Download Print deze pagina

Advertenties

CLIO
instructieboekje

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Renault CLIO 2023

  • Pagina 1 CLIO instructieboekje...
  • Pagina 2 Castrol, exclusive Renault partner Benefit from cutting-edge technology born out of competition to ensure the performance and longevity of your Renault thanks to wide range of engine lubricants developed specially by Renault and Castrol. Renault recommends renault.fr...
  • Pagina 3 Welkom aan boord van uw auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
  • Pagina 4 BUITENKANT Spiegels ➥ 1.110 Elektrische ruiten ➥ 3.20 Ruitenwissers ➥ 1.120 en ➥ 1.125 Ontwasemen ➥ 3.6 en ➥ 3.12 Sleutel/afstandsbediening ➥ 1.11 card ➥ 1.15 portieren vergrendelen, ontgren- delen ➥ 1.27 Onderhoud van de carrosserie ➥ 4.17 Verlichting: werking ➥ 1.112 De banden ➥...
  • Pagina 5 INTERIEUR De juiste zithouding ➥ 1.37 Opbergruimte, indeling interieur ➥ 3.27 Achterbank ➥ 3.34 Hoofdsteun achter ➥ 3.33 Op de voorplaats(en) ➥ 1.34 Hoofdsteunen voor ➥ 1.36 Voor de veiligheid van de kinde- ren ➥ 1.51 Bagageruimte opbergruimte/inde- ling ➥ 3.37...
  • Pagina 6 BESTUURDERSPOSITIE Knoppen boordcomputer ➥ 1.91 Instrumentenpaneel ➥ 1.78 Verlichting buitenkant ➥ 1.112 Multimediascherm ➥ 3.18 Snelheidsregelaar ➥ 2.98 Adaptieve snelheidsregelaar Stop Verwarmde stoel(en) ➥ 1.34 and Go ➥ 2.103 Snelheidsbegrenzer ➥ 2.94 V e r w a r m i n g - / Airconditioningsysteem ➥...
  • Pagina 7 RIJHULPSYSTEMEN Snelheidsbegrenzer ➥ 2.94 ABS (antiblokkeersysteem) ESC (elektronische stabiliteitscontrole) Rembekrachtiging Detectie van verkeersborden ➥ 2.90 Hulp bij wegrijden op een helling ➥ 2.46 Snelheidsregelaar ➥ 2.98 Lane departure warning ➥ 000 Adaptieve snelheidsregelaar Stop and Go ➥ 2.103 Rijstrookassistent ➥ 2.56 Parkeerhulp ➥...
  • Pagina 8 VEILIGHEID IN DE AUTO Voorste Airbags ➥ 1.42 ZijruitAirbags ➥ 1.49 Deactiveren van de passagiersairbag voorin ➥ 1.71 Zijdelingse Airbags ➥ 1.49 Autogordels ➥ 1.37...
  • Pagina 9 EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN Beoordeling van een voertuigidentifica- tienummer ➥ 6.2 Identificatieplaatje ➥ 6.2 Technische informatie voor de hulpdiensten ➥ 6.3 Identificatie van de motor ➥ 6.4 Bandenspanningsetiketten ➥ 2.40 ➥ 4.12...
  • Pagina 10 DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud) remvloeistof ➥ 4.8 Koelvloeistof ➥ 4.8 Dop motoroliereservoir ➥ 4.5 Accu: ➥ 4.14 Peilstaaf motorolie ➥ 4.4 Ruitensproeiervloeistof ➥ 4.8 Motorkap openen ➥ 4.2...
  • Pagina 11 PECHHULP Vervangen van een/de ruiten- Lekke band: wisserblad(en) voorruit ➥ 5.38 gereedschappen ➥ 5.9 Reservewiel ➥ 5.2 Verwisselen van een wiel Vervangen ➥ 5.11 lampen van de koplam- pen ➥ 5.16 Sleeppunt voor ➥ 5.40 Vervangen van het ruiten- wisserblad achter ➥ 5.38 Zekeringen ➥...
  • Pagina 12 DE AUTO MET LPG Starten, stoppen van de motor: auto met sleutel ➥ 2.4 De motor starten en stoppen: auto met kaart ➥ 2.7 Boordcomputer ➥ 2.19 GPL-commando ➥ 2.19  Vullen van LPG ➥ 1.127 0.10...
  • Pagina 13 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG E-Tech hybride voertuig: inleiding ➥ 1.2 Automatisch parkeren ➥ 2.143 E-Tech hybride voertuig: werking ➥ 1.6 E-Tech hybride voertuig: belangrijke adviezen ➥ 1.10 Controleen waarschuwingslampjes ➥ 1.78 Displays en meters ➥ 1.84 Econometer ➥ 2.29 Koelvloeistof ➥ 4.8 Accu’s ➥...
  • Pagina 14 Hoofdstuk Ken uw auto  ..............Rijden  ................Comfort  ................ Onderhoud  ..............Praktische tips ............. Technische gegevens  ..........Alfabetische inhoudsopgave  ........0.12...
  • Pagina 15 Hoofdstuk 1: Kennismaken met uw voertuig E-Tech hybride voertuigsysteem: inleiding, werking, belangrijke adviezen ......Sleutel, afstandsbediening radio: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling .
  • Pagina 16 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: inleiding (1/4) 1 12 V-hulpaccu 2 230V-tractiebatterij 3 Oranje elektrische bedrading 4 Elektrische motor 5 Verbrandingsmotor...
  • Pagina 17 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: inleiding (2/4) Opm.: de 12V-hulpaccu doet niet mee als Het E-Tech hybride systeem gebruikt een Deze batterij ontlaadt bij gebruik, zoals elke elektromotor om de prestaties van de ver- andere batterij. de motor wordt gestart. Dit wordt verzorgd brandingsmotor te verbeteren (versnelling, door het E-Tech hybride systeem.
  • Pagina 18 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: inleiding (3/4) Elektrisch 230V-circuit Het symbool A lokaliseert de elektrische ele- menten van uw auto die risico’s voor uw vei- Het elektrisch 230V-circuit is te herkennen ligheid met zich kunnen meebrengen. aan de oranje bedrading 9 en aan de onder- ṑ...
  • Pagina 19 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: inleiding (4/4) Geluid Voetgangersclaxon E-Tech hybride voertuigen zijn bijzonder stil Met de voetgangersclaxon kunt u andere in de elektrische bedrijfsmodus. weggebruikers waarschuwen, met name voetgangers en fietsers. U bent er nog niet aan gewend, en de andere weggebruikers zijn dat evenmin.
  • Pagina 20 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: werking (1/4) Het E-Tech hybride systeem selecteert de verbrandingsmotor en/of de elektromotor op basis van de rijstijl (soepel, sportief enz), de verkeerssituatie en de gekozen rijmo- dus (zie de informatie op “MULTI-SENSE” in hoofdstuk 3 van de instructieboekje. Diepe plassen, overstromingen: Rijd niet verder als het water op de weg hoger staat dan de on-...
  • Pagina 21 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: werking (2/4) Opmerking: een combinatie van verschil- lende stromen is mogelijk (bijv. een combi- natie van stroom A en stroom B betekent dat zowel de verbrandingsmotor als de elektro- motor het voertuig aandrijven). Stroom C “Energieterugwinning” Wanneer u het gaspedaal loslaat of het rem- pedaal indrukt, zet de elektromotor en/of het regeneratieve remsysteem de energie die wordt geproduceerd door de vertraging van...
  • Pagina 22 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: werking (3/4) Druk op de schakelaar 3. Het controlelampje van schakelaar 3 ver-  schijnt en het controlelampje 2 ver- schijnt op het instrumentenpaneel. Anders verschijnt het bericht “EV niet be- schikbaar” op het instrumentenpaneel. Druk nogmaals op de schakelaar 3 om de volledig elektrische modus uit te schakelen.
  • Pagina 23 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: werking (4/4) Zorg dat u de luchtopening niet blok- keert 4. Ventilatierooster 4 Als de ventilatieopening wordt geblok- Zorg dat er geen objecten of vloeistoffen te- keerd (bijv. door een object dat erop recht komen in de ventilatieopening 4. wordt geplaatst), kan de tractiebatterij oververhit raken en de werking van de Neem contact op met een erkende dealer...
  • Pagina 24 E-TECH HYBRIDE VOERTUIG: belangrijke adviezen Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeval of botsing tegen de onderkant van de auto (bijv.
  • Pagina 25 SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door organen te bedienen zoals 1 Vergrendelen van alle portieren...
  • Pagina 26 SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2) Bereik van de FM- afstandsbediening Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let er bij het vasthouden van de afstandsbe- diening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. Opmerking: als een portier of de kofferbak open is of niet goed is gesloten, wordt de vergrendeling niet uitgevoerd.
  • Pagina 27 FM-AFSTANDSBEDIENING gebruik Ontgrendelen van de portieren De auto kan met de afstandsbediening A worden vergrendeld of ontgrendeld. Met een druk op knop 2 kunnen de portieren Deze wordt gevoed door een batterij die kan ontgrendeld worden. worden vervangen. ➥ 5.23. Het ontgrendelen wordt aangeduid met één keer knipperen van de alarmknipper- lichten en de knipperlichten.
  • Pagina 28 FM-AFSTANDSBEDIENING: extra portiervergrendeling Om de extra portiervergrendeling in te schakelen Drukt u twee keer snel achter elkaar op knop 1. Het vergrendelen wordt bevestigd doordat de alarmknipperlichten en de zijknipperlich- ten twee keer traag en drie keer snel knip- peren. Afhankelijk van de auto worden de buiten- spiegels automatisch ingeklapt bij het ver- grendelen van de auto.
  • Pagina 29 KAART: algemeen (1/3) Met de kaart kunt u: Bereik van de card – de portieren, de achterklep en de tan- Het bereik van de afstandsbediening wordt kdopklep vergrendelen/ontgrendelen beïnvloed door de omgeving. Let er op dat (raadpleeg de volgende bladzijdes); de portieren niet per ongeluk worden ver- grendeld of ontgrendeld doordat u onopzet- –...
  • Pagina 30 KAART: algemeen (2/3) Advies Stel de kaart niet bloot aan warmte, koude of vocht. Bewaar de kaart niet op een plek waar Verantwoordelijkheid van deze verbogen of beschadigd kan raken, de bestuurder tijdens het bijvoorbeeld als u op de kaart gaat zitten parkeren of stoppen van de als deze in uw achterzak zit.
  • Pagina 31 KAART: algemeen (3/3) Riem aanbrengen 7 Steek de riem in het onderdeel 8 en steek het uiteinde van de riem door de gesp. Schuif de behuizing achter 5 omlaag terwijl u Plaats de riem bij de opening 6 en sluit het op de zone A drukt.
  • Pagina 32 HANDSFREE KAART: gebruik (1/4) De handsfree-functie uit- of inschakelen Laat nooit een kaart in de auto Afhankelijk van de auto kunt u de ontgren- liggen als u de auto verlaat. deling bij het naderen van de auto en ver- grendeling bij het weglopen van de auto uit-/ inschakelen.
  • Pagina 33 HANDSFREE KAART: gebruik (2/4) Handsfree ontgrendeling bij het Handsfree vergrendelen terwijl Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen de toegangszone 1 blijft, wordt de vergren- naderen van de auto; men van de auto wegloopt deling op afstand uitgeschakeld. Om de auto Als de kaart in de toegangszone 1 is, wordt Als u van de auto wegloopt met de kaart bij te ontgrendelen, drukt u op de knop 3.
  • Pagina 34 HANDSFREE KAART: gebruik (3/4) Bijzonderheden met betrekking tot het ontgrendelen In bepaalde omstandigheden wordt ontgren- deling bij benadering van het voertuig uitge- schakeld: – na acht dagen zonder gebruik van het voertuig; – als de kaart dicht bij het gebied 1 van het voertuig blijft gedurende ongeveer vijf mi- nuten nadat het voertuig is vergren- deld ;...
  • Pagina 35 HANDSFREE KAART: gebruik (4/4) Vergrendelen met de kaart Druk, met de portieren en de bagageruimte gesloten, op de knop 3: de auto wordt ver- grendeld. U kunt zien dat de auto is vergrendeld door- dat de alarmknipperlichten tweemaal knip- peren en vervolgens gedurende ongeveer vier seconden branden;...
  • Pagina 36 HANDSFREE KAART: VERGRENDELING Om de extra portiervergrendeling in te schakelen Drukt u twee keer snel achter elkaar op knop 2. Het vergrendelen wordt bevestigd doordat de alarmknipperlichten en de zijknipperlich- ten twee keer traag en drie keer snel knip- peren. Afhankelijk van de auto worden de buiten- spiegels automatisch ingeklapt bij het ver- grendelen van de auto ➥...
  • Pagina 37 DIGITALE SLEUTEL (1/4) Werkingsomstandigheden Een digitale sleutel uitlenen Afhankelijk van het land en het abonnement kunt u een digitale sleutel voor uw auto in- Activeer Bluetooth® op uw smartphone en Ga vanuit de app van de fabrikant naar het stalleren op uw smartphone. open vervolgens de app om toegang te krij- menu “Share Virtual Key”...
  • Pagina 38 DIGITALE SLEUTEL (2/4) In-/uitschakelen via het De portieren, bagageruimte, Deze functies zijn: multimediascherm extra portiervergrendeling – vergrendelen/ontgrendelen van alle klep- of afstandsbediening van de pen en portieren: zie “Handsfree kaart: De functie “Digitale sleutel” kan worden ge- gebruiken” ➥ 1.18; verlichting ver-/ontgrendelen deactiveerd en weer geactiveerd zodat het voertuig niet communiceert met een digitale...
  • Pagina 39 DIGITALE SLEUTEL (3/4) Bij starten/stoppen van de motor, controleert het systeem eerst of de smartphone aanwe- zig is in de plaatsingszone 1. Zie voor meer informatie “Starten en stop- pen van de motor” ➥ 2.7. De smartphone moet gedurende de hele rit in de auto blijven.
  • Pagina 40 DIGITALE SLEUTEL (4/4) Speciale functies van de digitale sleutel – Om de digitale sleutel actief te houden, moet de betreffende smartphone ten minste eenmaal per 48 uur verbonden zijn met het internet (via WI-FI of mobiel netwerk). Verbind uw smartphone anders een paar minuten met internet, zodat de digitale sleutel opnieuw kan worden ge- activeerd.
  • Pagina 41 VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/4) Als de afstandsbediening of, afhankelijk van de auto, de kaart niet werkt In bepaalde gevallen werken de FM- afstandsbediening of de kaart niet: – batterij van de FM-afstandsbediening of kaart leeg, accu van de auto ontladen, enz;...
  • Pagina 42 VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/4) Gebruik van de sleutel die in de Auto’s met sleutel, kaart is ingebouwd afstandsbediening – Steek het uiteinde van de sleutel 2 in de Gebruik van de sleutel uitsparing 3 onder aan het afdekkapje B –...
  • Pagina 43 VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/4) Handmatig vergrendelen van de Schakelaar voor het portieren vergrendelen/ontgrendelen van de portieren van binnenuit Verdraai, met open portier, de schroef 5 (met behulp van het uiteinde van de sleutel) De schakelaar 6 bedient gelijktijdig de por- en sluit het portier.
  • Pagina 44 VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (4/4) Controlelampje van de Vergrendelen van de portieren portiervergrendeling zonder kaart of sleutel Wanneer het contact aan is, geeft het 6 Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de waarschuwingslampje in de schakelaar de kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz. staat van de portiervergrendeling aan: Druk met de motor uit en een portier of de –...
  • Pagina 45 PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2) Openen van buitenaf Openen van binnenuit Achterdeuren Trek met de portieren ontgrendeld aan de Trek aan de handgreep 3. Voorportieren handgreep 2. Als de portieren ontgrendeld zijn of u de kaart bij u draagt, houd de handgreep 1 vast en trek deze naar u toe.
  • Pagina 46 PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2) Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog Als bij het openen van een voorportier de lichten nog branden terwijl het contact is af- gezet dan klinkt er een signaal om u te waar- schuwen. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het Waarschuwing portier vergeten parkeren of stoppen van de te sluiten...
  • Pagina 47 AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN storingen NB: na het openen/sluiten van een portier, vergrendelt dit weer automatisch zodra de Als u een storing constateert (geen automa- auto 10 km/u rijdt; tische vergrendeling, het 1 lampje in waar- schuwingsschakelaar licht niet op wanneer Inschakelen/Uitschakelen van de portieren en de achterklep zijn vergren- deld, enz.), controleert u of de automatische...
