Pagina 2
De smeermiddelen van ELF vormen een belangrijke bijdrage aan de prestaties van uw auto. RENAULT adviseert de smeermiddelen van ELF die zijn goedgekeurd voor het bijvullen en verversen. Raadpleeg uw RENAULT-dealer of kijk op de website www.lubrifiants.elf.com Een merk van...
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld. Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Pagina 5
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
RENAULT CARD: algemeen (1/2) Met de RENAULT card kunt u: Bereik van de RENAULT card – de portieren, de achterklep en de tank- Dit wordt beïnvloed door de omgeving: Let dopklep vergrendelen/ontgrendelen op bij het vasthouden van de RENAULTcard (raadpleeg de volgende bladzijdes);...
RENAULT card, kunt u deze uit- ïntegreerde sleutel, plaats u deze terug sluitend bestellen bij een merkdealer. in zijn houder in de RENAULT card en Het vervangen van een RENAULT card steekt u de RENAULT card in de kaartle- moet altijd bij een merkdealer gebeuren.
Als een portier (of de vergrendelen van de achterklep. achterklep) geopend of niet goed gesloten is, of als een RENAULT card in de lezer is Alarm van niet detecteren van achtergebleven, worden de portieren snel vergrendeld en weer ontgrendeld en knippe- de RENAULT card ren de knipperlichten niet.
Gebruik Ontgrendelen van de auto Voor de auto’s die hiermee zijn uitgerust, Terwijl de RENAULT card zich in het gebied 1 kan hiermee, naast de gebruiksmogelijkhe- bevindt en de auto vergrendeld is, drukt u op den van de RENAULT card afstandsbedie-...
Raadpleeg een merkdealer. Vergrendelen door weglopen Als een portier of de bagageruimte open of Loop met de RENAULT card bij u, als de niet goed gesloten is, of als een card aan- portieren en de bagageruimte dicht zijn, weg wezig is in het interieur (of in de kaartlezer), van de auto: deze vergrendelt automatisch vindt geen vergrendeling plaats.
Pagina 13
Risico van ernstige verwondingen. Na het vergrendelen/ontgrendelen van de auto met behulp van de knoppen van de card RENAULT, worden het “handsfree” vergrendelen en ontgrendelen gedeactiveerd. De “handsfree” werking wordt hersteld na het starten van de auto.
RENAULT CARD: extra portiervergrendeling Deactiveren van de extra portiervergrendeling Ontgrendel de auto met behulp van de knop 1 van de RENAULT card. Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op- lichten van de knipperlichten. Activeren van de extra Als de auto extra portiervergrendeling heeft,...
Voorportieren de handgreep 3. Trek met de portieren ontgrendeld aan de handgreep 1. Bijzonderheid “handsfree” RENAULT card Druk met de portieren ontgrendeld op de knop 2 van de handgreep 1 van een van de twee voorportieren en trek de handgreep naar u toe.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/3) Waarschuwingssignaal Waarschuwing portier vergeten verlichting brandt nog te sluiten Als bij het openen van een voorportier de Als een portier of de achterklep geopend of lichten nog branden terwijl het contact is af- niet goed gesloten is en de auto een snel- gezet dan klinkt er een signaal om u te waar- heid van ongeveer 10 km/u bereikt, ver- schuwen.
Pagina 17
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (3/3) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te Kinderveiligheid starten, door organen te bedienen zoals...
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2) Vergrendelen/Ontgrendelen van de portieren van buitenaf Dit gebeurt met de RENAULT card: zie de paragrafen “RENAULT card” in hoofdstuk 1. In sommige gevallen werkt de RENAULT card niet: – batterij van de RENAULT card leeg, accu ontladen, enz.
3 in de schakelaar aan of de por- Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterij- tieren wel of niet vergrendeld zijn: tje ontladen is, of de RENAULT card tijdelijk niet werkt, enz. – lampje brandt, de portieren zijn vergren- deld;...
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN Inschakelen/Uitschakelen van de functie Druk bij draaiende motor ongeveer 5 se- conden op de knop 1 tot u een geluidssig- naal hoort. Bij een storing Als u een storing constateert (geen automa- tische vergrendeling, het lampje in knop 1 licht niet op bij het vergrendelen van de por- tieren), controleer dan eerst of alle portieren goed gesloten zijn.
HOOFDSTEUNEN VOOR Verwijderen van de hoofdsteun Zet de hoofdsteun in de hoogste stand (zet de rugleuning indien nodig schuin naar ach- teren). Druk op de knop 1 en trek de hoofd- steun omhoog tot hij vrijkomt. Hoofdsteun terugplaatsen Steek de poten van de hoofdsteun in de hou- ders (zet de rugleuning indien nodig schuin naar achteren).
VOORSTOELEN (1/3) Vooruit of achteruit schuiven Zitting hoger of lager zetten Rugleuning verstellen van de stoel Beweeg de hendel 2 zo vaak als nodig is Draai de kartelknop 4 tot de rugleuning in de omhoog of omlaag. gewenste stand staat. Trek de handgreep 1 omhoog om te ont- grendelen.
VOORSTOELEN (2/3) Passagiersstoel in de oorspronkelijke Bevestig, voor uw veiligheid, positie terugzetten de vervoerde voorwerpen Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van wanneer de stoel in tafelstand de stoel hindert. staat. – Druk op de knop 5 om de rugleuning te ontgrendelen;...
VOORSTOELEN (3/3) Armsteun in het midden 5 De armsteun opbergen Til de armsteun naar boven tot aan de op- De armsteun naar boven verstellen bergstand A. Controleer de vergrendeling. Til de armsteun naar de gewenste stand. De armsteun naar beneden verstellen Til de armsteun tot aan de opbergstand naast de rugleuning en zet hem daarna omlaag.
AUTOGORDELS (1/4) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- Stel, voordat u start de juiste zithouding del. Het niet dragen van de gordel is ge- af, en daarna voor alle inzittenden de au- vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich togordel om de beste bescherming te te houden aan de wetgeving van het land krijgen.
