderd waardoor
de auto is blootgesteld aan trillingen.
D
De wind zorgt ervoor dat een losse raam-
folie beweegt.
D
Er bevinden zich onstabiele voorwerpen,
zoals bijvoorbeeld bungelende accessoires
of kleding aan kledinghaakjes, in de auto.
Uitschakelen van de inbraaksensor
1. Druk de schakelaar op de dakconsole in.
Het controlelampje antidiefstalsysteem gaat
gedurende 5 minuten snel knipperen.
2. Stel het antidiefstalsysteem in werking ter-
wijl het controlelampje knippert.
De inbraaksensor is uitgeschakeld zolang het
systeem op scherp staat.