  • Pagina 48 VOORSTOELEN (1/2) Rugleuning verstellen Trek de handgreep 2 of 4 omhoog en zet de rugleuning in de gewenste stand. Laat dan de handgreep los en controleer de vergrendeling. Controleer na het afstellen of de rugleuningen goed zijn ver- grendeld. Vooruit of achteruit schuiven Armsteun in het midden 5 van de stoel (afhankelijk van de auto)
  • Pagina 49 VOORSTOELEN (2/2) storingen Wanneer er een storing wordt gedetecteerd, gaan de waarschuwingslampjes van de schakelaar 6 voor de betreffende stoel na ongeveer vijf seconden uit. Ga naar een merkdealer. Stoelverwarming Contact aan: – Als u de eerste keer op de schakelaar 6 op de gewenste stoel drukt, wordt de hoge stand van het verwarmingssysteem geactiveerd.
  • Pagina 50 HOOFDSTEUNEN VOOR Verwijderen van de hoofdsteun Zet deze in de hoogste stand (zet de rug- leuning indien nodig schuin naar achteren). Wanneer de hoofdsteun in de hoogste stand staat, drukt u op de knop 2 en trekt u de hoofdsteun omhoog tot deze vrij komt. Hoofdsteun terugplaatsen Controleer of de poten van de hoofdsteun 3 schoon zijn.
  • Pagina 51 AUTOGORDELS (1/5) De juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- del. Het niet dragen van de gordel is ge- – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben). te houden aan de wetgeving van het land Dit is belangrijk voor een goede onder- waarin u zich bevindt...
  • Pagina 52 AUTOGORDELS (2/5) Vergrendelen – plaats de schouderriem 1 zo dicht mo- gelijk bij de basis van de nek zonder dat Trek de riem langzaam en rustig over u deze er daadwerkelijk tegenaan rust (pas heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con- eventueel de hoogte van de veiligheids- troleer de vergrendeling door aan de gesp 3 gordel aan, indien aanwezig) en zorg...
  • Pagina 53 AUTOGORDELS (3/5) ß Waarschuwingslampje autogor- Ook het pictogram 6 verschijnt gedurende del van de bestuurder vergeten ongeveer 60 seconden telkens wanneer een en, afhankelijk van de auto, van de voor- van de veiligheidsgordels achter wordt vast- passagier of losgemaakt. Dit verschijnt op het centrale display wan- Wanneer de voertuigsnelheid 20 km/u be- neer het contact wordt ingeschakeld terwijl reikt of overschrijdt en een van de veilig-...
  • Pagina 54 AUTOGORDELS (4/5) Hoogteverstelling van de gordel Autogordels achter 8 van de voorstoelen Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- Verplaats de knop 7 om de hoogte van de ste gordels. gordel zo af te stellen dat de riem van de borstkas loopt zoals hiervoor is aangege- ven.
  • Pagina 55 AUTOGORDELS (5/5) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
  • Pagina 56 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel; – Het is streng verboden zelf –...
  • Pagina 57 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6) Krachtbegrenzer Airbags van bestuurder en passagier voorin Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Deze bevinden zich bij de linker en rechter werking om de kracht die de gordel op het li- voorstoel.
  • Pagina 58 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6) Storingen å Dit controlelampje verschijnt als de motor wordt gestart; het verdwijnt weer na ongeveer drie seconden. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.
  • Pagina 59 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6) De volgende gevallen activeren de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
  • Pagina 60 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6) In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden bestaat het – aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- gordelspanners of de airbags in werking gevaar dat de gordelspanners ofairbags of achterkant van de auto; treden: niet geactiveerd worden: –...
  • Pagina 61 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
  • Pagina 62 AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – Gordelspanners in het oprolmecha- aanrijding. nisme (gordels aan de zijkant); – Het is streng verboden zelf – Krachtbegrenzers voor bescherming werkzaamheden uit te voeren aan van de borstkas.
  • Pagina 63 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zij Airbag Dit is een airbag die aan de kant van het por- tier ondergebracht is in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de inzittenden te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Zijruit Airbag Dit type airbag wordt (afhankelijk van de auto) boven langs de zijkant van de auto ge-...
  • Pagina 64 AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
  • Pagina 65 KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert.
  • Pagina 66 KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- De bescherming die het kinderzitje biedt is structies. Neem, bij problemen met het in- afhankelijk van zijn capaciteit om het kind stalleren, contact op met de fabrikant van de vast te houden en van de installatie ervan.
  • Pagina 67 KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de een voorwaarts gerichte zitje reizen.
  • Pagina 68 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3) Bevestiging met de autogordel Er zijn twee bevestigingssystemen voor kinderzitjes: met de autogordel of met het De autogordel moet worden afgesteld om ISOFIX systeem. goed te kunnen werken bij krachtig remmen of bij een botsing.
  • Pagina 69 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3) Bevestiging met ISOFIX systeem Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren- dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge- garandeert een gemakkelijke, snelle en vei- standaardiseerd volgens de huidige regel- lige montage.
  • Pagina 70 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3) De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere voorwerpen op deze veranke- ringspunten. Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
  • Pagina 71 KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (1/2) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- De genoemde types kinderzitjes zijn niet Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden Op het schema overal leverbaar. Controleer, voordat u een mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien op de volgende bladzijde ziet u waar u een ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of nodig naar voren (voor de nodige ruimte op...
  • Pagina 72 KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Op middelste zitplaats achter Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter- stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- Controleer of de gordel geschikt is voor de ➥...
  • Pagina 73 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/6) Overzicht van de installatie vijfdeursuitvoering ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. ² Plaats verboden voor het installe- ren van een kinderzitje. Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel ¬...
  • Pagina 74 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Uitvoering vijf zitplaatsen Zitplaats voorin passagier Zitplaatsen Achterplaats Type kinderzitje Gewicht van het kind achter aan de midden Zonder airbag of met Met ingeschakelde...
  • Pagina 75 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/6) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het gemonteerd kan worden.
  • Pagina 76 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (4/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Société-uitvoeringen Zitplaats voorin passagier Type kinderzitje Gewicht van het kind Zonder airbag of met Met ingeschakelde airbag uitgeschakelde airbag Reiswieg dwars <...
  • Pagina 77 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (5/6) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het gemonteerd kan worden.
  • Pagina 78 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (6/6) Overzicht van de installatie in de Société-uitvoering ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. ² Plaats verboden voor het installe- ren van een kinderzitje. Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel ¬...
  • Pagina 79 KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (1/6) Overzicht van de installatie vijfdeursuitvoering Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging  Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor- uit.
  • Pagina 80 KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (2/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Passagiersstoel voorin Grootte van Zitplaatsen Gewicht van Zitplaats Zonder Type kinderzitje het ISOFIX achter aan de het kind midden achter...
  • Pagina 81 KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (3/6) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden. i-U = Geschikt voor “universele”...
  • Pagina 82 KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (4/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Société-uitvoeringen Passagiersstoel voorin Grootte van het Type kinderzitje Gewicht van het kind ISOFIX zitje Zonder airbag of met Met ingeschakelde airbag...
  • Pagina 83 KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (5/6) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden. i-U = Geschikt voor “universele”...
  • Pagina 84 KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (6/6) Overzicht van de installatie in de Société-uitvoering Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging  Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor- uit.
  • Pagina 85 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3) De passagiersairbag voorin mag alleen worden geacti- veerd of gedeactiveerd wan- neer de auto stilstaat met het contact uit. Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten å © de controlelampjes Om de staat van de airbag weer in over- eenstemming te brengen met de stand van de grendel, zet u het contact uit en...
  • Pagina 86 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin...
  • Pagina 87 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken.
  • Pagina 88 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2) 1.74...
  • Pagina 89 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatieroosters links en rechts. 9 Schakelaars voor: 16 Handrem. 2 Schakelaar voor: – stoelverwarming voor; 17 Houder voor handsfree kaart –...
  • Pagina 90 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2 1.76...
  • Pagina 91 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2 De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatieroosters links en rechts. 8 Hoofdschakelaar en knoppen van de 14 LPG-schakelaar. 2 Plaats passagiersairbag. functies snelheidsregelaar/-begren- 15 Hoogte- en diepteverstelling van het 3 Bediening van de verwarming of de air- zer, adaptieve snelheidsregelaar en rij-...
  • Pagina 92 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voor uw eigen veiligheid dwingt het waarschuwings- ® lampje u onmiddellijk te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Stop de motor en start deze niet op- nieuw.
  • Pagina 93 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. š å Controlelampje markeringslicht Richtingaanwijzerairbag Waarschuwingslampje storing remsysteem Het licht op bij het aanzetten van á Controlelampje grootlicht het contact of het starten van de motor en Het licht op bij het aanzetten van het contact dooft binnen enkele seconden.
  • Pagina 94 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. À  Waarschuwingslampje oliedruk Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje © Het licht op bij het aanzetten van Als dit tijdens het rijden rood wordt Dit gaat branden wanneer het con- ®...
  • Pagina 95 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. É Waarschuwingslampje antiblok- Controlelampje voorverwar- Waarschuwingslampje brand- keersysteem ming (dieselmotor) stofpeil Het licht op bij het aanzetten van het contact Met contact aan, moet het oplichten.
  • Pagina 96 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Ô  Waarschuwingslampje koel- Controlelampje van de snel- vloeistoftemperatuur heidsbegrenzer ➥ 2.94  Dit licht blauw op wanneer u het contact Waarschuwingslampje snel- aanzet of de motor start.
  • Pagina 97 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (6/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.   Waarschuwingslampjes Controlelampje storing tractie- Controlelampje elektrische be- batterij drijfsmodus specifiek voor de E-Tech hybride versie Als dit lampje samen met het controlelampje Dit verschijnt wanneer het voertuig alleen ©...
  • Pagina 98 DISPLAYS EN METERS (1/7) Instrumentenpaneel A Toerenteller 2 Totaalteller 4 ➥ 1.95 (schaalverdeling × 1000) Dit gaat branden wanneer het contact wordt Deze wordt op een andere manier weerge- Boordcomputer 5 ➥ 1.91 ingeschakeld. Het oplichten van sommige geven volgens de gekozen instelling op het controlelampjes gaat vergezeld van een instrumentenpaneel.
  • Pagina 99 DISPLAYS EN METERS (2/7) Koelvloeistoftemperatuurmeter 9 Brandstofpeilmeter 10 Bij normaal gebruik, moet de meter 9 voor Als het minimumpeil is bereikt, licht het de zone 8 blijven. waarschuwingslampje in de meter Bij intensief gebruik kan de indicator in de oranje op en klinkt een geluidssignaal. buurt van de zone komen.
  • Pagina 100 DISPLAYS EN METERS (3/7) Instrumentenpaneel B Geluidssignaal snelheidsverklikker Bij intensief gebruik kan de indicator in de Afhankelijk van de auto en het land wordt buurt van de zone komen.  Dit gaat branden wanneer het contact wordt Dit is alleen ernstig als het controlelampje ®...
  • Pagina 101 DISPLAYS EN METERS (4/7) 25 24 23 26 27 28 Multimedia-informatie 19 Brandstofpeilmeter 21 Waarschuwingslampje stop on- middellijk 26 ➥ 1.78 Afhankelijk van de auto kunt u informatie van Als het minimumpeil is bereikt, wordt het het multimediascherm weergeven (kompas, Controlelampje detectie handen op waarschuwingslampje dat is opgeno-...
  • Pagina 102 DISPLAYS EN METERS (5/7) E-Tech hybride versie Stop indien mogelijk het voertuig, als de ver- keersomstandigheden het toelaten. Laat de verbrandingsmotor draaien totdat de Instrumentenpaneel B waarschuwingslampjes verdwijnen. Dit gaat branden wanneer het contact wordt Dit is nodig om de tractiebatterij op te laden. ingeschakeld.
  • Pagina 103 DISPLAYS EN METERS (6/7) Brandstofpeilmeter 39 Temperatuurweergave Energie-indicator 34 ➥ 1.6 verbrandingsmotor 41 Als het minimumpeil is bereikt, licht het Verbruiksmeter 35 ➥ 2.29 Druk op de 43 schakelaar voor toegang Geselecteerde rijmodus 36 ➥ 3.2 waarschuwingslampje in de meter tot de wereld “Voertuig”...
  • Pagina 104 DISPLAYS EN METERS (7/7) – Druk op 44 of 45 tot u bij “INSTRUM. PANEEL” bent en druk dan op de scha- kelaar 42 “OK”; – druk herhaaldelijk op 44 of 45 om naar “Eenheid: km/h” (of “Eenheid: mph”, indien nodig) te gaan en druk vervolgens op de schakelaar 42 “OK”;...
  • Pagina 105 BOORDCOMPUTER: algemene informatie (1/4) Boordcomputer A of B Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de volgende functies: – afgelegde afstand; – gegevens van de reis; – informatieboodschappen; – storingsboodschappen (in combinatie © met het controlelampje – alarmboodschappen (in combinatie met ®...
  • Pagina 106 BOORDCOMPUTER: algemene informatie (2/4) Auto uitgerust met boordcomputer A De functies worden verdeeld over zones 1, 2 en 3. De positie van de zones varieert afhankelijk van de rijstijl geselecteerd. Zone 3 betreft rijhulpmiddelen en kan niet worden aangepast. Druk op de schakelaar 4 om te wisselen tussen de zones 1 en 2, en selecteer de functies door herhaaldelijk te drukken op 5 of 6.
  • Pagina 107 BOORDCOMPUTER: algemene informatie (3/4) Auto uitgerust met boordcomputer B U ziet de functies in de menu’s 8 en 9. Druk op de schakelaar 4 om tussen de zones te bladeren en de functies te selec- teren door herhaaldelijk op de schakelaar 5 of 6 te drukken.
  • Pagina 108 BOORDCOMPUTER: algemene informatie (4/4) Betekenis van de waarden Selecties gedurende de eerste paar (het display hangt af van de uitvoering van kilometer na een nulinstelling de auto en het land) a) Functieoverzicht, storings- en informatie- De waarden van gemiddeld verbruik, bereik berichten;...
  • Pagina 109 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding a) Functieoverzicht. Aanduiding achtereenvolgens: Geen bericht in geheugen –...
  • Pagina 110 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Gemiddeld LPG d) Gemiddeld LPG-verbruik –-.- L/100 Autonomie LPG Geschat bereik met de resterende LPG.
  • Pagina 111 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Bandendruk init. f) reset van de bandenspanning lang drukken ➥...
  • Pagina 112 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de ingebouwde onderhoudsboodschap f) Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of olieverversing. Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt Onderhoudsbeurt binnen Met het contact aan en een stilstaande motor, toegang tot de informatie...
  • Pagina 113 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (5/5) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de boodschap afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (vervolg) f) Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of olieverversing.
  • Pagina 114 BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding “Parkeerrem aangetrokken” Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet. “Draai stuurwiel + START”...
  • Pagina 115 BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen © Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt. Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het ©...
  • Pagina 116 BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te bren- gen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Hierna krijgt u voorbeelden van waarschuwingen.
  • Pagina 117 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/3) Selecteer een menu en vervolgens de func- d) “Welkom”: tie die moet worden gewijzigd (de weergave – Welkom buitenkant; hangt af van de uitrusting en het land van – Automatische uitklappen van de spie- de auto): gels;...
  • Pagina 118 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/3) Selecteer met 4 of 5 de te wijzigen functie – Snelheidswaarschuwing; en bevestig vervolgens door te drukken op – vermoeidheidswaarschuwing; “OK” (het display kan afwijken afhankelijk – Afstandwaarschuwing van de uitrusting en het land): “VERLICHTING”: –...
  • Pagina 119 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (3/3) Als u een van de keuzes “PARKEER ASSIST.” of “INSTRUM.PANEEL” selec- teert, krijgt u opnieuw een selectie (geluids- volume van de parkeerhulp of taal van het instrumentenpaneel). Bepaal in dat geval uw keuze en bevestig deze door op de schakelaar “7 OK”...
  • Pagina 120 KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2) Stel de tijd in met 3 of 4, druk op 6 “OK” om te bevestigen en stel vervolgens de minuten in met 3 of 4 en druk vervolgens op 6 “OK” om te bevestigen. Druk op de schakelaar 5 om terug te keren naar het vorige menu.
  • Pagina 121 KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2) Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Afhankelijk van de auto, als de elektri- Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en sche voeding onderbroken is geweest +3 °C ligt, knipperen de symbolen °C (waar- (losgenomen accukabel, zekering door- schuwing voor kans op gladheid). gebrand enz.) wordt de klok automatisch weer gelijk gezet na enkele minuten, zodra het systeem weer informatie kan...
