BRANDSTOFTANK
Gebruik uitsluitend ongelode benzine.
Het octaangetal (RON) moet
overeenstemmen met de gegevens op
2
de sticker op het brandstoftankklepje 1
416.
Controleer na het tanken,
of de dop en het klepje
gesloten zijn.
Tanken van brandstof
Wanneer het contact uit is, steekt u het
vulpistool zo ver mogelijk naar binnen
voordat u met tanken begint
(spatgevaar).
Houd hem in deze stand tijdens het
tanken.
Als het vulpistool automatisch is
afgeslagen, mag u nog maximaal twee
liter brandstof bijvullen.
Let er op dat bij het tanken geen water
bij de brandstof komt. De klep 1 en
zijn omgeving moeten schoon blijven.
bijzonderheid
Bij het stoppen van de auto gedurende
ongeveer 3 maanden moet u
brandstof toevoegen om te
voorkomen dat de brandstofpomp
beschadigt.
1 4 8 - K e n u w a u t o
Om dit te doen, met het contact uit,
vult u ten minste 5 liter bij. Start
vervolgens de motor om de pomp in
werking te zetten en de brandstof in
het brandstofcircuit te verversen.
Als het niet mogelijk om ten minste 5
liter brandstof toe te voegen vanwege
het brandstofpeil in de tank, rijd dan
door tot de tank de gewenste
capaciteit heeft.
Schade die ontstaan is als gevolg van
het tanken van loodhoudende benzine
wordt niet door de fabrieksgarantie
gedekt.
Om te voorkomen dat er abusievelijk
loodhoudende benzine wordt getankt,
heeft de vulhals een nauwe doorlaat
met een veiligheidssysteem waarin
alleen een vulpistool met ongelode
benzine past.
Als u brandstof wilt
tanken, zet u de motor
uit (dus NIET stand-by
bij voertuigen met de
functie Stop and Start): u moet
het contact UIT zetten 153.
Risico van brand.
Wijzig of repareer niet
zelf het
brandstofsysteem
(rekeneenheden,
bedrading, brandstofcircuit,
inspuitstukken of verstuivers,
beschermkappen) vanwege de
grote gevaren voor de veiligheid
die hierdoor kunnen ontstaan.
Laat deze werkzaamheden
uitsluitend door uw merkdealer
uitvoeren.