ACCU:
hulpaccu moet minstens de capaciteit
(ampère-uur, Ahhebben van de
ontladen accu.
Let erop dat de auto's elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen
met elkaar verbindt) en dat de
ontladen accu goed aangesloten is.
Zet het contact af van uw auto.
Accu in de motorruimte
De accu is niet direct toegankelijk.
Gebruik de aansluiting 1 ( + ) en de
aansluiting 2 ( – ) in de motorruimte.
Til het afdekkapje 3 van aansluiting 1
(+) op.
Sluit de positieve kabel A aan op
aansluiting 1 ( + ) en daarna op de
aansluiting 5 (+) van de hulpaccu.
Sluit de negatieve kabel B aan op
aansluiting 4 ( – ) van de hulpaccu
en daarna op de aansluiting 2 (–).
Start de motor van de hulpauto en laat
deze met een middelmatig toerental
draaien.
Als de motor van uw voertuig niet
onmiddellijk start, zet u het contact af
en wacht u enkele seconden voordat u
de handeling herhaalt.
Ontkoppel bij draaiende motor de
kabels A en B in omgekeerde
volgorde ( 2 - 4 - 5 - 1 ).
Plaats de afdekkap 3 terug op de
aansluiting 1 (+).
Zorg ervoor dat er geen
contact is tussen kabels
A en B en dat positieve
kabel A niet in contact
komt met een metalen onderdeel
in het voertuig dat de stroom
levert.
Risico van letsel en/of
beschadiging van de auto.
P r a k t i s c h e t i p s - 3 8 7
6