  • Pagina 122 STUURWIEL MET STUURBEKRACHTIGING (1/2) Schakel de functie in Druk met het contact aan op de schake- laar 3: het waarschuwingslampje in de scha- kelaar licht op. Uitschakelen van de functie – Automatisch: De functie wordt ongeveer 30 minuten na de verwarmingsfase automatisch uitgescha- keld.
  • Pagina 123 STUURWIEL MET STUURBEKRACHTIGING (2/2) Stuurbekrachtiging Opmerking: de stuurbekrachtiging hangt af van de geselecteerde modus in het menu Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- “MULTI-SENSE” ➥ 3.2. laden is. Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
  • Pagina 124 SPIEGELS (1/2) Elektrisch inklapbare spiegels bijzonderheid De buitenspiegels klappen automatisch uit Wanneer de achteruitkijkspiegel handmatig als de auto wordt ontgrendeld. is in- of uitgeklapt, kan hij worden teruggezet naar een bepaalde gebruiksstand. De spiegels klappen automatisch in bij het vergrendelen van de auto. Dit kan door op de schakelaar 3 te drukken.
  • Pagina 125 SPIEGELS (2/2) Binnenspiegel De binnenspiegel is verstelbaar. Spiegel met knopje 4 Voer deze verstellingen uitslui- Om te voorkomen dat u in het donker ver- tend uit als de auto stilstaat. blind wordt door achter u rijdende voertui- gen, kan het spiegelglas in de nachtstand gekanteld worden met het knopje 4 achter de spiegel.
  • Pagina 126 VERLICHTING EN SIGNALEN (1/6) Afhankelijk van de auto gaan de dimlichten automatisch aan na enkele wisbewegingen van de ruitenwisserbladen. š Markeringslichten Dimlicht Handbediend Draai de ring 2 tot het symbool bij het merkteken 3 staat: Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk- Dit controlelampje op het in-strumentenpa- teken 3 staat: Dit controlelampje op het in- neel licht op.
  • Pagina 127 VERLICHTING EN SIGNALEN (2/6) Tijdens het uitschakelen van het grootlicht Het grootlicht wordt automatisch ontstoken keren de dimlichten automatisch terug in wanneer: hun oorspronkelijke stand. – er weinig licht buiten is; – er geen andere auto of verlichting wordt  Automatisch grootlicht gedetecteerd;...
  • Pagina 128 VERLICHTING EN SIGNALEN (3/6) storingen Wanneer het bericht “Controleer autom ver- lichting” op het instrumentenpaneel ver- schijnt, wordt het systeem uitgeschakeld. Raadpleeg een merkdealer. Het gebruik ‘s nachts van een draagbaar navigatiesysteem op het gedeelte van de voorruit  Automatisch grootlicht onder de camera, kan de wer- king van het automatische grootlichtsys- (vervolg)
  • Pagina 129 VERLICHTING EN SIGNALEN (4/6) Geluidssignaal vergeten Functie welkomst en afscheid verlichting (afhankelijk van de auto) Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan Indien de lichten nog branden nadat de de dagrijverlichting en de markeringslichten motor is uitgeschakeld, klinkt er een sig- achter automatisch aan wanneer card wordt naal bij het openen van het bestuurderspor- gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
  • Pagina 130 VERLICHTING EN SIGNALEN (5/6) Met de motor gestopt, de lichten uit- geschakeld en de ring 2 in stand AUTO, trekt u de hendel 1 naar u toe: de marke- ringslichten en dimlichten schakelen onge- veer 30 seconden in en de controlelampjes š...
  • Pagina 131 VERLICHTING EN SIGNALEN (6/6) Lichten uit Draai de middelste ring 4 opnieuw tot het merkteken 3 tegenover het symbool van de mistlampen staat die u wilt uitschakelen. Het bijbehorende controlelampje op het in- strumentenpaneel dooft. Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan ook de mistlichten voor en achter uit.
  • Pagina 132 CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als waarin u het stuurwiel wilt bewegen. Werking van de sneltoets Verschuif de hendel 1 even omhoog of omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet overschrijdt, en laat hem dan weer los: de hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke stand en het betreffende richtingaanwijzer- lampje knippert drie keer.
  • Pagina 133 KOPLAMPEN AFSTELLEN Voorbeelden van de stand van knop A , afhankelijk van de belasting Bestuurder alleen of met een passagier voorin Alle stoelen bezet 1 of 2 Schakelaar A wordt gebruikt om de hoogte Bestuurder met passagiers en bagage (of van de koplampen aan te passen aan de be- belading) tot de maximaal toegelaten totale 2 of 3...
  • Pagina 134 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (1/5) Auto voorzien van ruitenwisser Bijzonderheid voor met interval Tijdens het rijden, gaat de wisser langza- mer werken als de auto stopt. A een keer wissen Van snel continu wissen naar langzaam con- Door kort te drukken maakt de ruiten- tinu wissen.
  • Pagina 135 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (2/5) Wanneer automatisch wissen is inge- schakeld of de gevoeligheid wordt ver- hoogd, wordt één wisbeweging uitge- voerd. Opmerking: – de regensensor heeft enkel een onder- steunende functie. Bij beperkte zicht- baarheid moet de bestuurder zijn ruiten- wisser handmatig inschakelen.
  • Pagina 136 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (3/5) storingen Bijzonderheid Bij een storing van het automatisch wissen, Tijdens het rijden, gaat de wisser langza- schakelt de ruitenwisser over op wissen met mer werken als de auto stopt. intervallen. Van snel continu wissen naar langzaam con- Roep de hulp in van een merkdealer.
  • Pagina 137 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (4/5) Bijzondere stand van de ruitenwisser voor (onderhoudsstand) In deze stand kunnen de bladen worden op- getild om ze van de voorruit te verwijderen. Dit kan nuttig zijn: – om de bladen te reinigen; – om de bladen van de voorruit los te maken in winterse weersomstandighe- den;...
  • Pagina 138 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (5/5) Opmerking: Bij temperaturen onder nul kan de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de voorruit en het zicht verminderen. Verwarm de voorruit met behulp van de ontwase- mingsschakelaar voordat u ze reinigt. De werking van een ruitenwisserblad Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
  • Pagina 139 ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2) Om de werking te stoppen, laat u opnieuw de ring 3 draaien. Opmerking Wanneer u de auto door een wasstraat rijdt, moet u de ring 3 van de schakelaar 1 in rust- stand zetten om het automatisch wissen uit te zetten.
  • Pagina 140 ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (2/2) Inschakelen/uitschakelen van de Wanneer er zich obstakels op de achterruit achterruitwisser bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui- tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als Wanneer de achteruitversnelling wordt inge- een obstakel de beweging van het blad ver- schakeld, wordt het wissen met intervallen hindert, kan het blad stoppen.
  • Pagina 141 BRANDSTOFTANK (1/5) Soort brandstof Gebruik brandstof van goede kwaliteit die overeenkomt met de normen die in elk land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt met de indicaties op de sticker op klepje 1 ➥ 6.7. Brandstofsoorten die voldoen aan de Europese normen die ook gelden voor de motoren van auto’s die in Europa zijn verkocht: zie tabel ➥...
  • Pagina 142 BRANDSTOFTANK (2/5) Tanken van brandstof Als het niet mogelijk om ten minste 5 liter brandstof toe te voegen vanwege het brand- Wanneer het contact uit is, steekt u het vul- stofpeil in de tank, rijd dan door tot de tank pistool zo ver mogelijk naar binnen voor- de gewenste capaciteit heeft.
  • Pagina 143 BRANDSTOFTANK (3/5) Auto’s met kaart Druk met de kaart in het interieur op de start- Wijzig of repareer niet zelf het knop 4 zonder de pedalen aan te raken. brandstofsysteem (rekeneen- Wacht een paar minuten voordat u de auto heden, bedrading, brandstof- start.
  • Pagina 144 BRANDSTOFTANK (4/5) Bruikbare inhoud van de LPG-tank: on- geveer 32 liter. Tanken van LPG Zet de handrem vast, leg de motor stil, zet het contact uit en doof de lichten. Houd u in ieder geval aan de veiligheids- voorschriften in de tankstations. Afhankelijk van het land moet u voor het tanken de vuladapter 5 op de LPG-vulpijp vastschroeven.
  • Pagina 145 BRANDSTOFTANK (5/5) Afhankelijk van het type station, kan het nodig zijn om de stationknop ingedrukt te houden voordat het tanken begint. Het maximum tankpeil is bereikt wanneer de pomp niet langer LPG afgeeft of wanneer het pompdebiet aanzienlijk afneemt. Zodra u de knop loslaat, stopt de automaat. Maak de vergrendeling los (er kan een beetje gas ontsnappen), haal het vulpistool uit de vulpijp en plaats het op de automaat.
  • Pagina 146 REAGENSTANK (1/4) U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Overtreding van de geldende regelgeving is strafbaar. Om reagens bij te vullen, moet de motor worden gestopt (en dus niet stand-by De werking van de voor auto’s met de STOP and Start- startvergrendeling functie).
  • Pagina 147 REAGENSTANK (2/4) Vullen (vervolg) Als er reagens overstroomt of op het lakwerk terechtkomt, moet het betroffen gebied snel U kunt de tank bijvullen bij de pomp. met veel water en een zachte doek worden gereinigd. Wanneer het contact uit is, steekt u het vul- pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat Opmerking: als de reagens kristalliseert, u met tanken begint (spatgevaar).
  • Pagina 148 REAGENSTANK (3/4) Onderhoud/actieradius De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal. Controleen Boodschap Wat te doen? waarschuwingslampjes – “Vul AdBlue bij voor 2400 km” Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u een actieradius van minder dan 2400 km. Vul de tank bij, of laat een merkdealer de tank met reagens bijvullen.
  • Pagina 149 REAGENSTANK (4/4) Systeemstoringen Als het controlelampje gaat branden, kan ook een pieptoon te horen zijn. Controleen Boodschap Interpretatie waarschuwingslampjes “Controleer lucht verontreiniging”  Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo spoe- © “Contoleer kwaliteit AdBlue” gaan bran- dig mogelijk uw merkdealer. den.
  • Pagina 150 1.136...
  • Pagina 151 Hoofdstuk 2: Het rijden Inrijden ................Startschakelaar .
  • Pagina 152 INRIJDEN Benzinemotor Dieselmotor Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 130 Rijd de eerste 1.500 km niet sneller dan km/uur in de hoogste versnelling en laat de 130 km/uur in de hoogste versnelling en motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 tr/ houd het toerental onder 2.500 tr/min.
  • Pagina 153 CONTACTSLOT: auto met sleutel Stand “Contact aan” ON 2 Het contact staat aan. Alle accessoires (radio enzovoort) kunnen worden gebruikt. Stand START 3: "Starten" Indien de motor niet aanslaat, moet u de contactsleutel terug draaien tot de controle- lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star- ten.
  • Pagina 154 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met sleutel (1/3) Benzinemotor Let op: als bij auto’s uitgerust met een hand- geschakelde versnellingsbak de motor af- – Geef bij het starten geen gas; slaat, verschijnt het bericht “Ontkoppelen” – laat de contactsleutel los zodra de motor op het instrumentenpaneel.
  • Pagina 155 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met sleutel (2/3) LPG-uitvoering De motor start altijd op benzine. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parke- ren of stoppen van de auto Laat nooit, ook niet heel even, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat.
  • Pagina 156 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met sleutel (3/3) Het bericht verdwijnt als de snelheid boven ongeveer 5 km/u komt. Controleer voordat u het voer- Het E-Tech hybride systeem stoppen tuig verlaat, of het contact is uitgeschakeld. Met stilstaande auto: draai de contactsleutel naar de stand 0 “LOCK”.
  • Pagina 157 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (1/4) Bijzonderheden – Als er niet is voldaan aan een van de startvoorwaarden, verschijnt het bericht “Druk op rem + START” of “Ontkoppelen + START” of “Selecteer stand P” op het instrumentenpaneel. – in sommige gevallen moet het stuurwiel worden bewogen bij het indrukken van de startknop 2 om het ontgrendelen van de stuurkolom mogelijk te maken, het...
  • Pagina 158 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (2/4) LPG-uitvoering De motor start altijd op benzine. Voordat u iets doet onder de Verantwoordelijkheid van de motorkap, moet u altijd het con- bestuurder tijdens het parke- tact uitzetten. ren of stoppen van de auto Laat nooit, ook niet heel even, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze...
  • Pagina 159 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (3/4) “Handsfree” starten met storingen De boodschap “Plaats de kaart in zone + START” verschijnt op het instrumentenpa- achterklep open In sommige gevallen werkt de handsfree- neel. card niet: In dat geval mag de kaart zich niet in de ba- Druk op het rempedaal of koppelingspedaal gageruimte bevinden, om te vermijden dat u –...
  • Pagina 160 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (4/4) Speciaal geval bij de E-Tech De stuurkolom vergrendelt bij het openen van één van de portieren of bij het vergren- hybride versie delen van de auto. Met stilstaande auto, in de elektrische be- Als de kaart niet in het interieur aanwezig is drijfsmodus, verschijnt het bericht “MOTOR of als de kaartaccu leeg is als de auto stil-...
  • Pagina 161 FUNCTIE STOP AND START (1/4) Dit systeem zorgt voor een lager brandstof- De uitrustingen van de auto blijven in wer- verbruik en vermindert de uitstoot van broei- – Wanneer de voertuigsnelheid gedurende king terwijl de motor stilstaat. kasgassen. Het systeem wordt automatisch circa een seconde nul is of, afhankelijk De stuurbekrachtiging werkt mogelijk niet ingeschakeld wanneer de auto begint te...
  • Pagina 162 FUNCTIE STOP AND START (2/4) Verhinderen dat de motor op Stand-by uitschakelen stand-by wordt gezet – de versnelling staat in de stand R; Voor auto’s met automatische versnel- lingsbak: In bepaalde omstandigheden, zoals bij in- voegen op een kruispunt, is het mogelijk om –...
  • Pagina 163 FUNCTIE STOP AND START (3/4) Omstandigheden waarbij de Voor auto’s met een handgeschakelde – de helling is te steil voor auto’s met auto- versnellingsbak: matische transmissie; motor niet op stand-by wordt gezet – als het bestuurdersportier wordt ge- – de functie “Helder zicht” is ingeschakeld opend, zonder dat daarbij een versnelling ➥...
  • Pagina 164 FUNCTIE STOP AND START (4/4) Inschakelen, uitschakelen van Bijzonderheid van het automatisch weer starten van de motor de functie Onder bepaalde omstandigheden kan de Druk de schakelaar 1 in om de functie uit te motor vanzelf weer starten om uw veiligheid schakelen.
  • Pagina 165 BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN, ROETFILTER (1/2) Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt;...
  • Pagina 166 BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN, ROETFILTER (2/2) Roetfilter Opmerking: het controlelampje kan na Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het © 20 minuten uitgaan als niet volledig is vol- waarschuwingslampje branden en Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-  daan aan de rijcondities voor het reinigen ling van uitlaatgassen van de benzinemotor.
  • Pagina 167 BIJZONDERE KENMERKEN VAN DIESELUITVOERINGEN, ROETFILTER (1/2) Toerental van de dieselmotor Voorzorgen in de winter Dieselmotoren hebben een inspuitpomp die Om problemen bij vorst te voorkomen: ervoor zorgt dat het afgestelde motor- – zorg dat de accu steeds goed geladen is; toerental in geen van de versnellingen kan worden overschreden.
  • Pagina 168 BIJZONDERE KENMERKEN VAN DIESELUITVOERINGEN: ROETFILTER (2/2) Roetfilter Opmerking: Het waarschuwingslampje ver- Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het © schijnt mogelijk weer als de verkeersom- waarschuwingslampje branden en  Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande- standigheden met betrekking tot het reini- ling van uitlaatgassen van dieselmotoren.
  • Pagina 169 BIJZONDERHEDEN VAN UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (1/4) Geel controlelampje B Een constant brandend controlelampje geeft aan dat de benzinemodus actief is. Controlelampjes voor brandstofpeil A De controlelampjes A (4 groene lampjes en 1 rood lampje) duiden het peil van de LPG- tank aan.
  • Pagina 170 BIJZONDERHEDEN VAN UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (2/4) Starten van de motor De motor start altijd op benzine. – Voor voertuigen met een sleutel ➥ 2.4. – Voor voertuigen met een card ➥ 2.7. Opmerking: als de LPG-modus actief is bij het starten van de motor, schakelt het systeem tijdelijk terug naar de benzine- modus: het groene controlelampje C ver- dwijnt zonder pieptoon en het gele controle-...
