128
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN
WAARSCHUWING
D
Gebruik geen zitje op de achterbank als
dit het vergrendelen van de rugleuning
van een voorstoel verhindert. Anders kan
het kind of de inzittende op de voorstoel
ernstig letsel oplopen bij plotseling rem-
men of een aanrijding.
D
Plaats het zitje aan de passagierszijde van
de achterbank wanneer door de positie
van de bestuurdersstoel niet voldoende
ruimte overblijft. Een zitje dat op de ach-
terbank is geplaatst mag de rugleuning
van de voorstoel niet raken.
Zelfde
stand
D
Zet beide zittingen in de achterste stand
en alle rugleuningen in dezelfde stand
wanneer een kinderzitje in het midden op
de achterbank wordt geplaatst. Anders
kan het zitje niet stevig vast worden gezet
en kan bij een aanrijding ernstig letsel met
fatale gevolgen optreden.
Zelfde
hoek