AUTOGORDELS (2/4) ß Waarschuwingslampje vergeten autogordels voor Het licht op het centrale display op bij het starten van de motor en daarna, als de gordel van de bestuurder of passagier voorin (als de stoel bezet is) niet vastgemaakt is en de auto ongeveer 20 km/uur bereikt, knip- pert het en een geluidssignaal klinkt gedu- rende ongeveer 2 minuten.
AUTOGORDELS (3/4) Gordels aan de zijkanten Middelste gordel Klik de verschuifbare gesp 10 in de bijbeho- rende rode sluiting 12. achter 7 Rol de riem 9 langzaam uit zijn houder, klik vervolgens de gesp 8 in de bijbehorende Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen zwarte sluiting 11.
Pagina 28
AUTOGORDELS (4/4) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel voorin; – Het is streng verboden zelf –...
Pagina 30
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Krachtbegrenzer Airbags voor de bestuurder en passagier Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Deze bevindt zich bij de linker en rechter werking om de kracht die de gordel op het li- voorstoel.
Pagina 31
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Storingen Werking å Het systeem werkt alleen als het contact aanstaat. Het lampje 4 op het instrumentenpa- neel gaat branden als het contact wordt aan- Bij een zware frontale aanrijding, worden de gezet en dooft na enkele secondes. airbags, die de klap opvangen van het hoofd en de borstkas van de bestuurder tegen het Als het niet oplicht bij het aanzetten van het...
Pagina 32
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
Pagina 33
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN ZIJKANT Krachtbegrenzer Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het li- chaam uitoefent te begrenzen tot een draag- lijk niveau. – Laat al deze veiligheidsvoor- zieningen controleren na een aanrijding.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zijairbags Dit is een airbag die aan de kant van het por- tier ondergebracht is in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de inzittenden te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Waarschuwing betreffende de zijairbag –...
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert. Een kind is geen volwassene in miniatuur- formaat. Het staat bloot aan specifieke let- selrisico’s doordat de spieren en botten nog Verantwoordelijkheid van de in de groei zijn.
Pagina 37
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Geef het goede voorbeeld door uw Door een verkeerde installatie komt de be- gordel vast te maken en leer uw kind: scherming van het kind in gevaar bij krachtig –...
Pagina 38
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
Pagina 39
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2) Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met ISOFIX systeem Voordat u een ISOFIX kinder- kinderzitjes: met de autogordel of met het De toegelaten ISOFIX kinderzitjes zijn goed- zitje installeert dat u hebt ge- ISOFIX systeem.
Pagina 40
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2) De twee ringen 1 bevinden zich tussen de Plaatsen achter Zitplaats voorpassagier rugleuning en de zitting van de stoel en zijn De riem 2 moet tussen de rugleuning en de Bevestig de haak van de riem 2 aan de te herkennen aan een markering.
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (1/6) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Op zitplaats voorin Op zitplaats achter aan de zijkant derzitjes bevestigd worden Op het schema Het vervoer van een kind op de plaats van Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- op de volgende bladzijde ziet u waar u een de voorpassagier is niet in alle landen toe- stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-...
Pagina 42
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (2/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Vijfdeurs en breakuitvoering Gewicht van Grootte van het Zitplaats Zitplaatsen achter Zitplaats midden Type kinderzitje het kind ISOFIX zitje voorpassagier (1) (2)
Pagina 43
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (3/6) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het gemonteerd kan worden.
Pagina 44
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (4/6) Overzicht van de installatie vijfdeursuitvoering en Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging breakuitvoering ü Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX kinderzitje voor- uit.
Pagina 45
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (5/6) Overzicht van de installatie in de Société-uitvoering Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± De passagiersstoel heeft een ver- ankering aan de bovenkant voor de beves- tiging van een vooruit geplaatst universeel ISOFIX kinderzitje.
Pagina 46
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (6/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige blad- U = Plaats toegestaan voor de bevestiging zijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. met de gordel van een in de handel ver- krijgbaar als “Universeel”...
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3) GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer- king komt als er een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel is ge- plaatst, mag u NOOIT een kinderzitje achterstevoren (met de rug naar de weg) installeren op een voorstoel met een ACTIEVE AIRBAG.
Pagina 48
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer- king komt als er een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel is ge-...
Pagina 49
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbags, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken. Het gebruik van de voorstoel door een pas- sagier wordt ook afgeraden.
Pagina 50
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2) 11 12 1.44...
27 Schakelaars voor: 16 Dashboardkastje. 6 Schakelaar voor: – verstellen van de koplampen, – ruitenwisser/ruitensproeier van de 17 Lezer van de RENAULT card. – regelweerstand instrumentenverlich- voorruit en de ruit achter; ting, – functiekeuze boordcomputer. 18 Versnellingshendel. – inschakelen/uitschakelen van de par- 7 Centrale ventilatieroosters.
Pagina 53
6 Schakelaar voor de alarmknipperlich- 15 Schakelaars voor: ten. 22 Aansteker/accessoireaansluiting – verstellen van de koplampen, 7 Schakelaar voor de elektrische portier- 23 Lezer van de RENAULT card. – regelweerstand instrumentenverlich- vergrendeling. ting, 24 Knop voor het starten/stoppen van de 8 Centrale ventilatieroosters.
WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. š å Controlelampje markeringslicht Waarschuwingslampje airbag Dit gaat branden bij het aanzetten á van het contact, en dooft na enkele secon- Controlelampje grootlicht des.
Pagina 55
WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. À Waarschuwingslampje remsy- Waarschuwingslampje oliedruk steem en waarschuwingslampje Dit gaat branden bij het aanzetten handrem aangetrokken van het contact, en dooft na enkele secon- Het gaat branden bij het aanzetten van het des.