  • Pagina 171 BIJZONDERHEDEN VAN UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (3/4) Brandstofmodus wijzigen Storingen tijdens het rijden (vervolg) Bij een storing die de normale werking van de motor verhindert, schakelt het systeem Automatisch overschakelen van LPG- automatisch van de LPG-modus op de ben- modus naar benzinemodus zinemodus over.
  • Pagina 172 BIJZONDERHEDEN VAN UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (4/4) Bij rijden in moeilijke omstandigheden Bij zeer koud weer (temperatuur onder on- geveer 10°C) en afhankelijk van de kwaliteit van het gebruikte gas, kan het systeem au- tomatisch de voorwaarden regelen voor het schakelen tussen LPG-modus en benzine- modus.
  • Pagina 173 VERSNELLINGSHENDEL, HANDREM Handrem Vrijzetten Trek de handgreep 3 iets omhoog waarna u de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag duwt. Bij stilstaande auto kan het Het waarschuwingslampje op het in- nodig zijn, afhankelijk van de strumentenpaneel gaat uit. helling en de belasting van Indien u de handgreep niet voldoende terug de auto, om de handrem min- duwt, blijft op het instrumentenpaneel een...
  • Pagina 174 AUTOMATISCHE PARKEERREM (1/4) In alle andere gevallen, bijvoorbeeld de motor is afgeslagen of staat in de modus stand-by als gevolg van de Stop and Start ➥ 2.11, de automatische parkeerrem wordt niet automatisch toegepast. De hand- bediening moet dan gebruikt worden. Voor bepaalde modellen in sommige landen wordt de rem niet automatisch vastgezet.
  • Pagina 175 AUTOMATISCHE PARKEERREM (2/4) Automatische werking (vervolg) Opmerking: in sommige situaties (automa- tische parkeerrem defect, handmatig ont- grendelen van de automatische parkeerrem, enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver- schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken” op het instrumentenpaneel om u te waar- schuwen dat de automatische parkeerrem is losgezet: –...
  • Pagina 176 AUTOMATISCHE PARKEERREM (3/4) – zet de elektronische parkeerrem hand- matig los (lees “Elektronische parkeer- rem handmatig loszetten” op de vorige pagina); – afhankelijk van de auto wordt de elektro- nische parkeerrem automatisch geacti- veerd. U moet deze handmatig loszetten. Kortstondige stop Parkeren met vrijgezette automatische par- keerrem (bijvoorbeeld als het vriest): Om de elektronische parkeerrem handma-...
  • Pagina 177 AUTOMATISCHE PARKEERREM (4/4) Uitvoering met automatische storingen Als er geen visueel of geluids- transmissie – Bij een storing verschijnt het waarschu- signaal terug komt, geeft het © een storing van het instrumen- Bij bestuurdersportier open of slecht geslo- wingslampje op het instru- tenpaneel weer.
  • Pagina 178 DE AUTOHOLD-FUNCTIE Voorwaarden voor het onderbreken van De auto is gestopt (bijvoorbeeld bij een rood de remkracht verkeerslicht, een kruispunt, een file, enz.), de functie waarborgt de remkracht zelfs Aan de volgende voorwaarden moet worden wanneer de bestuurder het rempedaal los- voldaan: laat.
  • Pagina 179 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (1/9) Het brandstofverbruik, samen met het ener- Afhankelijk van het voertuig zijn er verschil- gieverbruik voor de E-Tech hybride versie, lende functies beschikbaar om u te helpen is goedgekeurd in overeenstemming met de het brandstof- of energieverbruik te vermin- voorgeschreven standaardmethoden.
  • Pagina 180 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (2/9) Op het instrumentenpaneel A Waarschuwingslampje voor overschakelen naar de volgende of B versnelling 1 Afhankelijk van de auto, kan de informatie- Afhankelijk van de auto geeft een waar- weergave worden ingedeeld en geperso- schuwingslampje op het instrumentenpa- naliseerd aan de hand van de personalise- neel het beste moment aan om naar een ringsstijl van het instrumentenpaneel die is...
  • Pagina 181 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (3/9) Indicatielampje rijstijl 2 Dit lampje informeert u in real time over uw rijstijl. De indicator 2 waarschuwt u. Hoe meer blaadjes op 2 worden weergege- ven, hoe soepeler en zuiniger u rijdt. Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt het brandstofverbruik van uw auto.
  • Pagina 182 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (4/9) Acceleratie-indicator Eco 3 Deze informeert u in real time of er sprake is van een matige of sterke acceleratie. Dit wordt weergegeven met de waarschu- wingslampje 3: – groen: acceleratie is matig en correct; –...
  • Pagina 183 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (5/9) Een algemene melding van 0 tot 100 geeft u de mogelijkheid om uw prestaties als zuinige bestuurder in te schatten. Hoe hoger het cijfer, hoe lager het brandstof- verbruik. De tips voor zuinig rijden worden u gegeven om uw prestaties te verbeteren.
  • Pagina 184 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (6/9) stand ECO Vrijloopfunctie De ECO-modus is een functie die het brand- Afhankelijk van de auto wordt, bij auto’s met stofverbruik zo laag mogelijk houdt. een automatische transmissie, in de rem- fasen (met de voet volledig van het gaspe- Dit heeft invloed op bepaalde rijwerkingen daal), de vrijloop ingeschakeld (automatisch (acceleratie, schakelen, snelheidsregelaar,...
  • Pagina 185 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (7/9) Energieverbruik, gebruiksgebied B De kleur van de laadmeter varieert: – Groen: de volledig elektrische modus; de tractiebatterij levert de energie waarmee de elektromotor het voertuig aandrijft. – Wit: de hybride modus; de tractiebatte- rij en/of de verbrandingsmotor leveren de energie om het voertuig aan te drijven.
  • Pagina 186 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (8/9) – Rijden met hoge snelheid stimuleert – Geef op een helling geen gas bij: houd het brandstofverbruik van het voertuig het gaspedaal bij voorkeur in dezelfde enorm. stand. Voorbeelden (bij constante snelheid): – Bij een moderne auto is het niet nodig bij het schakelen tweemaal te ontkoppelen –...
  • Pagina 187 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (9/9) – Bij auto’s die zijn uitgerust met een niet-automatische airconditioning, schakelt u de airconditioning uit als deze niet nodig is. Tips voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging: Open bij zeer warm weer of als de auto in de zon heeft gestaan enkele minuten de portieren voordat u start, zodat de hete lucht uit de auto kan ontsnappen.
  • Pagina 188 TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING – Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling Voor een goede werking van het uitlaatsys- aan het einde van de gebruiksduur, die van teem en het handhaven van de emissie- filterelement vermindert het rendement.
  • Pagina 189 MILIEU Emissies Uw auto is ontwikkeld met een zo groot – De auto moet aan het eind van zijn be- mogelijke aandacht voor het milieu gedu- staan door een gespecialiseerd bedrijf Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica- worden gesloopt om te worden gerecy- ontworpen dat hij minder broeikasgassen...
  • Pagina 190 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/6) De werking van het systeem Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar- schuwt dit systeem voor verlies van span- Dit systeem detecteert een verlies van span- ning in een of meerdere banden. ning in een van de banden door tijdens het Het systeem kan worden geïdentificeerd rijden de snelheid van de banden te meten.
  • Pagina 191 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/6) Werkingsomstandigheden Reset van de referentiewaarde – aanzienlijke wijziging van de belading of verdeling van de belading aan één kant voor bandenspanning Het systeem moet worden gereset met de van de auto; bandenspanning die op het bandenspan- Deze gebeurt: –...
  • Pagina 192 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/6) Resetprocedure – druk op de schakelaar 6 “OK” en houd deze ingedrukt om de reset te starten. Contact aan, auto staat stil: Houd de schakelaar 6 ingedrukt totdat het – voor voertuigen met een instrumentenpa- bericht “Operatie uitgevoerd”...
  • Pagina 193 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/6) De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure. Treeplank Boodschappen Interpretatie – Bandendruk init. bij stilstand Het bericht verschijnt onderweg. Als u de spanning van de vier banden wilt resetten, stop dan de auto. Bandendruk init.
  • Pagina 194 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (5/6) Corrigeren van de Elke keer dat een wiel/band wordt verwis- seld, moet de bandenspanning worden ge- bandenspanning corrigeerd en moet de referentiewaarde De spanningen van de vier banden voor de bandenspanning worden gereset. moeten koud worden ingesteld (raad- pleeg het label op de zijkant van het bestuur- Reservewiel dersportier).
  • Pagina 195 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (6/6) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). Controleen Boodschappen Interpretatie waarschuwingslampjes Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning of lekke band is gedetecteerd.  Banden oppompen en initialiseren Controleer en stel de spanning van de vier banden in koude toestand in en reset het systeem.
  • Pagina 196 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/5) Antiblokkeersysteem van de Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- staan uit: wielen (ABS) – het antiblokkeersysteem van de Bij krachtig remmen voorkomt ABS het blok- wielen (ABS); keren van de wielen, zodat de remweg be- heersbaar en de auto bestuurbaar blijft.
  • Pagina 197 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/5) Storingen © – worden verlicht op het instrumentenpaneel en de berich- ten “Controleer ABS”, “Controleer rem- systeem” en “Controleer ESC” worden getoond: dit geeft aan dat ABS, ESC en de noodstopbekrachtiging zijn uitgescha- keld.
  • Pagina 198 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/5) Elektronisch Onderstuurcontrole In sommige situaties (rijden op een heel zachte ondergrond: bv. sneeuw, modder of stabiliteitsprogramma (ESC) Dit verbetert de werking van het ESC bij rijden met sneeuwkettingen), kan het sys- met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- teem de kracht van de motor verminderen wielen hun grip verliezen).
  • Pagina 199 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/5) Noodstopbekrachtiging Remanticipatie Afhankelijk van de auto anticipeert het sys- Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op zorgt voor het verminderen van de remweg het remmen om de remweg te verminderen.
  • Pagina 200 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/5) Hulp bij wegrijden op een helling Het systeem van de hulp bij het Afhankelijk van de helling van de weg helpt wegrijden op een helling kan dit systeem de bestuurder bij het wegrijden niet in alle gevallen totaal ver- op een helling.
  • Pagina 201 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enzovoort). Op basis van informatie van de camera 1 waarschuwt de functie de bestuurder wan- neer een doorgetrokken of onderbroken streep wordt overschreden of als de auto de berm nadert (bermplank, vangrail, stoep, op- hoging, enz.) zonder dat de richtingaanwij-...
  • Pagina 202 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5) Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane departure gedeactiveerd” (of, afhankelijk van de auto “Lane Keeping gedeactiveerd”) op het instrumentenpaneel te selecteren.  Het controlelampje op het instru- mentenpaneel gaat uit.
  • Pagina 203 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt – De streep wordt zeer snel overschreden; ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- Het systeem kan niet worden ingeschakeld den; wanneer: – ongeveer vier seconden na het wisselen –...
  • Pagina 204 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5) storingen – druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu “RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven. In geval van een storing worden de indicato- Druk op de schakelaar 9 OK; ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk –...
  • Pagina 205 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
  • Pagina 206 RIJSTROOKASSISTENT (1/6) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enzovoort). Met behulp van de informatie van de camera 1 activeert de functie een corrige- rende actie op het besturingssysteem van de auto wanneer een doorgetrokken of on- derbroken streep wordt overschreden of als de auto de berm nadert (bermplank, vang-...
  • Pagina 207 RIJSTROOKASSISTENT (2/6) Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane Keeping gedeactiveerd” op het instrumen- tenpaneel te selecteren.  Het controlelampje op het instru- mentenpaneel gaat uit.. Opmerking: functie “Rijstrookassistent” uitschakelt, wordt ook de functie “Waarschuwen bij verlaten van rij- strook”...
  • Pagina 208 RIJSTROOKASSISTENT (3/6) Bijzondere gevallen In deze gevallen: – activeert de functie een actie op de stuur- Bij het gebruik van de functie: inrichting van de auto om de verplaat- – als het systeem geen actie van de be- singsrichting van de auto te corrigeren; stuurder op het stuurwiel detecteert, ver- ...
  • Pagina 209 RIJSTROOKASSISTENT (4/6) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt – De streep wordt zeer snel overschreden; ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- Het systeem kan niet worden ingeschakeld den; wanneer: – ongeveer vier seconden na het wisselen –...
  • Pagina 210 RIJSTROOKASSISTENT (5/6) storingen – Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu “RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven. Wanneer het systeem een storing signaleert, Druk op de schakelaar 9 OK; verschijnt het bericht “Controleer camera – druk herhaaldelijk op 6 of 7 om naar de ni- voor”...
  • Pagina 211 RIJSTROOKASSISTENT (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
  • Pagina 212 DODEHOEKWAARSCHUWING (1/7) Bijzonderheid Op basis van de informatie van de senso- ren aan elke kant van de achterbumper Zorg ervoor dat de radarzone C niet bedekt (zone C), wordt de bestuurder gewaar- is (stickers, modder, sneeuw, enz.). schuwd: Als een radar bedekt is, verschijnt het be- –...
  • Pagina 213 DODEHOEKWAARSCHUWING (2/7) – druk op de schakelaar 6 OK om de func- tie te activeren of te deactiveren: functie ingeschakeld < functie uitgeschakeld. Druk op de schakelaar 5 om terug te keren naar het vorige menu. Inschakelen/uitschakelen – druk herhaaldelijk op 3 of 4 om het menu “Voertuig instellingen”...
  • Pagina 214 DODEHOEKWAARSCHUWING (3/7) Indicator 7 Werking Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het controlelampje 7 alleen als die auto lang Op elke binnenspiegel 8 bevindt zich een in- De functie waarschuwt als de snelheid van genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw dicator 7.
  • Pagina 215 DODEHOEKWAARSCHUWING (4/7) Display E Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet Richtingaanwijzer ingeschakeld, het werkt waarschuwingslampje 7 knippert als de functie een auto in het waarschuwingsge- – Tijdens het rijden op een weg met bied van de dode hoek detecteert en/of een scherpe bochten;...
  • Pagina 216 DODEHOEKWAARSCHUWING (5/7) storingen Als het systeem een storing detecteert, ver- schijnt het bericht “Controleer zijsensoren” op het instrumentenpaneel. Ga naar een merkdealer. – De detectiecapaciteit van het systeem volgt een stan- daardrijvakbreedte. Als u op een breed rijvak rijdt, kan het systeem geen auto’s detecteren in de dode hoek.
  • Pagina 217 DODEHOEKWAARSCHUWING (6/7) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
  • Pagina 218 DODEHOEKWAARSCHUWING (7/7) Beperkingen voor de werking van het systeem – De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 219 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (1/4) Deze functie wordt ingeschakeld als de auto rijdt met een snelheid van ongeveer 30 tot 200 km/u. Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enz.). Plaats van de radar 2 Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
  • Pagina 220 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (2/4) – druk herhaaldelijk op 5 of 6 om naar de instelling “Afstand waarsch.” te gaan; – druk op de schakelaar 8 OK om de func- tie te activeren of te deactiveren: functie ingeschakeld < functie uitgeschakeld Druk op de schakelaar 7 om terug te keren naar het vorige menu.
  • Pagina 221 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (3/4) – C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer 1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand tussen de twee voertuigen); – D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1 seconde of minder (de afstand tussen de twee voertuigen is veel te kort). Als de afstand tussen de twee auto’s minder Het interval wordt alleen ge- is dan ongeveer 0,5 seconde, worden de in-...
  • Pagina 222 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (4/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
  • Pagina 223 360°-CAMERA (1/9) Werkzaamheden Met behulp van de informatie van de – beeld zijkant voorzijde (afhankelijk van camera´s 1, 2 en 3 in de voorbumper, bui- de auto): met behulp van de camera 2 De camera´s sturen vier afzonderlijke beel- tenspiegels en op de achterklep, alsook met (passagierskant).
  • Pagina 224 360°-CAMERA (2/9) Beeld voorkant 1 Beeld achterkant 3 Het beeld van de camera aan de voorkant Het beeld van de camera aan de achter- wordt weergegeven op het multimedia- kant wordt weergegeven op het multimedia- scherm 5. scherm 5. Bij beeld voorkant of ach- terkant: als u op een helling manoeuvreert, kunnen voor- werpen die op het multimedia-...
  • Pagina 225 360°-CAMERA (3/9) De richtlijnen voor de beelden voor, achter en opzij zijn een op een horizon- tale ondergrond geprojecteerde weer- gave; deze informatie geldt niet bij een verticaal of op de grond geplaatst voor- werp. Voorwerpen die op de rand van het mul- timediascherm worden weergegeven, kunnen vervormd lijken.
