EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Het gebied rond de radar
en camera moet schoon
worden gehouden en in
dit gebied mogen geen
manipulaties worden uitgevoerd
om de goede werking van het
systeem te waarborgen.
Bedieningsknoppen
3. Schakelaar voor het selecteren/
deselecteren van de rijhulpmiddelen,
afhankelijk van het voertuig:
– Actief rijhulpsysteem:
– Adaptieve cruise control;
– snelheidsregelaar;
– snelheidsbegrenzer;
– Uit.
4. Veilige afstand instellen
5. Oproepen van de in het geheugen
vast gelegde snelheid (RES).
6. Schakelt de kruissnelheid in, slaat
deze op of verlaagt deze of slaat de
huidige snelheid op (SET/-).
7. Schakelaar om de kruissnelheid te
activeren en te verhogen of om de
kruissnelheid (SET/+) uit het geheugen
op te roepen.
8. De functie gaat in stand-by en de
maximumsnelheid wordt opgeslagen
(0).
9. Submenuknop (afhankelijk van de
auto): de ingestelde snelheid
aanpassen aan waargenomen
snelheidsbeperkingen
Afhankelijk van uw auto
kunt u de adaptieve
snelheidsregelaar koppelen
aan de functie "Detectie van
verkeersborden" 225 door te
drukken op de schakelaar 7 .
Weergaven
10. Controlelampje van de adaptieve
snelheidsregelaar.
11. Voorligger.
225
12. Opgeslagen veilige afstand
13. Opgeslagen kruissnelheid.
Belangrijk: houd uw
voeten altijd vlakbij de
pedalen om voorbereid
te zijn op alle mogelijke
situaties.
3
R i j d e n - 2 3 9