Pagina 56
WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Ä Waarschuwingslampje luchtver- Waarschuwingslampje antiblok- ontreiniging keersysteem Dit gaat branden bij het aanzetten van het Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn, contact, en dooft na enkele secondes.
Pagina 57
WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Φ Š‰ Controlelampjes snel- Controlelampje voor brandstof- heidsregelaar en snel- besparing heidsbegrenzer Ze lichten op om u te adviseren naar een hogere versnelling (pijl omhoog) of lagere Raadpleeg de paragrafen “Snelheids- versnelling (pijl omlaag) te schakelen.
DISPLAyS EN METERS Toerenteller 1 Snelheidsmeter 3 Waarschuwing minimumpeil (schaalverdeling × 1000) (km of mijl per uur) motorolie 4 Bij het starten van de motor waarschuwt het Koelvloeistof Geluidssignaal display 4 als het minimum oliepeil is bereikt. Raadpleeg de paragraaf “Peil van de motor- temperatuurmeter 2 snelheidsverklikker olie”...
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) f) afgelegde afstand; g) gemiddelde snelheid; h) onderhoudsinterval: – teller onderhoudsbeurten; – teller olieverversingen; i) s n e l h e i d s i n s t e l l i n g v a n snelheidsregelaar/-begrenzer;...
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden Automatische nulinstelling van gedurende de eerste paar de gegevens van de reis kilometer na een nulinstelling De nulinstelling gebeurt automatisch als één van de gegevens zijn maximale waarde be- De waarden van gemiddeld verbruik, bereik reikt.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding 101778 km 112.4 km a) Totaalteller en dagteller. Brandstof verbr.
Pagina 62
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Actieradius e) Het bereik met de overgebleven brandstof. 541 km Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
Pagina 63
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer zonder ingebouwde onderhoudsboodschap OLIE VERV OVER h) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. OLIEVERVERSEN Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilome- OVER 100km...
Pagina 64
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de ingebouwde onderhoudsboodschap ONDERHOUD OVER AFSTAND TOT ONDERHOUD 30.000 km / 12 maanden h) Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of...
Pagina 65
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (5/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de boodschap afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (vervolg) OLIE VERV OVER AFSTAND TOT ONDERHOUD...
Pagina 66
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (6/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Begrenzer 90 km/H i) Ingestelde snelheid van de snelheidsregelaar en -begrenzer. Raadpleeg de paragrafen “snelheidsregelaar”...
Pagina 67
“Parkeerrem aangetrokken” Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet. “Kaart verwijderen a.u.b.” Verzoek om de RENAULT card uit de lezer te verwijderen als u de auto verlaat. “Tractiecontrole uit” Geeft aan dat u de functie ASR heeft uitgeschakeld. “Draai stuurwiel + START”...
Pagina 69
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING Stuurbekrachtiging Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- laden is. Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Pagina 71
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2) 9 °C 12:00 Display A Houd daarna knop 3 ingedrukt om de afstel- ling van de uren te bevestigen. Om bij de weergave 1 van de afstelling van De minuten knipperen: druk een aantal de tijd te komen, drukt u op knop 2 of 3. keren kort of een keer lang op de knop 2 om Wacht enkele secondes.
Pagina 72
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2) Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen - 3 °C en + 3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid). Buitentemperatuurmeter Display B De buitenthermometer is be- Auto’s met multimedia-aanraakscherm, slist geen gladheidsdetector. navigatiesystemen, telefoons enz.
SPIEGELS Verwarmde buitenspiegels Bij draaiende motor, wordt het spiegelglas verwarmd als de achterruitverwarming aan staat. Inklapbare buitenspiegels (afhankelijk van de auto) Zet de knop 1 in de positie F: de buitenspie- gels klappen in. Om ze opnieuw in rijstand te zetten, ga terug naar stand C, D of E.
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/3) Dimlicht Handbediend Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk- teken 3 staat. Dit controlelampje op het in- strumentenpaneel licht op. Automatische werking (afhankelijk van de auto) Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij het merkteken 3 staat: draaiende motor, de dimlichten schakelen automatisch in en uit, naargelang de helderheid buiten, zonder dat...
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/3) Uitschakelen van de lichten Er zijn twee mogelijkheden: – Handmatig, zet de ring 2 in stand 0; – automatisch, de lichten doven, na het stoppen van de motor, bij het openen van het bestuurdersportier of bij het vergren- delen van de auto.
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/3) Mistachterlicht Lichten uit Draai de middelste ring 4 van de Draai weer de ring 4 om het merkteken 5 schakelaar zo dat het symbool bij het merk- tegenover het symbool van het mistlicht te teken 5 staat en laat dan los. plaatsen dat u wilt uitschakelen.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan het stuurwiel en in de richting waarin u dit gaat draaien. Werking van de sneltoets Tijdens het rijden wordt het stuur mogelijk slechts weinig gedraaid, waardoor de scha- kelaar niet vanzelf terugkomt in de rust- stand.
KOPLAMPEN AFSTELLEN In geval van handmatige instellingen Voorbeelden van de stand van de schakelaar A, afhankelijk van de belading Bestuurder alleen of met een passagier voorin Bestuurder met een passagier voorin en twee of drie passagiers achterin Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de knop A de stand van de koplampen aanpas- Bestuurder met een passagier sen aan de belasting.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/2) Auto’s met functie automatisch wissen Bij draaiende motor: verplaats de schake- laar 1. – A uit. – B automatisch wissen In deze stand signaleert het systeem water op de voorruit en schakelt het wissen in met een aangepaste wis- snelheid.
Pagina 80
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/2) Bij sneeuwval of als het vriest, maakt u de voorruit (inclusief de centrale zone achter de binnenspiegel) en de achter- ruit vrij voordat u de ruitenwissers in- schakelt (risico van oververhitting van de motor). Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER Ruitenwisser en sproeier achter Contact aan, draai het einde van de scha- kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het symbool staat. Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter- ruitwisser werken. Bij sneeuwval of als het vriest, maakt u de voorruit (inclusief de centrale zone Bijzonderheid achter de binnenspiegel) en de achter-...