  • Pagina 226 360°-CAMERA (4/9) Beeld van bovenaf Beeld zijkant aan de passagierszijde voor 2 Het beeld van bovenaf is een gecombi- (afhankelijk van de auto) neerde weergave van camera 1, 2 en 3. De camera, gemonteerd op de buitenspie- Het geeft de bovenkant van de auto en de gel, verzendt een beeld van de zijkant naar omgeving weer.
  • Pagina 227 360°-CAMERA (5/9) Naast de geluidswaarschuwing geven deze indicatorlijnen de nabijheid van obstakels in verschillende kleuren weer: – Groen: obstakel tussen ongeveer 50 en 70 cm; – Geel: obstakel tussen ongeveer 30 en 50 cm; – Rood: obstakel binnen ongeveer 30 cm. Deze indicatorlijnen tonen ook de plaats waar de obstakels worden gedetecteerd, zoals aangegeven door hun posities met be-...
  • Pagina 228 360°-CAMERA (6/9) De automatische modus wordt uitgescha- keld: – als de versnellingshendel in Neutraal (handgeschakelde versnellingsbak) staat of in stand N of P (automatische trans- missie) gedurende ongeveer drie secon- den; – bij een rijsnelheid van meer dan 10 km/u. Handmatige modus Voor het activeren van de handmatige modus wanneer de auto stilstaat en de...
  • Pagina 229 360°-CAMERA (7/9) Het verschil tussen de geschatte Een steile heling afrijden of in zijn Rijden of achteruitrijden richting een achteruit richting een steile neerwaartse uitstekend voorwerp. afstand en de werkelijke afstand helling rijden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op Een steile heling oprijden of in zijn De vaste richtlijnen 15 tonen de afstanden het scherm.
  • Pagina 230 360°-CAMERA (8/9) Afstellen van de weergave Beperkingen van de werking van het systeem Met het contact aan, drukt u op de 14-scha- Het systeem kan geen voorwerpen weerge- kelaar of zet u de selecteurhendel in stand R ven die zich in bepaalde zones bevinden. (bij een automatische versnellingsbak) of in zijn achteruit (bij een handgeschakelde ver- In de modi beeld voorkant of beeld achter-...
  • Pagina 231 360°-CAMERA (9/9) De camera-instellingen Bij het schakelen van zijn achteruit naar D Als de versnellingshendel in stand R staat (bij een automatische versnellingsbak) of in (bij een automatische transmissie) of naar aanpassen. zijn achteruit (bij een handgeschakelde ver- een versnelling (bij een handgeschakelde U kunt de volgende instellingen wijzigen: snellingsbak), zijn de volgende weergaven versnellingsbak) zijn de volgende weerga-...
  • Pagina 232 ACTIEVE NOODSTOP (1/8) Afhankelijk van het reactievermogen van de bestuurder kan het systeem helpen bij het remmen om schade te beperken of een bot- sing te voorkomen. Let op: zorg ervoor dat de voorruit en de voorbumper vrij zijn (van vuil, modder, sneeuw, condens, kentekenplaat enz.).
  • Pagina 233 ACTIEVE NOODSTOP (2/8) Werkzaamheden Speciale waarschuwingsfuncties Afhankelijk van de snelheid kunnen de Detectie van auto’s waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge- activeerd worden. Tijdens het rijden zal het systeem in geval van een botsing met het voorliggende voer- Speciale functies van stilstaande auto´s tuig: Stilstaande auto´s worden gedetecteerd als –...
  • Pagina 234 ACTIEVE NOODSTOP (3/8) Detectie van voetgangers en fietsers Speciale waarschuwingsfuncties (afhankelijk van de auto) Afhankelijk van de snelheid kunnen de Als u met een snelheid rijdt van circa 7 tot waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge- 80 km/u en er kans is op een botsing met activeerd worden.
  • Pagina 235 ACTIEVE NOODSTOP (4/8) – druk herhaaldelijk op 6 of 7 om naar de instelling “Actief remmen” te gaan en druk op de schakelaar 9 OK; – druk op de schakelaar 9 OK om de func- tie te activeren of te deactiveren: functie ingeschakeld;...
  • Pagina 236 ACTIEVE NOODSTOP (5/8) Tijdelijk niet beschikbaar Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een andere oorzaak. Neem contact op met een Als het systeem een tijdelijke fout detecteert,  merkdealer. verschijnt het controlelampje of, af- hankelijk van de auto, het controlelampje storingen ...
  • Pagina 237 ACTIEVE NOODSTOP (6/8) Actieve noodstop Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
  • Pagina 238 ACTIEVE NOODSTOP (7/8) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort); – slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort); – slecht zicht (nacht, mist enzovoort); –...
  • Pagina 239 ACTIEVE NOODSTOP (8/8) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit); – De voorkant van de auto is beschadigd (impact, krassen op de radar enz.); –...
  • Pagina 240 DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/4) Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet Als een auto met een navigatiesysteem in is bedekt (door vuil, modder, damp enzo- een land rijdt met andere snelheidseenhe- voort). den dan die van de auto, wordt de snel- heidslimiet weergegeven in de eenheid van Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt het desbetreffende land, samen met de om-...
  • Pagina 241 DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/4) – druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het menu Voertuig instellingen bereikt; druk dan op 7 OK; – druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het menu RIJHULPSYSTEMEN bereikt; druk dan op 7 OK; –...
  • Pagina 242 DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/4) Als de maximumsnelheid wordt overschre- den, knippert de cirkel rond het paneel (waarschuwingslampje 7) en is een geluids- signaal te horen om de bestuurder te waar- schuwen. Werkzaamheden Verandering van de ingestelde maximumsnelheid Controleen waarschuwingslampjes Als de melding over de maximumsnelheid De functie geeft de volgende waarschu- afwijkt van de gedetecteerde snelheids- wingslampjes weer:...
  • Pagina 243 DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (4/4) storingen Het systeem kan de snelheidsbeperking niet detecteren: – de voorruit niet schoon is; – de camera verblind wordt door de zon; – bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist, enz.); – als de verkeersborden onleesbaar (door sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter een andere auto of bomen);...
  • Pagina 244 SNELHEIDSBEGRENZER (1/4) Bediening 1 Start/stop-schakelaar van snelheidsbe-  grenzer 2 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar  3 Activering van snelheidsbegrenzer en snelheidsreductie (SET/-). 4 Activering van snelheidsbegrenzer en verhoging van de snelheid of oproepen van vastgelegde snelheidslimiet (RES/+). 5 Uitschakelen van de functie (de inge- stelde maximumsnelheid blijft in het ge- heugen) (O).
  • Pagina 245 SNELHEIDSBEGRENZER (2/4) Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake- laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk van de auto brandt het waarschuwings- lampje 6 wit. De minimum te registreren snelheid is 30 km/u.
  • Pagina 246 SNELHEIDSBEGRENZER (3/4) Overschrijden van de ingestelde Onmogelijkheid om de ingestelde maximum snelheid vast te houden snelheid Tijdens een steile afdaling kan het zijn dat Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- het systeem de maximumsnelheid niet kan mumsnelheid te overschrijden. aanhouden;...
  • Pagina 247 SNELHEIDSBEGRENZER (4/4) Uitschakelen van de functie De functie snelheidsbegrenzer wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geval wordt er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen; – als u op de schakelaar 2 drukt. In dat geval wordt de snelheidsregelaar gese- lecteerd en er is geen opgeslagen snel- heid.
  • Pagina 248 SNELHEIDSREGELAAR (1/5) Bediening 1 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar  2 Schakelaar om de ingestelde snelheid (SET/-) te activeren en te verlagen. 3 Schakelaar om de kruissnelheid te ac- tiveren en te verhogen of om de kruis- snelheid (RES/+) uit het geheugen op te roepen.
  • Pagina 249 SNELHEIDSREGELAAR (2/5) Het rijden Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd en de functie snelheidsregelaar is inge- schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal nemen. Inschakelen Instellen van de snelheid Gebruik schakelaar 1. Druk, terwijl de auto rijdt met een constante snelheid hoger dan ongeveer 30 km/u, Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs op de schakelaar 2 (SET/-) of de schake-...
  • Pagina 250 SNELHEIDSREGELAAR (3/5) Sneller rijden dan de gekozen snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid rood op het instrumentenpaneel. Laat daarna het gaspedaal los: na enkele secondes gaat uw auto automatisch weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid rijden.
  • Pagina 251 SNELHEIDSREGELAAR (4/5) NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt de auto snel op naar deze hogere snelheid. Als de regelaar stand-by is, komt de rege- laarfunctie weer in werking door een druk op de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel- heid die in het geheugen is opgeslagen;...
  • Pagina 252 SNELHEIDSREGELAAR (5/5) Uitschakelen van de functie Het controlelampje 6 verdwijnt om te beves- tigen dat de functie niet langer actief is. De functie snelheidsregelaar wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geval wordt er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen;...
  • Pagina 253 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (1/14) Met de adaptieve snelheidsregelaar (of de De adaptieve snelheidsregelaar kan, afhan- Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar bij kelijk van de rijomstandigheden (verkeer, voertuigen met een automatische versnel- weer, enz.), als volgt worden ingeschakeld: lingsbak) kunt u op basis van informatie van –...
  • Pagina 254 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (2/14) Plaats van de camera 1 Bedieningsknoppen Weergaven Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt 3 Uitschakelen van de functie (de inge- Controlelampje van de adaptieve (door vuil, modder, condens enz.). stelde snelheid blijft in het geheugen) (0). snelheidsregelaar.
  • Pagina 255 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (3/14) Inschakelen De kruissnelheid moet minstens 30 km/u zijn. Gebruik schakelaar 5.  De kruissnelheid 9 vervangt de streepjes en  Het controlelampje 8 wordt grijs en het controlelampje 8 en de kruis- de melding “Adaptieve regelaar klaar voor snelheid worden groen weergegeven om te herstart”...
  • Pagina 256 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (4/14) Bewaking veilige afstand inschakelen Zodra de snelheidsregelaar is ingeschakeld, verschijnt de standaard veilige afstand 10 in het groen op het instrumentenpaneel. De standaard veilige afstand komt overeen met ongeveer twee seconden (zie de vol- gende pagina’s). Als het systeem een voertuig detecteert in uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een voertuig 11 boven de afstandsmeter 10 op...
  • Pagina 257 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (5/14) De veilige afstand aanpassen Laat het gaspedaal los: de snelheidsrege- laar en veilige afstand gaan automatisch (vervolg) terug naar de eerder gekozen instellingen. – afstandsmeter B: middelgrote afstand 2 (komt overeen met ongeveer 2 secon- Inhaalmanoeuvre den);...
  • Pagina 258 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (6/14) Stoppen en Starten Onderbreken van de functie Bij voertuigen met een automatische ver- U kunt de functie als volgt in stand-by zetten: snellingsbak past het systeem, als de voor- – druk op de schakelaar 3 (0); ligger vertraagt, de snelheid aan en komt indien nodig tot volledige stilstand (bijv.
  • Pagina 259 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (7/14) Stand-by afsluiten Afhankelijk van de situatie geeft het systeem een geluidssignaal in combinatie met: Op basis van de opgeslagen – de oranje waarschuwing E als de aan- kruissnelheid dacht van de bestuurder vereist is; Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze in de juiste omstandighe- –...
  • Pagina 260 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (8/14) storingen Als de radardetectiezone door iets wordt bedekt of als het signaal wordt gestoord, Als er een storing is in de werking van de verschijnt het bericht “Radar voor geen adaptieve snelheidsregelaar, verschijnt het zicht” en wordt de werking van de adaptieve bericht “Controleer regelaar”...
  • Pagina 261 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (9/14) Beperkingen van de werking van Wat niet door het systeem wordt gedetec- Detectie in een bocht teerd: het systeem Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of – voertuigen die op kruispunten aankomen: camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om Autodetectie afritten (bijv.
  • Pagina 262 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (10/14) Detectie van voertuigen in aangrenzende Auto’s die verborgen zijn door – voertuigen die voorwerpen transporteren rijstroken hoogteverschillen in de weg die langer zijn dan de lijn; Het systeem kan voertuigen detecteren die Het systeem kan geen voertuigen detecte- –...
  • Pagina 263 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (11/14) Stilstaande en langzaam rijdende – voorliggers 12 die wisselen van rijstrook voertuigen en zo een stilstaande auto onthullen 13 (bijv. P); Als uw snelheid hoger is dan ongeveer 50 km/u, detecteert het systeem geen: – wanneer het voertuig stilstaat 14, wan- neer u van rijstrook wisselt (bijv.
  • Pagina 264 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (12/14) Geen detectie van vaste obstakels en Detectie van voertuigen die met hoge kleine objecten snelheid in de rijstrook komen Wat niet door het systeem wordt gedetec- Als uw voertuig wordt ingehaald door een teerd: ander voertuig dat met hoge snelheid rijdt 15 (motor, auto, etc.) en dit voertuig komt tijde- –...
  • Pagina 265 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (13/14) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
  • Pagina 266 ADAPTIVE CRUISE CONTROL (14/14) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – de voorruit of de radarzone is bedekt (vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.); – een complexe omgeving (tunnel, enz.); –...
  • Pagina 267 SNELWEG- EN FILEHULP (1/16) De werking van de Stop and Go Snelweg- en filehulp is een rijhulpsysteem voor gebruik op de snelweg, tijdens lange adaptieve snelheidsregelaar – de bestuurder moet zich houden aan de ritten en in files. maximumsnelheden en veilige afstanden De Stop and Go snelheidsregelaar gebruikt Afhankelijk van het voertuig omvat dit sys- die gelden in het land waar hij rijdt;...
  • Pagina 268 SNELWEG- EN FILEHULP (2/16) Rijstrookcentrering Aanvullende informatie De rijstrookcentrering houdt met behulp van Afhankelijk van de auto kan de functie informatie van een camera de auto in het “Snelweg- en filehulp” samen met andere rij- midden van de rijstrook door de stuurinrich- hulpfuncties worden gebruikt: ting te bedienen.
  • Pagina 269 SNELWEG- EN FILEHULP (3/16) 2.119...
  • Pagina 270 SNELWEG- EN FILEHULP (4/16) Computer 1 Stuurbekrachtiging 4 Radar 6 (vervolg) Ontvangt informatie van de radar en de Bedient de voorwielen om de auto te ver- Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt camera om de rijrichting en snelheid (ver- plaatsen volgens de gegevens van compu- geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of snelling of vertraging) van de auto te bepa-...
  • Pagina 271 SNELWEG- EN FILEHULP (5/16) 2.121...
  • Pagina 272 SNELWEG- EN FILEHULP (6/16) Bedieningsknoppen Weergaven op het Stuurwiel 21 instrumentenpaneel Veilige afstand instellen De bestuurder moet altijd zijn of haar handen op het stuurwiel houden. Waarschuwingslampje functie Actieve functies in stand-by zetten  (met opgeslagen kruissnelheid) (0). Als er te veel druk wordt uitgeoefend bij het “Rijstrookcentrering”...
  • Pagina 273 SNELWEG- EN FILEHULP (7/16) Opmerking: als u op knop 11 drukt wan- neer de adaptieve snelheidsregelaar Stop and Go niet is geactiveerd, verschijnt het bericht Activeer eerst Adapt. regelaar op het instrumentenpaneel. Functie “Rijstrookcentrering” Opmerking: u moet uw handen op het stuurwiel houden wanneer u de functie inschakelen “Rijstrookcentrering”...
  • Pagina 274 SNELWEG- EN FILEHULP (8/16) Functie “Rijstrookcentrering” op Ook bepaalde acties van de bestuurder kunnen de functie “Rijstrookcentrering” on- stand-by derbreken: De functie “Rijstrookcentrering” gaat auto- – inschakelen van de knipperlichten; matisch op stand-by wanneer: – er wordt te veel kracht gebruikt bij het –...
  • Pagina 275 SNELWEG- EN FILEHULP (9/16) Opmerking: in sommige situaties detecteert de functie “Rijstrookcentrering” uw handen mogelijk niet meer op het stuurwiel en klinkt er een signaal: – als de auto op een lange rechte baan rijdt en de handen van de bestuurder onbe- weeglijk op het stuur liggen;...
  • Pagina 276 SNELWEG- EN FILEHULP (10/16) Als het voertuig een streep helemaal overschrijdt en de rijstrook verlaat, gaat de functie “Rijstrookcentrering” op stand-by.  Het controlelampje 14 verschijnt en de indicatoren voor de linker- en rechter- streep 17 worden grijs om te bevestigen dat de functie in stand-by is.
