Download Print deze pagina

Toyota RAV4 2009 Instructieboekje pagina 407

Advertenties

396
STARTEN EN RIJDEN
VOOR HET STARTEN
De buitenkant van de auto
Banden (inclusief reservewiel). Controleer de
spanning van alle banden met behulp van een
bandenspanningsmeter en kijk goed of u insnij-
dingen, beschadigingen of abnormale slijtage
ziet.
Wielmoeren. Overtuig u ervan dat er geen
moeren ontbreken en dat ze allemaal goed
vastzitten.
Vloeistoflekkages. Als de auto enige tijd ge-
parkeerd heeft gestaan, controleer dan onder
de auto of lekkage van olie, brandstof, water of
andere vloeistof heeft plaatsgevonden. (Na ge-
bruik van de airconditioning is waterlekkage
normaal.)
Verlichting. Controleer de werking van alle
lampen. Controleer ook de afstelling van de
koplampen.
In de auto
Krik en wielmoersleutel. Overtuig u ervan dat
krik en wielmoersleutel in de auto aanwezig
zijn.
Veiligheidsgordels. Controleer of de sluitingen
goed werken. Controleer of de gordels niet ver-
sleten of gerafeld zijn.
Instrumenten en bedieningsorganen. Let
erop dat de waarschuwingslampjes, instrumen-
tenverlichting en de voorruitontwaseming goed
werken.
Remmen. Overtuig u ervan dat het rempedaal
enige speling heeft.
In de motorruimte
Reservezekeringen. Wees er zeker van dat u
reservezekeringen bij u hebt. Zorg ervoor dat u
van alle voorkomende stroomsterktes reserve-
zekeringen bij u hebt (zie het deksel van het
zekeringenkastje).
Koelvloeistofniveau. Controleer of het niveau
van de koelvloeistof goed is. (Zie bladzijde 484
in hoofdstuk 7--2 voor meer informatie.)
Accu en kabels. Controleer de toestand van
de accuvloeistof met behulp van de conditie--
indicatie aan de bovenzijde. Controleer of de
accupolen en klemmen goed schoon zijn en de
klemmen goed vastzitten. Let ook op scheur-
tjes in de accubak. Controleer of de accuka-
bels in goede staat verkeren en goed zijn aan-
gesloten.
Bedrading. Controleer of er draden zijn be-
schadigd of losgeraakt.
Brandstofleidingen. Controleer de leidingen
op lekkage en losse verbindingen.
NA HET STARTEN
Uitlaatsysteem. Luister of het geluid niet af-
wijkt van normaal en controleer of u geen uit-
laatgassen ruikt. Laat een eventuele lekkage
onmiddellijk verhelpen. (Zie "Belangrijke waar-
schuwingen voor uitlaatgassen" op bladzijde
371 in hoofdstuk 2.)
Motoroliepeil. Stop de motor en controleer het
motoroliepeil terwijl de auto horizontaal staat.
(Zie bladzijde 480 in hoofdstuk 7--2 voor meer
informatie.)
TIJDENS HET RIJDEN
Instrumenten. Controleer of alle meters wer-
ken.
Remmen. Controleer op een veilige plaats of
de auto tijdens remmen niet naar een kant
trekt.
Iets ongewoons? Controleer op loszittende
onderdelen en lekkages. Luister of u abnorma-
le geluiden hoort.
Als alles in orde is, kunt u onbezorgd gaan rij-
den.

Advertenties

loading