Pagina 82
BRANDSTOFTANK (1/3) Soort brandstof Benzinemotor Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Gebruik brandstof van goede kwaliteit Het octaangehalte (RON) moet over- die overeenkomt met de normen die in elk een komen met de indicaties op de sticker land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt op het klepje A.
BRANDSTOFTANK (2/3) Tanken van brandstof Wanneer het contact uit is, steekt u het vul- pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat u met tanken begint (spatgevaar). Houd tijdens het tanken het vulpistool in deze stand tot u klaar bent met tanken. Als het vulpistool automatisch is afgeslagen, mag u het nog maximaal twee keer gebrui- ken, om voldoende ruimte in de tank over te...
Pagina 84
Auto’s zonder ontluchtingspompje 4 stuivers, beschermkappen) vanwege de dieselmotor grote gevaren voor de veiligheid die hier- Steek de card RENAULT in de kaartlezer 5. door kunnen ontstaan. Laat deze werk- Auto’s met ontluchtingspompje 4 Druk op de startknop 3 zonder de pedalen...
Pagina 85
Hoofdstuk 2: Het rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Inrijden ................Starten, Stoppen van de motor .
INRIJDEN Benzinemotor Dieselmotor Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 130 Laat de motor de eerste 1 500 km, niet snel- km/uur in de hoogste versnelling en laat de ler draaien dan 2 500 tr/min. Daarna kunt motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 tr/ u sneller rijden maar pas na 6 000 km zult min draaien.
(in handsfree stand) voldoende om te kunnen starten. van het koppelingspedaal voldoende om te kunnen starten. In dat geval mag de RENAULT card zich niet in bagageruimte bevinden.
In sommige gevallen werkt de “handsfree” standsbediening, steek de card in de RENAULT card niet: lezer 2; – batterij van de RENAULT card leeg, accu – auto’s met een “handsfree” RENAULT ontladen, enz. card met de card in het interieur of in de –...
Bijzonderheid Controleer, als u de auto verlaat Als de card niet in de lezer zit als u de motor en vooral als u de RENAULT wilt stoppen, verschijnt de boodschap “Kaart card bij u heeft, of de motor afwezig ingedrukt houden” op het instru- echt gestopt is.
FUNcTIE STOp AND START (1/3) Dit systeem zorgt voor een lager brandstof- Bijzonderheid van het automatisch weer verbruik en vermindert de uitstoot van broei- starten van de motor Het waarschuwingslampje verschijnt kasgassen. Onder bepaalde omstandigheden kan de op het instrumentenpaneel om u te waar- Het systeem wordt automatisch ingescha- motor vanzelf weer starten om uw veiligheid schuwen dat de motor op stand-by staat.
FUNcTIE STOp AND START (2/3) Omstandigheden waarbij de Bijzondere gevallen – de functie “helder zicht” is ingeschakeld (raadpleeg de paragraaf “airconditioning” motor niet op stand-by wordt – Als de bestuurder, terwijl het systeem in in hoofdstuk 3); gezet werking is en de motor is afgezet (ver- –...
FUNcTIE STOp AND START (3/3) Storingen Het systeem wordt automatisch weer in- geschakeld bij elke vrijwillige start van het Wanneer de boodschap “Stop & start contro- voertuig door het indrukken van de startknop leren” op het instrumentenpaneel verschijnt (raadpleeg de paragraaf “Starten, stoppen en tegelijkertijd het controlelampje 2 in de van de motor”).
Pagina 93
BIJZONDERHEDEN VAN DE BENZINEmOTOR Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt; herstellen.
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINgEN mET EEN DIESELmOTOR Toerental van de dieselmotor Voorzorgen in de winter De inspuitpomp van de dieselmotor heeft Om problemen bij vorst te voorkomen: een mechanische begrenzing die er voor – zorg dat de accu steeds goed geladen is, zorgt dat het afgestelde motortoerental –...
VERSNELLINgSHENDEL/HANDREm Handrem Vrijzetten Trek de handgreep 3 iets omhoog waarna u de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag duwt. Indien u de handgreep niet voldoende terug duwt, blijft op het instrumentenpaneel een lampje branden. Vastzetten Trek de handgreep 3 omhoog. Controleer of de auto blijft stilstaan.
ZUINIg RIJDEN (1/2) Afhankelijk van de auto beschikt u over ver- schillende functies die u kunnen helpen het brandstofverbruik te verminderen: – de toerenteller; – het waarschuwingslampje voor over- schakelen naar de volgende versnelling; – het indicatielampje rijstijl; – de trajectbalans en tips voor zuinig rijden via het multimediadisplay;...
Pagina 97
ZUINIg RIJDEN (2/2) EcO-modus Activeren van de functie Druk op de schakelaar 4. De ECO-modus is een functie die het brand- stofverbruik zo laag mogelijk houdt. Deze Het controlelampje 5 ECO verschijnt op het regelt alle stroomverbruikers (motorvermo- instrumentenpaneel om de inschakeling te gen, verwarming en/of airconditioning enz.).
TIpS: voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (1/3) Hulp bij brandstofbesparing Uw auto voldoet aan de eisen voor de recy- Laat uw auto controleren en afstellen door cling en het terugwinnen van materialen van een merkdealer, in overeenstemming met Afhankelijk van de auto informeert een de auto bij de sloop, die van kracht worden de instructies in het onderhoudsprogramma lampje op het instrumentenpaneel u op welk...
TIpS: voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (2/3) controle van de uitlaatgassen – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- heid van de auto met het gaspedaal door Het controlesysteem van de uitlaatgassen voor een obstakel of een bocht tijdig gas waarschuwt bij een storing in de werking van terug te nemen.
TIpS: voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (3/3) – Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
mILIEU Emissies Uw auto is ontwikkeld met een zo groot – De auto moet aan het eind van zijn be- mogelijke aandacht voor het milieu gedu- staan door een gespecialiseerd bedrijf Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica- worden gesloopt om te worden gerecy- ontworpen dat hij minder broeikasgassen...