  • Pagina 277 SNELWEG- EN FILEHULP (11/16) – De Stop and Go adaptieve snelheidsre- gelaar is ingeschakeld. ➥ 2.103; Opmerking: één druk op de knop 10  schakelt de functies Stop and Go “adaptieve snelheidsregelaar” en “rij- strookcentrering” allebei uit. – Het systeem detecteert langer dan onge- veer 45 seconden geen handen op het stuurwiel.
  • Pagina 278 SNELWEG- EN FILEHULP (12/16) Tijdelijk niet beschikbaar In bepaalde geografische omstandigheden Als een storing wordt gedetecteerd in de kan de functie worden gestoord, zoals: werking van de Stop and Go adaptieve De radar kan voertuigen detecteren die vóór snelheidsregelaar, verschijnt het bericht –...
  • Pagina 279 SNELWEG- EN FILEHULP (13/16) De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden. De bestuurder blijft echter altijd verantwoordelijk om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto. De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden.
  • Pagina 280 SNELWEG- EN FILEHULP (14/16) De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden. De bestuurder blijft echter altijd verantwoordelijk om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto. De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
  • Pagina 281 SNELWEG- EN FILEHULP (15/16) Uitschakelen van het systeem Schakel het systeem uit indien: – de auto op een bochtige weg rijdt; – de auto wordt gesleept (bij pech); – de auto rijdt met een reservewiel; – de auto een aanhangwagen of caravan trekt; –...
  • Pagina 282 SNELWEG- EN FILEHULP (16/16) Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld: – voorruit of radargebied bedekt (met vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.). Controleer regelmatig de reinheid en conditie van de voorruit, de ruitenwisserbladen en de bumper; –...
  • Pagina 283 PARKEERHULP (1/7) Locatie van de Afhankelijk van de auto detecteert het sys- teem obstakels voor, achter en aan de zij- ultrasoonsensoren 1 kanten van de auto. Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan- Het systeem van de parkeerhulp wordt pas geduid door de pijlen 1, niet worden afge- ingeschakeld als de auto langzamer dan on- dekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht geveer 10 km/uur rijdt.
  • Pagina 284 PARKEERHULP (2/7) Opmerking: Voor auto’s met de functie “360º-camera” ➥ 2.73 wordt een analyse van de omgeving van de auto (gebieden A en B) niet weergegeven in de modus “Vogelvlucht” of “Zijaanzicht”. Werking Het systeem detecteert de meeste obstakels voor, achter en naast de auto. Naargelang van de afstand van het obstakel zal de frequentie van het geluidssignaal op- lopen tot een continu signaal weerklinkt op...
  • Pagina 285 PARKEERHULP (3/7) Als er een obstakel wordt gedetecteerd naast de auto: – weerklinkt er bij het risico op een bot- sing een geluidssignaal met een steeds hogere frequentie naargelang u het ob- stakel nadert, tot het geluidssignaal con- tinu weerklinkt. De groene, oranje en rode zones worden getoond op het dis- play D;...
  • Pagina 286 PARKEERHULP (4/7) Auto’s zonder multimediascherm Geluid van het systeem – Zet de auto stil en druk zo vaak als Hiermee kunt u het geluid van het systeem nodig op de schakelaar 7 om het tabblad kiezen. “Instellingen” weer te geven; Het geluid van het systeem uitschakelen –...
  • Pagina 287 PARKEERHULP (5/7) Automatisch uitschakelen van – druk herhaaldelijk op 8 of 9 om naar de verschillende niveaus van de instelling de parkeerhulp “VOLUME TOON” te gaan. Druk op Het systeem schakelt uit: de schakelaar 11 OK om het gewenste niveau te bevestigen; –...
  • Pagina 288 PARKEERHULP (6/7) storingen Als het systeem een storing in de werking detecteert, klinkt telkens wanneer de achter- uitversnelling wordt ingeschakeld gedurende ongeveer drie seconden een geluidssignaal Werkzaamheden/reparaties van het systeem en verschijnt het bericht “Parkeerhulp con- – In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, troleren”...
  • Pagina 289 PARKEERHULP (7/7) Beperkingen voor de werking van het systeem – De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar- borgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 290 ACHTERUITRIJCAMERA (1/3) Werking Vaste tekening 3 Bewegende tekening 4 De vaste tekening bestaat uit gekleurde Deze wordt in het blauw getoond op het mul- Als de auto achteruit rijdt, verzendt de merktekens A, B en C die de afstand achter timediascherm 2.
  • Pagina 291 ACHTERUITRIJCAMERA (2/3) Storingen Als de achteruitversnelling is ingeschakeld en het systeem een bedieningsfout detec- teert, wordt het multimediascherm tijdelijk zwart 2. Het scherm geeft een omgekeerd beeld, Dit kan veroorzaakt zijn door een storing die zoals in een spiegel. van invloed is op de camera of het scherm De tekeningen zijn weergaven die op (helderheid, vast beeld, vertraagde commu- een vlakke ondergrond worden gepro-...
  • Pagina 292 ACHTERUITRIJCAMERA (3/3) H J K Het verschil tussen de geschatte Achteruit een steile helling afrijden Achteruitrijden richting een uitsteeksel afstand en de werkelijke afstand De vaste richtlijnen 3 tonen de afstanden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op verder weg dan ze werkelijk zijn.
  • Pagina 293 AUTOMATISCH PARKEREN (1/5) Inschakelen Bijzonderheden Met behulp van ultrasoon sensoren, zoals aangegeven met de pijlen 3, die in de bum- Bij een stilstaande auto of wanneer u minder Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan- pers van de auto zijn gemonteerd, vindt dan ongeveer 30 km/u rijdt: geduid door de pijlen 3, niet worden verbor- deze functie toegankelijke parkeerplaatsen...
  • Pagina 294 AUTOMATISCH PARKEREN (2/5) Werking Opmerking: bij het starten van de auto of na een geslaagde fileparkeermanoeuvre met behulp van het systeem, stelt het systeem Parkeren standaard het manoeuvre om uit te rijden Zolang de auto minder dan 30 km/u rijdt, voor.
  • Pagina 295 AUTOMATISCH PARKEREN (3/5) De parkeerplaats wordt vervolgens op het – Laat het stuurwiel los; multimediascherm aangeduid met een – Voer manoeuvres voor en achter uit hoofdletter “P”. door de instructies die op het multime- – Stop de auto; diascherm 1 worden weergegeven te volgen.
  • Pagina 296 AUTOMATISCH PARKEREN (4/5) Het manoeuvre annuleren Het controlelampje in de schakelaar 2 wordt  Het manoeuvre wordt in de volgende geval- uitgeschakeld, het controlelampje len geannuleerd: op het instrumentenpaneel gaat uit en er klinkt een geluidssignaal dat bevestigt dat – als u sneller dan 7 km/u rijdt; het manoeuvre is onderbroken.
  • Pagina 297 AUTOMATISCH PARKEREN (5/5) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersregels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt. De bestuurder moet altijd op zijn/haar hoede zijn voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let er altijd op dat er zich bij het manoeuvre- ren geen kleine, smalle bewegende obstakels in de blinde hoek bevinden, zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, kei, paaltje, trekhaak, enz.
  • Pagina 298 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/5) Starten Start de stilstaande auto met draaiende motor en de versnellingshendel 1 in stand P. Op de E-Tech hybride versie worde de mel- ding READY op het instrumentenpaneel weergegeven. Om de selecteurhendel uit stand P te ver- plaatsen, moet u het rempedaal indrukken voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
  • Pagina 299 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/5) Stand automatisch Rijden in de modus B Zet de hendel 1 in stand D. Deze modus maakt rijden mogelijk met ster- ker regeneratief remmen. U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver- plaatsen. Er wordt automatisch geschakeld Bij loslaten van het gaspedaal gebruikt de in overeenstemming met de belasting van auto regeneratief remmen om de auto af te...
  • Pagina 300 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/5) Stand handgeschakeld Opmerking: u gaat terug naar de au- tomatische modus door de rechterhen- Tijdens het rijden in stand D kunt u met hen- del ingedrukt te houden. Automatische dels 5 en 6 op het stuurwiel overschakelen modus D wordt op het instrumentenpa- naar handgeschakelde modus.
  • Pagina 301 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (4/5) Bijzondere gevallen Bijzondere omstandigheden Om te voorkomen dat de motor afslaat in zeer koud weer, wacht u best enkele se- In sommige gevallen (zoals ter bescher- Als het wegtype of de weersomstandig- conden voordat u stand P of N verlaat en de ming van de motor, bij werking van het elek- heden (steile hellingen omhoog, plotselinge hendel in stand D, R, L of B zet.
  • Pagina 302 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (5/5) Parkeren van de auto storingen Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal – Als tijdens het rijden het bericht ingedrukt en zet u de selecteurhendel in “Controleer auto.transmissie” verschijnt, stand P (parkeren): de transmissie staat in is er een storing.
  • Pagina 303 NOODOPROEP (1/3) Als de auto hiermee is uitgerust, worden de hulpdiensten via de noodoproepfunctie au- tomatisch of handmatig verwittigd (koste- loos) bij een ongeval of als u onwel wordt, zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen. Opmerking: de noodoproep werkt: –...
  • Pagina 304 NOODOPROEP (2/3) Automatische modus In geval van onbedoelde activering kunt u de oproep annuleren door 2 seconden lang te Als de waarschuwingslampje automatische drukken op de 3-knop voordat de verbinding modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het met het callcenter tot stand komt. automatische systeem is ingeschakeld.
  • Pagina 305 NOODOPROEP (3/3) Het systeem werkt met een speciale accu. De gebruiksduur van de accu is ongeveer vier jaar (het waarschuwings- lampje 1 wordt rood als deze vier jaar bijna voorbij zijn). Raadpleeg een merkdealer. Zonder de functie noodoproep is het sys- teem niet te volgen en zal niet constant worden bewaakt.
  • Pagina 306 2.156...
  • Pagina 307 Hoofdstuk 3: Uw comfort MULTI-SENSE ................Ventilatieroosters .
  • Pagina 308 MULTI-SENSE (1/2) Werking “Eco” Met het systeem MULTI-SENSE kunt u tussen drie rijstijlmodi kiezen die kunnen MULTI-SENSE modus “Eco” gericht op energiebesparing. worden gebruikt om het volgende in te stel- len: rijstijl, sfeerverlichting, comfort en mo- De besturing is soepel en de motor en ver- torgeluid (afhankelijk van de auto): snellingsbak zijn zo ingesteld dat er minder brandstof wordt verbruikt ➥...
  • Pagina 309 MULTI-SENSE (2/2) Werking “Sport” In deze werkingsstand reageren de motor en de versnellingsbak beter. De besturing is krachtiger. Werking “My Sense” Deze modus, met standaard auto-instellin- gen, kan worden gebruikt om rijstijl, sfeer- verlichting, comfort en motorgeluid handma- tig in te stellen (afhankelijk van de auto). Openen van het menu Afhankelijk van de auto opent u MULTI- SENSE als volgt:...
  • Pagina 310 VENTILATIEROOSTERS (1/2) 6 Ventilatierooster rechts 1 Ventilatierooster links 7 Ventilatierooster voetenruimte 2 Ontwasemingssleuf linkerruit 8 Bedieningspaneel 3 Ontwasemingssleuven voorruit 9 Ventilatierooster voetenruimteruimte 4 Centrale ventilatieroosters voor passagiers achter (afhankelijk 5 Ontwasemingssleuf rechter zijruit van de auto)
  • Pagina 311 VENTILATIEROOSTERS (2/2) Ventilatieroosters midden 4 en Plaatsen achter zijkant 1 en 6 (afhankelijk van de auto) Ventilatierooster voetenruimte 9. Hoeveelheid lucht Sluiten: draai de knop 10 naar de buitenkant van de auto voorbij het zware punt. Openen: draai de knop 10 naar de binnen- kant van de auto.
  • Pagina 312 VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/6) Verdeling van de lucht in het interieur Er zijn vijf mogelijke luchtverdelingen. Draai de schakelaar 1 om uw verdeling te kiezen. De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit en bij de voorportieren gevoerd. ...
  • Pagina 313 VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (2/6) In- en uitschakelen van de airconditioning Inschakelen is niet mogelijk als de knop 3 op “0” (knop A) of “OFF” (knop B) is gezet. Druk op de knop 6 om de airconditioning uit te schakelen. Het waarschuwingslampje van de toets dooft.
  • Pagina 314 VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/6) Inschakelen van de In- en uitschakelen van de Uitschakelen van het systeem luchtkringloop (isolatie van het airconditioning Draai de knop 3 naar “OFF” of “0” om het interieur) systeem uit te schakelen of druk op de Normaal schakelt het systeem automatisch toets 4.
  • Pagina 315 VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (4/6) Inschakelen van de kringloopfunctie Druk op de toets 4: het waarschuwings- lampje van de toets licht op. In deze stand wordt de lucht vanuit het interieur aangezo- gen en zonder toevoeging van buitenlucht teruggevoerd in de auto. De kringloopstand kan gebruikt worden: Als de airconditioning niet is ingescha- keld (“A/C”...
  • Pagina 316 VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (5/6) Regeling van de temperatuur Draai knop 5 afhankelijk van de gewenste temperatuur. Hoe verder de aanwijzer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de tempera- tuur. Bij langdurig gebruik van de airconditioning, kan het te koud worden. Om de temperatuur te verhogen, draait u de knop 5 naar rechts.
  • Pagina 317 VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (6/6) Achterruitverwarming Snel ontwaseming Zet de knoppen 1, 3 en 5 in de stand voor: Draaiende motor, druk op de toets 2. Het controlelampje licht op. – : ontwasemen; De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de buitenspiegels worden verwarmd (afhan- –...
  • Pagina 318 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/4) Regeling van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen of verlagen door aan de knop 1 te draaien. Regeling van de temperatuur Draai knop 3 afhankelijk van de gewenste temperatuur.
  • Pagina 319 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/4) Functie “helder zicht” Druk op de knop 2: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden. Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten voor, de achterruit en de buiten- spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af- hankelijk van de auto). Hierdoor worden automatisch de airconditioning en de achter- ruitverwarming ingeschakeld.
  • Pagina 320 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/4) Achterruitverwarming In- en uitschakelen van de airconditioning Druk op de knop 8: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden. De achterruit wordt Normaal schakelt het systeem automatisch nu snel ontwasemd en de elektrische buiten- de airconditioning in of uit, afhankelijk van spiegels worden verwarmd (afhankelijk van de weersomstandigheden.
  • Pagina 321 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/4) Uitschakelen van het systeem Draai de knop 1 naar “OFF” om het systeem te stoppen. U schakelt het systeem weer in door de knop 1 te draaien en de ventilatie- snelheid in te stellen of door op de toets 4 te drukken.
  • Pagina 322 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2) Tips voor het gebruik Verbruik Storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Het is normaal dat het brandstofverbruik Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air- dealer.
  • Pagina 323 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2) Ñ Type airconditioningsvloeistof  Type olie in de slangen van de airconditioning  Ontvlambaar product  Raadpleeg het instructieboekje  Onderhoud Hoeveelheid airconditio- ningsvloeistof aanwezig x,xxx kg in de auto. Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige Global Warming Potential componenten hermetisch zijn afgesloten) o f t ew e l aa r d op w a r -...
  • Pagina 324 MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/2) Multimediasystemen A, B of Multimedia-aansluitingen 2 De USB-aansluitingen kunnen ook worden gebruikt om accessoires die door onze tech- radio C U kunt de USB-aansluitingen gebruiken om nische dienst zijn goedgekeurd op te laden toegang te krijgen tot de multimedia-inhoud De locatie en werking van de uitrusting met een maximumvermogen van 12 watt van uw accessoires en om het systeem bij...
  • Pagina 325 MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/2) Stuurkolomschakelaars 4 Microfoon 7 Draadloze oplader 8 Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust kunt u ➥ 3.27 de knoppen van de handsfree telefoon 5 en spraakherkenning 6 gebruiken. Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van dit appa- raat.
  • Pagina 326 RUITBEDIENING (1/3) Deze systemen werken met contact aan of contact uit tot het openen van een voorpor- tier (begrensd tot ongeveer 3 minuten). Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat uw voertuig nooit achter met de card of sleutel erin en laat nooit een kind, een afhankelijke vol- wassene of een dier in de auto achter, zelfs niet voor eventjes.