Pagina 103
HULp- EN cORREcTIESySTEmEN TIJDENS HET RIJDEN (2/4) Elektronisch Onderstuurcontrole Bij een storing stabiliteitsprogramma (ESc) Dit verbetert de werking van het ESC bij Als het systeem een storing signaleert, met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- verschijnt de boodschap “ControleerESC” wielen hun grip verliezen).
HULp- EN cORREcTIESySTEmEN TIJDENS HET RIJDEN (3/4) Noodstopbekrachtiging Oplichten van de alarmknipperlichten Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat krachtig afremmen gaan branden. zorgt voor het verminderen van de remweg van de auto. Remanticipatie Afhankelijk van de auto anticipeert het sys- De werking van het systeem...
HULp- EN cORREcTIESySTEmEN TIJDENS HET RIJDEN (4/4) Hulp bij wegrijden op een helling Het hulpsysteem voor het weg- Dit systeem helpt u bij het wegrijden op een rijden op een helling kan niet helling. Het voorkomt dat de auto, naarge- in alle gevallen helemaal voor- lang de helling, achteruit rolt door automa- komen dat de auto achteruit of...
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie (1/3) Bediening Inschakelen De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. Druk op de schakelaar 1 aan de kant snelheid niet te overschrijden. Het controlelampje 6 gaat branden en de 2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en boodschap “Begrenzer”...
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie (2/3) Verandering van de ingestelde Overschrijden van de ingestelde maximumsnelheid snelheid U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver- Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- anderen door een aantal keren te drukken mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) –...
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie (3/3) Opnieuw inschakelen van de maximumsnelheid Als een snelheid in het geheugen is opgeno- men, is het mogelijk deze op te roepen door op de schakelaar 4 (R) te drukken. Onderbreken van de functie Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De werking van de snelheidsbegrenzer wordt opgeschort (stand-by) als u drukt op...
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich ten allen tijde houden aan de voorgeschreven snelheid en blijven Bediening De snelheidsregelaar is een functie die u opletten (u moet altijd klaar zijn om te helpt de door u gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (2/4) Inschakelen Instellen van de snelheid Het rijden Rijdend met een constante snelheid (vanaf Als een snelheid in het geheugen is vastge- Druk op de schakelaar 1 aan de kant ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u Het groene controlelampje 6 gaat branden laar 2 (+): de functie wordt ingeschakeld en...
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen.
Pagina 112
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (4/4) Opnieuw inschakelen van de gekozen snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze worden opgeroepen als de omstandigheden dat toelaten (verkeers- drukte, staat van het wegdek, weersomstan- digheden enz.). Druk op de schakelaar 4 (R) als de rijsnelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
AUTOmATIScHE TRANSmISSIE (1/3) Selecteurhendel 1 Starten Hendels voor overschakelen naar een andere versnelling 5 p: parkeren Met de selecteurhendel 1 in stand p, zet u het contact aan. Met de hendels 5 kan worden geschakeld R: achteruitrijden als de selecteurhendel in de stand “handbe- Om de selecteurhendel uit stand p te ver- N: neutraal diend”...
AUTOmATIScHE TRANSmISSIE (2/3) Stand automatisch Stand handgeschakeld Bijzondere omstandigheden De selecteurhendel 1 in stand D, beweeg de Zet de hendel 1 in stand D. – Als door de helling van de weg of in hendel naar links. Door de hendel even te bochten de automatische werking niet U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver- verplaatsen, kunt u handmatig de versnellin-...
Pagina 115
AUTOmATIScHE TRANSmISSIE (3/3) parkeren van de auto Bij een storing Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal – als tijdens het rijden de boodschap ingedrukt en zet u de selecteurhendel in “transmissie controleren” verschijnt, in stand p (parkeren): de transmissie staat in combinatie met het oplichten van het neutraal en de voorwielen zijn mechanisch lampje op het instrumentenpaneel, dan...
pARKEERHULp (1/2) De werking van het systeem Ultrasoondetectoren die, afhankelijk van de auto, in de achterbumper van de auto inge- bouwd zijn, “meten” de afstand tussen de auto en een obstakel. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel onge- veer 30 cm van de auto verwijderd is.
AcHTERUITRIJcAmERA (1/2) Werking N.B.: zorg ervoor dat de achteruitrijcamera NB: Afhankelijk van de auto kunt u sommige niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw, enz.). parameters vanaf het aanraakscherm instel- Bij het achteruitrijden, geeft de camera 1 (bij len 2. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de vijfdeursuitvoering op de achterklep of de uitrusting.
Pagina 119
AcHTERUITRIJcAmERA (2/2) De tekening blijft staan en geeft de verplaat- singsrichting van de auto aan als de wielen in lijn zijn met de auto. Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp van een of meer tekeningen (bewegend voor de verplaatsingsrichting en vast voor de afstand).
ventilatieroosters (2/2) Gebruik, in geval van stankoverlast in de auto, alleen speciaal hiervoor bestemde middelen. Raadpleeg een merkdealer. Centrale ventilatieroosters linker en rechter ventilatieroosters Hoeveelheid lucht Hoeveelheid lucht Verdraai knop 9 voorbij het zware punt. Open het ventilatierooster 11 door op het Omhoog: helemaal open.
HanDBeDienDe airConDitioning (1/3) Bedieningsknoppen in- en uitschakelen van de airconditioning 1 Regeling van de temperatuur van de (afhankelijk van de auto) lucht. De toets 3 zorgt voor het inschakelen (con- 2 Regeling van de ventilateursnelheid. trolelampje brandt) of het uitschakelen (con- 3 Airconditioning.