  • Pagina 327 RUITBEDIENING (2/3) Op afstand sluiten van de ruiten De elektrische ruitbediening werkt niet. De sneltoets van de elektrische ruitbedie- Als de portieren van buitenaf worden ver- ning is voorzien van hittebescherming: als grendeld door twee keer op de vergrende- u de ruitschakelaar meer dan zestien keer lingsknop van het bestuurdersportier in na elkaar indrukt, gaat deze in de beveiligde handsfreemodus, op de card of, afhanke-...
  • Pagina 328 RUITBEDIENING (3/3) storingen Als het sluiten van de ruit niet goed werkt, schakelt het systeem over op de normale werking: u kunt dan de betrokken ruitscha- kelaar zo vaak als nodig bedienen tot de ruit helemaal sluit (de ruit gaat stap voor stap omhoog).
  • Pagina 329 ZONNEKLEP Zonneklep voor Laat de zonneklep 1 zakken. Make-up spiegels (afhankelijk van de auto) Til het deksel 2 omhoog. Tijdens het rijden moet het klepje van de make-up spiegel gesloten zijn. Verwondingsgevaar. 3.23...
  • Pagina 330 BINNENVERLICHTING (1/3) Binnenlicht A Binnenlicht B Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor: Druk op de 2-schakelaar voor de bestuurder en op 3 voor de voorpassagier voor inscha- – een constant brandende verlichting; kelen: – een verlichting die gaat branden als de –...
  • Pagina 331 BINNENVERLICHTING (2/3) Kaartleeslampje Let op: bij auto’s uitgerust met een multime- diascherm kunt u dit gebruiken om de lees- (afhankelijk van de auto) spots die aangaan bij het openen van de Druk op de 4, 5 of 6-schakelaar voor inscha- deuren of de bagageruimte, in of uit te scha- kelen: kelen.
  • Pagina 332 BINNENVERLICHTING (3/3) Verlichting dashboardkastje Bagageverlichting Afhankelijk van de auto gaat het 7-lampje Het lampje 8 gaat branden bij het openen branden als de achterklep wordt geopend. van de bagageruimte. Het ontgrendelen en het openen van de portieren en de achterklep zorgen voor het tijdelijk branden van de binnenlich- ten.
  • Pagina 333 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/5) Opbergruimte in voorportieren 1 Open de opbergruimte 2 Dashboardkastje 3 Hierin kunt u een fles van 1,5 liter plaatsen. Open en verschuif het klepje om bij de op- bergruimte te komen. Laat geen spullen op de vloer Let op dat er geen harde, (bij de bestuurder) liggen.
  • Pagina 334 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/5) Zorg vooral dat er niets (startkaart, USB- stick, SD-kaart, creditcard, juwelen, sleutels, munten, enz.) in de inductieo- plaadzone 5 ligt terwijl de telefoon wordt opgeladen. Verwijder alle magnetische kaarten of creditcards uit het hoesje voordat u de telefoon in de inductielaadzone plaatst 5.
  • Pagina 335 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/5) Opbergruimte in middelste armsteun 7 Til het deksel van de armsteun 6 op. 3.29...
  • Pagina 336 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/5) Bekerhouder 9 Bekerhouder 10 Dashboardkastje passagier Schuif 8 om bij de bekerhouder te kunnen. Hierin kunnen een losse asbak, blikjes enz. Om deze te openen, trekt u aan de hand- worden geplaatst. greep 11. De bekerhouder is uitgeruste met haakjes om de beker op zijn plaats te houden.
  • Pagina 337 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/5) Opbergruimte van het Opbergzakken 13 in de Handgreep 14 achterportier 12 achterstoelen Hieraan kan men zich vasthouden tijdens het rijden. Gebruik deze niet om u aan vast te houden bij het inof uitstappen. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
  • Pagina 338 ACCESSOIREAANSLUITING Accessoireaansluiting 1 U kunt aansluiting 1 gebruiken. Deze is bedoeld voor aansluiting van acces- soires die zijn goedgekeurd door onze tech- nische dienst. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V). Als verschillende accessoire- aansluitingen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aan- gesloten accessoires niet meer zijn dan...
  • Pagina 339 HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstand Hoofdsteun terugplaatsen De hoofdsteun in de onderste stand is een opbergstand en alleen toegestaan Til de hoofdsteun helemaal omhoog tot deze Steek de poten in de geleiders en druk de als de hoofdsteun niet gebruikt wordt. blokkeert. hoofdsteun omlaag tot hij blokkeert om hem Indien er een passagier op de stoel zit, mag in de hoogste stand te gebruiken.
  • Pagina 340 ACHTERBANK: gebruiksmogelijkheden Voor het terugplaatsen van de rugleu- ning, gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze vast tegen zijn steun. Controleer na het terugkan- telen van de rugleuning of deze weer goed is vergrendeld. Als u stoelhoezen gebruikt, moet u opletten dat deze de vergrende- ling van de rugleuning niet belemmeren.
  • Pagina 341 BAGAGERUIMTE Openen Met de hand openen van binnenuit Druk op knop 1 om de achterklep te een paar centimeter te openen. Bij een elektrische storing kunt u de achter- klep met de hand van binnenuit openen: Trek de achterklep omhoog. –...
  • Pagina 342 HOEDENPLANK Verwijderen Société-uitvoeringen – Til de klemmen 1 op met een beweging A Maak de bevestigingen 3 aan beide kanten om de koorden los te maken van het kof- van de hoedenplank los en verwijder de ferdeksel; hoedenplank via de achterklep. –...
  • Pagina 343 INDELING BAGAGERUIMTE Losse bodemplaat 1 Tussenstand Opbergstand In de geblokkeerde stand hebt u toegang tot Op deze manier wordt het volume van de Stand vlakke vloer het gereedschap dat onder de mat van de bagageruimte groter. bagageruimte ligt. Op deze manier kan de rugleuning van de –...
  • Pagina 344 VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuning van de achterbank bij de normale belading (voorbeeld A); – de rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neergeklapt als u grote voorwerpen moet vervoeren (geval B).
  • Pagina 345 VERVOER VAN VOORWERPEN: trekhaak Maximale kogeldruk op trekhaak, max. aanhangermassa geremd en on- geremd: ➥ 6.10. Keuze en monteren van een trekhaak Maximale massa van de trekhaak: – 10 kg bij een auto met een trekhaak- voorbereiding; – 28 kg bij een auto zonder een trek- Maximale afstand A: 762 mm haakvoorbereiding.
  • Pagina 346 DAKDRAGERS, SPOILER Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Controleer voor het gebruik van de achter- klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet- sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra- gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be- vestigd en goed vastzitten en mogen de be- weging van de achterklep niet hinderen.
  • Pagina 347 Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Oliepeil van de motor: algemeen .
  • Pagina 348 MOTORKAP (1/2) Veiligheidshaak van de Motorkap openen Om de motorkap te openen, opent u een portier en trek u aan de 1-hendel aan de lin- motorkap Til de motorkap op en maak de steun 5 los kerkant van het dashboard. uit zijn houder 6 met behulp van de hendel 4.
  • Pagina 349 MOTORKAP (2/2) Controleer de vergrendeling van de kap. Controleer of niets de vergren- deling belemmert (steentje, doek, enz.). Sluiten van de motorkap Controleer voordat u de motorkap sluit of er Zorg er na alle werkzaamhe- geen gereedschap of andere voorwerpen in den in de motorruimte voor dat de motorruimte zijn achtergebleven.
  • Pagina 350 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen Iedere motor verbruikt wat olie voor het Motorolie bijvullen smeren en koelen van de bewegende delen in de motor. Het is daarom normaal dat u Gebruik een trechter of be- tussen twee onderhoudsbeurten olie moet scherm het gedeelte rond te bijvullen.
  • Pagina 351 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (1/3) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – breng de olie op peil (capaciteit tussen De auto moet horizontaal staan en de motor “MINI” en “MAXI” op de peilstaaf 2 en moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u tussen 0,9 en 2 liter, afhankelijk van de ‘s morgens wegrijdt).
  • Pagina 352 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (2/3) Oliepeil bijvullen en/of con- troleren: let er bij het bijvullen of controleren van het oliepeil op dat er geen olie op de mo- toronderdelen lekt. Vergeet niet de dop goed te sluiten en de peilstok terug te plaatsen om te voor- komen dat er olie op hete motoronder- delen spat.
  • Pagina 353 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (3/3) Controleer bij werkzaamheden onder de motorkap of de scha- kelaar van de ruitenwisser in de stand uit staat. Verwondingsgevaar Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateur- motor onverwacht gaan draaien.
  • Pagina 354 PEILEN, FILTERS (1/4) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig het koelvloeistof- Raadpleeg het onderhoudsdocument van peil (een gebrek aan koelvloeistof kan de uw auto. verbrandingsmotor ernstig beschadigen). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor: –...
  • Pagina 355 PEILEN, FILTERS (2/4) Het peil aflezen Interval voor het vervangen Draai de dop van het koelvloeistofreser- Raadpleeg het onderhoudsdocument van voir 2, met het contact uitgeschakeld en het uw auto. voertuig op een vlakke ondergrond gepar- keerd. Bij koude motor moet het niveau tussen de markeringen “MIN”...
  • Pagina 356 PEILEN, FILTERS (3/4) Peil 5 Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt met het slijten van de remblokken, maar het mag nooit beneden het “MINI"-merkteken komen. Als u zelf de slijtage van de remblokken en Voordat u iets doet onder de schijven wilt controleren, vraag dan bij uw motorkap, moet u het contact dealer naar de brochure met de controleme-...
  • Pagina 357 PEILEN, FILTERS (4/4) Filters Vloeistof Product voor ruitensproeiers. Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van Gebruik ‘s winters een antivriesmiddel. het onderhoudsprogramma van uw auto. Gebruik producten die erkend zijn door een Interval voor het vervangen van de fil- merkdealer.
  • Pagina 358 BANDENSPANNINGEN (1/2) Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het  waarschuwingslampje op het instru- mentenpaneel. ➥ 2.40. Sticker A B: bandenmaat van uw auto. C: voorziene rijsnelheid. Open het bestuurdersportier om het te lezen. D: bandenspanning voor.
  • Pagina 359 BANDENSPANNINGEN (2/2) De veiligheid van de banden en de mon- Auto’s gebruikt bij maximale tagevoorschriften van de ketting: voor in- belasting (maximaal toegela- formatie over het onderhoud en, afhankelijk ten totaalmassa) en met een van de uitvoering van de auto, het gebruik aanhangwagen van sneeuwkettingen.
  • Pagina 360 ACCU (1/3) Afhankelijk van de auto, controleert een systeem continu de capaciteit van de accu. Als deze afneemt, verschijnt het bericht “Spaarstand accu” op het instrumenten- paneel, gevolgd door “Accu zwak start de motor”. In dit geval start u de motor en ver- dwijnt de boodschap op het instrumentenpa- neel.
  • Pagina 361 ACCU (2/3) De capaciteit van uw 12 V-accu 1 kan ver- minderen, vooral als u uw auto gebruikt: – bij een lage buitentemperatuur; – na langdurig gebruik van energieverbrui- kende functies terwijl het contact is uitge- schakeld; – na langdurig parkeren. Voor uw veiligheid en voor de goede werking van de elektrische apparatuur in de...
  • Pagina 362 ACCU (3/3) Voor uw eigen veiligheid en de goede werking van de elektri- sche uitrusting van het voertuig (verlichting, ruitenwissers, rem- bekrachtiging enz.), moeten alle werk- zaamheden aan de accu (uitbouwen, loskoppelen enz.) verplicht worden uitgevoerd door een gespecialiseerde vakman. Sticker A Risico op brandwonden door elektri- Houd u aan de indicaties op de accu:...
  • Pagina 363 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer Houd rekening met lokale voorschriften mee. inzake het wassen van een auto (bv. niet op Was uw auto regelmatig, met de motor uit, de openbare weg). Daarom wordt aangeraden de buitenkant met door onze technische diensten geselec- van de auto regelmatig te onderhouden.
  • Pagina 364 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen Bijzonderheid van auto’s met matte lak Ontvetten of reinigen met De auto wassen in felle zon of als het vriest. behulp van een hoge- Voor dit type lak moeten bepaalde voor- Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder drukreiniger of sproeipro- zorgsmaatregelen worden genomen.
  • Pagina 365 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Rijden door een wasstraat Reinigen van de koplampen, Reinigen van stickers, de opname-elementen en de decoratiefolie, enz. Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug camera’s in de ruststand ➥ 1.120. Wat u moet doen Veeg deze schoon met een zachte doek of Controleer de bevestiging van de uitrusting Veeg deze schoon met een zachte doek of poetskatoen.
  • Pagina 366 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- mometer, enz.) Stofzuig het textiel regelmatig. den.
  • Pagina 367 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Plaats geen voorwerpen zoals deodorant, aangebrachte afneembare parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze uitrusting kunnen de bekleding van het dashboard aantasten. Als u afneembare uitrusting moet verwijde- ren om het interieur schoon te maken (bij- voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat u ze correct en aan de goede kant terug-...
  • Pagina 368 4.22...
  • Pagina 369 Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band, reservewiel ..............Pompset voor de banden .
  • Pagina 370 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/4) In geval van een lekke band Afhankelijk van de auto, heeft u: – een bandenpompset ➥ 5.6; – een reservewiel of zelfreparerende banden (zie de volgende pagina’s). Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd Bij een te lage bandenspanning (lekken, te kan het door veroudering onbruikbaar worden.
  • Pagina 371 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/4) Voertuigen met – Verwijder de gereedschapsset 4. verbrandingsmotor – bouw het reserverwiel (A of D, afhanke- lijk van de auto) uit. Reservewiel A Om erbij te kunnen komen: – open de bagageruimte; – til, afhankelijk van de auto, de losse bo- demplaat en de mat van de bagage- ruimte op 1;...
  • Pagina 372 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (3/4) E-Tech hybride versie Reservewiel F – draai de moer 8 los met behulp van een inbussleutel 7 om de wieldrager los te Om erbij te kunnen komen: maken 9; Gereedschapsset E – open de bagageruimte; De aanwezigheid van de gereedschappen –...
  • Pagina 373 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (4/4) – til de wieldrager 9 in verticale positie Opm: plaats het lekke wiel niet in de reser- (beweging G) voorbij het punt van weer- vewielhouder B. stand, zodat deze vastklikt; – houd de wieldrager 9 in verticale positie; –...
  • Pagina 374 POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
  • Pagina 375 POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) Draaiende motor, parkeerrem vastgezet, Als na 15 minuten de minimum spanning van de band van 1,8 bar nog niet is be- – Ontkoppel alle accessoires die eerder reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga waren aangesloten op de accessoireaan- niet rijden, maar neem contact op met sluitingen van het voertuig;...
  • Pagina 376 POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) – Berg de set op. De fles moet na het eerste gebruik worden vervangen, ook al zit er nog vloeistof in. – Start meteen en rijd met een snelheid van tussen de 20 en 60 km/u om het product gelijkmatig in de band te verdelen;...
  • Pagina 377 GEREEDSCHAP Krik 2 Vouw hem correct in voordat u hem in zijn houder plaatst (let op dat u de hendel goed terugplaatst). Wieldopsleutel 3 Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen. Wielboutgeleider 4 Voor het loszetten van het laatste stuk of het vastzetten van het eerste stuk van de wiel- bouten.
  • Pagina 378 VELG, WIEL Steek het haakje van de wieldopsleutel 1 (opgeborgen bij het gereedschap) in de daarvoor bestemde opening dichtbij het ven- tiel 2. Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem ten opzichte van het ventiel 2. Duw de haakjes er in, vanaf het ventiel A, daarna B en C en tot slot tegenover het ven- Laat nooit gereedschap in de tiel D.
  • Pagina 379 VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Starten de krik met de hand door de 4 steun- plaats van de krik in de iets ingespron- Verwijder de wieldop (indien van toepas- gen gleuf onder de auto, tussen de twee sing).
  • Pagina 380 VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Auto met waarschuwing bij verlies van Draai de wielbouten geheel los en neem het bandenspanning wiel van de naaf. Plaats het reservewiel op de naaf en draai Bij een te lage bandenspanning (lekken, te het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten lage bandenspanning enz.) verschijnt het ...
  • Pagina 381 BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden - wielen Deze slijtagecontrolestiften zijn op regel- matige afstanden over de omtrek van het De banden vormen de enige verbinding loopvlak verdeeld. Als het loopvlak van tussen de auto en het wegdek, het is daarom een band tot aan deze stiften is wegge- van het grootste belang dat zij in goede staat sleten, zoals bij 2, moet u deze band laten...
  • Pagina 382 BANDEN (2/3) Bandenspanning Auto met waarschuwing bij verlies van Controleer de spanning bij koude banden, bandenspanning houd geen rekening met een hogere waarde Houd u aan de bandenspanningen (inclusief bij warm weer of na een snel gereden rit. Bij een te lage bandenspanning (lekken, te het reservewiel), controleer de bandenspan- Indien u de bandenspanning niet bij koude lage bandenspanning enz.) verschijnt het...
  • Pagina 383 BANDEN (3/3) Vervangen van de banden De banden in de winter Winterbanden Voor een optimale grip van uw auto raden Sneeuwkettingen wij u aan deze banden op alle vier wielen te monteren. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond de voorwielen worden gelegd. Let op: deze banden hebben soms een pijl met de draairichting en een indicatie van de Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,...
  • Pagina 384 KOPLAMPEN: de lampen vervangen Richtingaanwijzers/dimlichten/ LED-koplampen grootlicht 1 Raadpleeg een merkdealer. LED-dagrijverlichting en markeringslichten 2 Wijzig niet zelf de bedrading (afhankelijk van de auto) van de auto want door een ver- keerde aansluiting kan de elek- Raadpleeg een merkdealer. trische installatie worden be- schadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de dynamo).
  • Pagina 385 ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (1/4) LED-markerings-/remlicht 1 – Maak van buitenaf de lichten vrij door ze Bij het monteren naar achteren te trekken; Ga bij het monteren te werk in omgekeerde Raadpleeg een merkdealer. – verwijder de lamphouder 4 door deze volgorde en let op dat de bedrading niet een kwartslag te draaien, los te schroe- wordt beschadigd.
  • Pagina 386 ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (2/4) Mistlichten en Derde remlicht 7 Kentekenverlichting 8 achteruitrijlichten 6 Raadpleeg een merkdealer. – Druk op het lipje 9 om het lamphuis los te maken; Raadpleeg een merkdealer. – verwijder het kapje van het lamphuis om bij de lamp te kunnen komen.
  • Pagina 387 ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (3/4) Led-kentekenplaatverlichting 10 LED-zijknipperlichten 11 (Afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen. Verwondingsgevaar 5.19...
  • Pagina 388 ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (4/4) Speciaal geval bij de E-Tech – schroef de moer los 16; Bij het monteren hybride versie – Maak van buitenaf de lichten vrij door ze Ga bij het monteren te werk in omgekeerde naar achteren te trekken;...
  • Pagina 389 BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (1/2) Binnenlicht Leesspots 2 Raadpleeg een merkdealer. Binnenlicht uitgerust met verspreiders 1 Maak de lichtkap met een platte schroeven- draaier los. Maak de betreffende lamp vrij. Lamptype: W5W. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen.
  • Pagina 390 BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (2/2) Verlichting bagageruimte Verlichting dashboardkastje Maak met een platte schroevendraaier het Maak met een platte schroevendraaier het lamphuis 3 los door het lipje aan de linker- lamphuis 4 los door het lipje aan de linker- kant van het lamphuis in te drukken.
  • Pagina 391 SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2) Vervangen van het batterijtje N.B.: raak bij het vervangen van het batte- rijtje niet de elektronische printplaat in de Open de afstandsbediening via gleuf 1 met sleutel aan. behulp van een platte schroevendraaier en Controleer bij het monteren, of het deksel vervang de batterij 2 en let daarbij op het goed vastzit en de schroef goed vastgezet type batterij en de juiste polariteit (+ en -) die...
  • Pagina 392 SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen ➥ 1.27. Voorzorgen met betrekking Gooi lege batterijen niet weg, maar lever tot batterijen: ze in bij een inzamelpunt voor lege bat- –...
  • Pagina 393 KAART: batterij (1/2) De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een merkdealer, de levensduur is ongeveer twee jaar. Let op dat er geen inkt op het batterijtje zit: risico van slecht elektrisch contact. Als deze vervangen moet Vervangen van het batterijtje Ga bij het monteren te werk in omgekeerde worden, moet u hetzelfde of volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij- een gelijkwaardig batterijtype...
  • Pagina 394 KAART: batterij (2/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen ➥ 1.27. Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) bat- terijen buiten het bereik van kinderen.
  • Pagina 395 ACCU: storing (1/5) Om vonkvorming te voorkomen: Aansluiting van een acculader – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- De acculader moet geschikt zijn voor een nenlichten enz.) zijn uitgeschakeld voor- accu met een nominale spanning van dat u de accuklemmen losmaakt of aan- 12 volt.
  • Pagina 396 ACCU: storing (2/5) Starten met starthulpkabels Als u voor het starten de accu van een andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels (met groot oppervlak) bij een merkdealer of controleer, als u reeds start- kabels heeft, of deze in goede staat verke- ren.
  • Pagina 397 ACCU: storing (3/5) Start de motor van de hulpauto en laat deze met een middelmatig toerental draaien. Als de motor van uw voertuig niet onmid- dellijk start, zet u het contact af en wacht u enkele seconden voordat u de handeling herhaalt.
  • Pagina 398 ACCU: storing (4/5) Externe aansluitingen Opmerking: open het afdekkapje 8 van de aansluiting 6 (+) door op de knop te druk- (E-Tech hybride versie) ken 9 zoals aangegeven met de pijl. Gebruik de aansluiting 6 (+) en de aan- sluiting 7 (–) in de motorruimte. Het is verboden om de posi- tieve kabel in de motorruimte los te koppelen.
  • Pagina 399 ACCU: storing (5/5) Sluit de positieve kabel aan C op de aan- Controleer na elke handeling van het afdek- sluiting 6 (+) en daarna op aansluiting 10 kapje 3, of het lipje 13 op het aansluitblok (+) van de hulpaccu. zit 12.
  • Pagina 400 RADIOVOORBEREIDING – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor- schriften van de uitrusting op. Inbouwplaats voor de radio 1 Luidsprekers in de – De benodigde steunen en verbin- voorportieren 2 dingskabels die de merkdealer u kan Maak het afdekplaatje los. Hierachter bevin- leveren, verschillen per type auto en den zich de aansluitingen voor: de antenne, Raadpleeg een merkdealer voor het instal-...
  • Pagina 401 INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN ACCESSOIRES: belangrijke adviezen Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon- tact niet overschrijdt ➥...
  • Pagina 402 ZEKERINGEN (1/4) Zekeringenkastjes Zekeringen in het interieur B Zekeringen bevinden zich in het interieur achter een klep in het C dashboardkastje Maak het klepje 2 los. Controleer de staat van de zekeringen als Maak het klepje 3 los. een elektrisch apparaat niet werkt. Open en kantel de 2 klep helemaal en trek hem naar beneden om toegang te krijgen tot Zekeringen in het interieur A...
  • Pagina 403 ZEKERINGEN (2/4) Tangetje 4 Zorg dat u altijd een doos met reserve- lampen en -zekeringen in de auto heeft, Trek de zekering los met behulp van het tan- deze is verkrijgbaar bij een merkdealer. getje 4 aan de achterkant van de klep. U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
  • Pagina 404 ZEKERINGEN (3/4) Bestemming van de zekeringen (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) Symbool Bestemming Ruitensproeier î Multimedia-accessoireaansluiting, multimediascherm Æ Voor en achter tweede rij accessoireaansluiting Ì Geluidssignaal Ý Aansluiting trekhaak  Verwarmde achteruitkijkspiegels ×...
  • Pagina 405 ZEKERINGEN (4/4) LPG-zekeringen in het voorste Zekeringen in de motorruimte D Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan Bepaalde functies worden beschermd door nog warm zijn. Bovendien zekeringen in de motorruimte in huis D. 5-zekering: stroomonderbreking LPG-motor. kan de ventilateurmotor on- Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- verwacht gaan draaien.
  • Pagina 406 RUITENWISSERBLADEN: vervanging (1/2) Ruitenwisserbladen voorruit 2 Bij het monteren vervangen Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats- ten, klemt u deze in de houder in de arm 3 Zet de ruitenwissers in de onderhouds- tot u een klik hoort. stand B voordat u ze vervangt. Controleer of het blad goed is vergrendeld.
  • Pagina 407 RUITENWISSERBLADEN: vervanging (2/2) Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omgekeerde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. – Controleer als het vriest, voordat u wegrijdt, of de ruiten- wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren. De wisser- motor kan hierdoor te warm worden.
  • Pagina 408 SLEPEN: pechhulp (1/2) Zet vóór het slepen de hendel in de neu- Als u klaar bent met slepen, kunt u (afhanke- traalstand (N in voertuigen met een automa- lijk van de auto) twee keer op de startknop tische transmissie) en wacht vervolgens van de motor drukken (risico op ontladen ongeveer één minuut (in geval van de van de accu).
  • Pagina 409 SLEPEN: pechhulp (2/2) Zet het sleepoog 5 volledig vast: eerst met de hand tot dit blokkeert, daarna door het te vergrendelen met de wielmoersleutel of, afhankelijk van de auto, de hendel. Gebruik uitsluitend het sleepoog 5 en de wielmoersleutel of de hendel geleverd bij het gereedschap.
  • Pagina 410 STORINGEN (1/7) Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De kaart kan geen portieren ontgrendelen Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto of vergrendelen. vergrendelen/ontgrendelen en starten. ➥ 1.27 en ➥ 2.3 of ➥ 2.7. Gebruik van apparaten die op dezelfde Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik frequentie als de card werken (mobiele te-...
  • Pagina 411 STORINGEN (2/7) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De afstandsbediening werkt niet voor het Batterij van de afstandsbediening leeg.
  • Pagina 412 STORINGEN (3/7) U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De controlelampjes op het instrumentenpa- Accuklemmen niet goed vastgezet, Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxideerd. neel gaan zwakker of niet branden, de start- los of geoxideerd. motor draait niet. Accu ontladen of defect.
  • Pagina 413 STORINGEN (4/7) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. Witte rook uit de uitlaat. Bij een dieselmotor hoeft dit geen storing te zijn.
  • Pagina 414 STORINGEN (5/7) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien. Probleem met de elektrische bekrachti- Raadpleeg een merkdealer.
  • Pagina 415 STORINGEN (6/7) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen. ➥ 5.34. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
  • Pagina 416 STORINGEN (7/7) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Condens in de koplampen of achterlich- Condens is een normaal verschijnsel dat ten. door variaties in temperatuur en vochtig- heid kan worden veroorzaakt. In dat geval verdwijnen de sporen geleide- lijk aan als de lichten branden. Het waarschuwingslampje van het niet Een voorwerp tussen de vloer en de stoel Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voo-...
  • Pagina 417 Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatje ............... Technische informatie voor de hulpdiensten .
  • Pagina 418 IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa). moeten bij eventuele klachten en bij het 5 MTR (Maximaal toegelaten trein- bestellen van onderdelen altijd worden massa: auto met aanhanger). vermeld. 6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras.
  • Pagina 419 TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN De QR-code op het label A geeft hulpverle- ners via een tablet of smartphone direct toe- gang tot de technische voertuiginformatie die ze nodig hebben bij een ongeval. Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht- baar is, zowel op de voorruit als de achter- ruit.
  • Pagina 420 MOTORIDENTIFICATIE (1/2) De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Serienummer van de motor.
  • Pagina 421 MOTORIDENTIFICATIE (2/2) E-Tech hybride versie...
  • Pagina 422 AFMETINGEN (in meters) 0,831 2,583 0,633 1 ,518 4,047 1,440* 1,506 1,728** Onbelast ** 1,988 met achteruitkijkspiegels open 1,798 met achteruitkijkspiegels weggeklapt...
  • Pagina 423 MOTORGEGEVENS (1/3) Uitvoering 1.0 SCe 1.0 TCe E-TECH hybrid 1.5 dCi Type van de motor H4D Turbo K9K Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1598 1461 Soort brandstof Benzine Diesel Octaangetal U moet ongelode benzine gebruiken met het met oc- De sticker in de tankdopklep geeft aan taangehalte zoals staat aangegeven op het etiket aan de welke brandstoffen toegestaan zijn.
  • Pagina 424 MOTORGEGEVENS (2/3) Uitvoering 1.0 SCe 1.0 TCe E-TECH hybrid 1.5 dCi Type van de motor H4D Turbo K9K Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1598 1461 Brandstof die voldoet aan de Europese norm en die compatibel is met Loodvrije benzine die voldoet Dieselbrandstof die voldoet aan de motoren van auto´s aan de norm EN 228 bevat tot...
  • Pagina 425 MOTORGEGEVENS (3/3) Uitvoering 1.0 SCe 1.0 TCe E-TECH Hybrid 1.5 dCi Type van de motor H4D Turbo K9K Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1598 1461 Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bougietypen. Het type staat aangegeven op een sticker in de motor- ruimte, raadpleeg anders een merkdealer.
  • Pagina 426 MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Max. toegelaten massa (MMTA) Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje ➥ 6.2 Max. toegelaten treinmassa (MTR) Aanhangwagenmassa geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC Aanhangwagenmassa ongeremd*...
  • Pagina 427 ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
  • Pagina 428 ONDERHOUDSCOUPONS (1/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 429 ONDERHOUDSCOUPONS (2/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 430 ONDERHOUDSCOUPONS (3/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 431 ONDERHOUDSCOUPONS (4/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 432 ONDERHOUDSCOUPONS (5/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 433 ONDERHOUDSCOUPONS (6/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 434 PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.18...
  • Pagina 435 PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.19...
  • Pagina 436 PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.20...
  • Pagina 437 PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.21...
  • Pagina 438 PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.22...
  • Pagina 439 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/7) Afstellen .................1.103 → 1.105 aan/uit knop van de motor ...........2.7 → 2.10 afstellen van de juiste zithouding......1.34 → 1.41, 3.33 aanhangwagen ................6.10 afstellen zithouding ...............1.113 aansteker ..................3.32 airbag aanvullende bevestigingsmiddelen activeren passagiersairbags voorin ...1.59, 1.66, 1.71 → 1.73 bij de autogordels achterin ............
  • Pagina 440 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/7) bevestigingsmiddelen voor kinderen ....1.51 – 1.52, 1.54 → 1.64, 1.66 → 1.70 dakdragers..................3.40 bevestigingssysteem voor kinderen .....1.51 – 1.52, 1.54 → 1.64, dashboard..............0.4, 1.74 → 1.77 1.66 → 1.70 display ..........1.78 → 1.84, 1.86 → 1.90, 3.18 biep ....................
  • Pagina 441 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/7) kinderen vervoeren ....1.51 – 1.52, 1.54 → 1.64, 1.66 → 1.70 handgreep ..................3.31 kinderveiligheid ..0.3, 1.16, 1.18, 1.32, 1.47, 1.51 – 1.52, 1.54 → 1.64, handrem ................2.23 – 2.24 1.66 → 1.73, 3.20 → 3.22 handsfree kaart: gebruik ............1.18 →...
  • Pagina 442 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/7) maten....................6.6 ontgrendelen van de portieren.... 1.15 → 1.21, 1.27 → 1.30, 1.33 menu persoonlijke instellingen van de auto..1.91, 1.103 → 1.105 ontwaseming meters.................... 2.64 achterruit ..............3.6, 3.12 → 3.15 meters: voorruit ..............3.9, 3.12 → 3.15 instrumentenpaneel..1.78 → 1.83, 1.79 → 1.83, 1.86 → 1.94, opbergruimtes..............3.27 →...
  • Pagina 443 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/7) portiervergrendeling..1.11 – 1.12, 1.14 → 1.22, 1.27 → 1.30, 1.33, 1.103 – 1.104 schakelen ...........1.80, 2.23, 2.29, 2.148 → 2.152 schakelpeddel................2.148 scherm QR-code .................. 0.7, 6.3 navigatiescherm ............3.18 – 3.19 weergave van de navigatie ........3.18 – 3.19 schermen radio..................
  • Pagina 444 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/7) spiegels ..............0.2, 1.109 → 1.111 spoiler .................... 3.40 usb-aansluiting ................3.18 starten................1.100, 2.148 starten van de motor............2.3 → 2.14 van geluidssignaal startschakelaar ............2.3, 2.24 → 2.27 alarmwaarschuwing portier vergeten te sluiten ....... 1.32 stilzetten van de motor ......2.4 → 2.6, 2.10, 2.24 → 2.27 veiligheidsvoorzieningen zijkant .........
  • Pagina 445 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (7/7) waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook ..1.82, 2.51 → 2.61 wassen ................4.17 → 4.19 welkom in uw auto algemene inleiding ..............0.1 welkom in uw auto ................0.1 wieldoppen ..................5.10 wieldopsleutel ............... 5.9 – 5.10 wielen (veiligheid) ..............5.13 →...
  • Pagina 446 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (7/7)
  • Pagina 448 à999104332Sí î í ä 8H RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com...