HanDmatige airConDitioning (2/3) verdeling van de lucht in het interieur Er zijn vijf mogelijke luchtverdelingen. Draai de schakelaar 4 om uw verdeling te kiezen. De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit en bij de voorportieren gevoerd. De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit, in het dashboard en de voorportieren en naar de voetenruimtes gevoerd.
HanDBeDienDe airConDitioning (3/3) regeling van de temperatuur Draai de knop 1 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij- zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de temperatuur. Bij langdurig gebruik van de airconditioning, kan het te koud worden. Om de temperatuur te verhogen, draait u de knop 1 naar rechts.
tHermostatisCHe airConDitioning (1/4) Wijzigen van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen of verlagen door aan de knop 6te draaien. regeling van de temperatuur Draai de knop 2 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur.
Pagina 128
tHermostatisCHe airConDitioning (2/4) Functie “helder zicht” Druk op de toets 3, het ingebouwde contro- lelampje brandt. Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten voor, de achterruit en de buiten- spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af- hankelijk van de auto). Hierdoor worden automatisch de airconditioning en de achter- ruitverwarming ingeschakeld.
Pagina 129
tHermostatisCHe airConDitioning (3/4) achterruitverwarming in- en uitschakelen van de airconditioning Druk op de toets 8, het ingebouwde contro- lelampje brandt. De achterruit wordt nu snel Normaal schakelt het systeem automatisch ontwasemd en de buitenspiegels worden de airconditioning in of uit, afhankelijk van verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).
Pagina 130
tHermostatisCHe airConDitioning (4/4) Handbediening Druk op de toets 7, het ingebouwde contro- lelampje brandt. Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin- ken.
airConDitioning: informatie en tips voor het gebruik tips voor het gebruik verbruik storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Het is normaal dat het brandstofverbruik Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air- dealer.
4 in te drukken. Op het instrumen- tenpaneel wordt een bevestigingsbood- schap weergegeven. verantwoordelijkheid van de bestuur- Laat uw RENAULT card nooit, zelfs niet eventjes, in de auto liggen als u de auto verlaat en er een kind (of dier) in de auto elektrische ruitbediening Vanaf de passagiersplaatsen bedient u de zit.
rUitBeDiening (2/2) Werking van de sneltoets storingen Afhankelijk van de auto is deze modus een Als het sluiten van de ruit niet goed werkt, aanvulling op de hiervoor beschreven wer- schakelt het systeem over op werking king van de elektrische ruitbediening. Deze zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer- is alleen aanwezig bij de bestuurdersruit.
Pagina 134
vast glazen Dak/zonneklep gordijn vast glazen dak zonneklep voor – openen: druk de handgreep 1 naar Zet de zonneklep 2 omlaag. boven en begeleid deze tot het volledig open is; make-up spiegels – sluiten: trek aan de handgreep 1 tot Verschuif het kapje 3.
BinnenverliCHting Binnenlicht verlichting bagageruimte 4 Met de schakelaar 2, kunt u kiezen voor: Het lampje 4 gaat branden bij het openen van de kofferbak. – een constant brandende verlichting; – een verlichting die gaat branden als één van de portieren wordt geopend, Deze dooft als de betreffende portieren goed gesloten zijn en na enige tijd;...
opBergrUimtes, inDeling interieUr (1/4) opbergruimte in voorportieren 1 opbergruimte zonneklep 2 Bergruimte van de middenconsole 3 Hierin past een fles van 1.5 liter. Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Laat geen spullen op de vloer Let op dat er geen harde, (bij de bestuurder) liggen.
Pagina 137
opBergrUimtes, inDeling interieUr (2/4) Dashboardkastje passagier 4 opbergruimte in armsteun opbergruimte 7 Zet de armsteun naar beneden. Druk vervol- gens op de knop 6 en til de armsteun op. Dashboardkastje passagier 5 Bekerhouder 8 Om dit te openen, trekt u aan de hand- Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz.
Pagina 138
opBergrUimtes, inDeling interieUr (3/4) opbergruimte middenconsole opbergvakken in voorstoelen 10 achter 9 Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz. Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of het blikje niet over de rand stroomt. Risico van verwondingen als de vloeistof warm is en/of vlekken.
Pagina 139
opBergrUimtes, inDeling interieUr (4/4) opbergruimte in achterportier 11 Handgreep 12 Hieraan kan men zich vasthouden tijdens het rijden. Gebruik deze niet bij het in- of uit- stappen. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruimtes ge- plaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het rijden door een bocht of bij plotse-...
asBak, aansteker, aCCessoireaanslUiting accessoireaansluiting 1 Op dit stopcontact kunnen door het merk goedgekeurde accessoires worden aange- sloten met een maximum vermogen van 120 watt (12 V). aansteker 1 asbak Als het contact aan staat, drukt u de aanste- Deze past in de ruimtes 2 of 3. ker 1 in.
HooFDsteUn aCHter gebruiksstand verwijderen van de hoofdsteun Zet de hoofdsteun geheel omhoog om hem Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk in de hoogste stand te gebruiken. Controleer daarna op de knop A en verwijder de hoofd- de vergrendeling. steun. opbergstand Hoofdsteun terugplaatsen Druk op de knop A in en laat de hoofdsteun Steek de poten in de geleiders en druk de...
aCHterBank: gebruiksmogelijkheden voor het terugplaatsen van de rugleu- ning, gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze vast tegen zijn steun. Zorg dat tijdens het bewegen van de achterstoelen, er niets het verankeren kan hinderen (lichaamsdeel, dier, steentje, rugleuning neerklappen doek, speelgoed, enz.).
BagagerUimte openen met de hand openen van binnenuit Druk op de knop 1 en trek de achterklep omhoog. Bij een elektrische storing kunt u de achter- klep met de hand van binnenuit openen: sluiten – kantel de rugleuningen van de achter- bank naar voren, zodat u in de bagage- Trek de klep omlaag, waarbij u het eerste ruimte kan komen.
HoeDenplank verwijderen société-uitvoeringen – druk de hoedenplank naar binnen en draai hem; – Zet de hoofdsteunen achter helemaal Maak de bevestigingen 2 aan beide kanten – trek de hoedenplank naar u toe. naar beneden; van de hoedenplank los en verwijder de hoedenplank via de achterklep.
BagageaFDekplaat: Breakuitvoering oprollen van het soepele deel verwijderen van de opbergen van de bagage- van de bagage-afdekking 1 bagageafdekplaat afdekking 1 Trek lichtjes aan de handgreep 2 om de Duw met behulp van de handgreep 2, de ba- Til de losse bodemplaat op (raadpleeg de pennen vrij te maken van hun bevestigings- gage-afdekplaat naar rechts (beweging A) paragraaf “indeling bagageruimte”...
inDeling BagagerUimte losse bodemplaat plaatsing van de losse bodemplaat klap de losse bodemplaat neer. – Klap het deel 1 op het deel 2; – Klap het deel 1 op het deel 2; Als de auto hiermee uitgerust is, wordt het laden gemakkelijker.
vervoer van Bagage Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – De rugleuning van de achterbank bij de normale ladingen (A). – De rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neergeklapt als u grote voorwerpen moet vervoeren (geval B).
vervoer van voorWerpen: trekhaak A: 697 mm (vijfdeurs uitvoering). A: 697 mm (Société-uitvoering). A: 948 mm (breakuitvoering). kogeldruk, maximaal toegelaten mas- sa’s van geremde en ongeremde aan- hangwagens: raadpleeg hoofdstuk 6, paragraaf “Massa’s”. Raadpleeg het montagevoorschrift van Indien de trekhaakkogel de nummer- de uitrusting voor de montage en de plaat of de mistlamp achteraan aan het voorwaarden voor het gebruik.
Pagina 149
vervoer van voorWerpen: scheidingsnet (1/2) scheidingsnet A aanbrengen van het – om bij de onderste bevestiging van het net 2 te komen bij het eerste gebruik, scheidingsnet achter de Bij de auto’s die hiermee uitgerust zijn, is het raadpleegt u de merkdealer; voorstoelen nuttig om het scheidingsnet te gebruiken bij –...
vervoer van voorWerpen: scheidingsnet (2/2) Het plaatsen van het merkteken – in de bagageruimte, bevestigt u verplicht de haak van de band van de onderste scheidingsnet achter de Een merkteken op de bodemplaat van de bevestiging van het net aan de beves- achterbank bagageruimte geeft de plaats aan van de tigingshaak 5 gemerkt met het merkte-...
DakDragers/spoiler voorzorgsmaatregelen voor het gebruik gebruik van de achterklep Controleer voor het gebruik van de achter- klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet- sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra- gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be- vestigd en goed vastzitten en mogen de be- weging van de achterklep niet hinderen.
mUltimeDia-UitrUsting De aanwezigheid en de plaats van deze uit- rustingen zijn afhankelijk van de auto. 1 Multimedia-aanraakscherm; 2 Multimedia-aansluitingen; 3 Bediening bij het stuurwiel; 4 Spraakcommando; 5 Microfoon. Voor de werking van deze uitrustingen: raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de uitrusting die u het beste bij de andere boekjes van de auto kunt bewaren.
Pagina 153
Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Oliepeil van de motor: algemeen .
MOTORKAP Sluiten van de motorkap Controleer of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Om de motorkap te sluiten, pakt u het midden van de motorkap en laat u deze van 30 cm hoogte dichtvallen. Deze wordt door het gewicht ervan vergrendeld.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen Iedere motor verbruikt wat olie voor het smeren en koelen van de bewegende delen in de motor. Het is daarom normaal dat u Om spatten te voorkomen, adviseren tussen twee onderhoudsbeurten olie moet wij een trechter te gebruiken bij het (bij) bijvullen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (1/2) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij. Het verschil tussen het hoogste en De auto moet horizontaal staan en de motor het laagste peil op de peilstaaf 2 is (af- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u hankelijk van de motor) ongeveer 1,5 tot ‘s morgens wegrijdt).
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: OLIE VERVERSEN (bij)vullen (2/2)/ Soort motorolie Raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Bijvullen: let op dat er geen olie wordt gemorst op onderde- len van de motor of de uitlaat. Hierdoor kan brand ontstaan. Ook moet de vuldop goed zijn vastgezet om te voorkomen dat hij lostrilt waardoor er olie uit de motor kan spatten met het- Als het peil abnormaal of herhaaldelijk...
PEILEN (1/3) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig het peil van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor: –...
PEILEN (2/3) Peil 2 Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt met het slijten van de remblokken, maar het mag nooit beneden het “MINI"-merkteken komen. Als u zelf de slijtage van de remblokken en schijven wilt controleren, vraag dan bij uw dealer naar de brochure met de controleme- thode of raadpleeg de website van de fabri- kant.
PEILEN /FILTERS (3/3) Filters Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Interval voor het vervangen van de fil- ters: raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Ruitensproeierreservoir Vullen Stilstaande motor, open de dop 3. Vul bij tot u de vloeistof ziet en plaats de dop terug.
BANDENSPANNING E: bandenspanning voor. F: bandenspanning achter. G: bandenspanning van het reservewiel. Bijzonderheid vol belaste auto (maximaal toegelaten totale massa) en met een aan- hangwagen: er geldt een maximale snel- heid van 100 km/uur en de bandenspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar. Raadpleeg de paragraaf “Massa’s”...
ACCU Vervangen van de accu Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, ad- viseren wij dit over te laten aan een merk- dealer. Deze bevindt zich onder het deksel 1 en Sticker A vraagt geen onderhoud. Houd u aan de indicaties op de accu: –...
ONDERhOUD VAN DE CARROSSERIE (1/2) Wat u niet moet doen Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- Ontvet of reinig de mechanische delen (bijv. Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de motorruimte), bodemplaat, scharnie- met door onze technische diensten gese-...
ONDERhOUD VAN DE CARROSSERIE (2/2) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Houd rekening met lokale voorschriften inzake het wassen van een auto (bv. niet op matte lak Zet de schakelaar van de ruitenwissers in de de openbare weg). stand Uit (raadpleeg hiervoor de paragraaf Voor dit type lak moeten bepaalde voor- Houd bij het rijden op pas geasfalteerde...
ONDERhOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- deurbekleding ...) (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
Pagina 166
ONDERhOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/4) In geval van een lekke band Afhankelijk van de auto, beschikt u over een oppompset voor de banden of een reserve- wiel (raadpleeg de volgende bladzijdes). Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden.
Pagina 169
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/4) Reservewiel – draai de moer 3 linksom los tot hij hele- – trek het wiel naar u toe; maal omhoog is gekomen, plaats daarna – laat het wiel plat liggen en maak de – Open de achterklep; de handpalm op het gedeelte A van de kabel 5 los uit zijn houder 6.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (3/4) Monteren van het wiel Hiervoor moet de kabel zijn afgerold. Na het verwisselen van een wiel, legt u het gedemonteerde wiel op de houder 7, met Als de kabel vanzelf opgerold is, moet u het ventiel naar beneden. Klem de kabel 5 deze opnieuw uitrollen: in zijn houder 6 en duw het wiel onder de –...
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (4/4) NB: als de gereedschapset niet vergrendeld wordt, controleer dan of de moer 3 goed is vastgedraaid en of de handgreep 4 goed op zijn plaats zit. Bijzonderheden De houder van het reservewiel moet altijd aanwezig zijn, ook als er geen wiel is: gevaar van waterlekkage.
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
Pagina 173
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) Draaiende motor, parkeerrem vastgezet, – na maximaal 15 minuten stopt u het pompen om de spanning af te lezen (op – rol de slang van de fles uit; de manometer 5). – sluit de slang 3 van de compressor aan NB: terwijl de fles leegloopt (ongeveer bij de toevoer van de fles 8;...
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) Voorzorgsmaatregel bij het – Plak het etiket met de rijvoorschriften op een voor de bestuurder zichtbare plaats gebruik van de set op het dashboard; de set mag niet langer dan 15 minuten aan- – Berg de set op. eengesloten gebruikt worden.
GEREEDSCHAP Krik 2 Vouw hem correct in voordat u hem in zijn houder plaatst (let op dat u de hendel goed terugplaatst). Wieldopsleutel 3 Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen. Wielboutgeleider 4 Voor het loszetten van het laatste stuk of het vastzetten van het eerste stuk van de wiel- bouten.
Pagina 176
WIELDOP - WIEL Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen. Plaats na gebruik de gereedschappen weer goed in hun Steek het haakje van de wieldopsleutel 1 steun en berg deze correct op in zijn (opgeborgen bij het gereedschap) in de houder: risico van verwonding.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Ga door met vastzetten om de onderkant van de krik goed neer te zetten (hij moet Verwijder de wieldop (indien van toepas- verticaal onder de auto staan en in één lijn sing).
Pagina 178
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf. Plaats het reservewiel op de naaf en draai het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten samenvallen. Controleer of het wiel goed tegen de naaf is gedrukt.
BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden wielen Deze slijtagecontrolestiften zijn op regel- matige afstanden over de omtrek van het De banden vormen de enige verbinding loopvlak verdeeld. Als het loopvlak van tussen de auto en het wegdek, het is daarom een band tot aan deze stiften is wegge- van het grootste belang dat zij in goede staat sleten, zoals bij 2, moet u deze band laten...
BANDEN (2/3) Bandenspanning Reservewiel Controleer de spanning bij koude banden, houd geen rekening met een hogere waarde Houd u aan de bandenspanningen (inclusief Zie de paragrafen “reservewiel” en “verwis- bij warm weer of na een snel gereden rit. het reservewiel), controleer de bandenspan- selen van een wiel”...
BANDEN (3/3) De banden in de winter Winterbanden Spijkerbanden Voor een optimale grip van uw auto raden Het gebruik van spijkerbanden is slechts Sneeuwkettingen wij u aan deze banden op alle vier wielen onder bepaalde omstandigheden toege- te monteren. staan. Houd u aan de ter plaatse geldende Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond voorschriften, en rijd niet sneller dan de de voorwielen worden gelegd.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/3) Grootlicht Vervangen van de lamp: – verwijder het afdekkapje C; – maak de bedrading 4 los; – maak de veer 5 los en trek de lamp eruit. Lamptype: H1 Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55W lampen om de plastic ruit van de koplampen niet te beschadigen.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/3) Markeringslicht voor Verwijder het afdekkapje om de lamp te ver- vangen A. Trek aan de lamphouder 6 om bij de lamp te komen. Lamptype: W5W. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (3/3) Extra lampen Vraag uw merkdealer om advies als u mist- lichten op uw auto wilt monteren. Verlichting overdag 7 Raadpleeg een merkdealer. Mistlichten voor 8 Gezien het feit dat de schildbumper voor ge- Wijzig niet zelf de bedrading demonteerd moet worden, raadpleeg een van de auto want door een ver- merkdealer.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (1/4) Vijfdeurs uitvoering Om het lamphuis los te maken, trekt u de Plaats de lamphouder terug en duw tegen buitenkant voldoende uiteen (beweging A) het achterlichthuis totdat dit vergrendelt. om het klemmetje 3 los te maken en trekt u Markeringslichten/remlichten en Controleer of het licht goed vergrendeld is.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (2/4) Breakuitvoering Demonteer de lamphouder door voorzichtig de klemmetjes 9 te ontgrendelen, trek licht- jes aan de lamphouder. Markeringslichten/remlichten en richtingaanwijzers Vervang de lamp. Maak het kapje los om bij de moer 7 te Plaats de lamphouder terug en duw tegen kunnen komen;...
Pagina 187
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (3/4) Vijfdeurs en breakuitvoering Maak het kapje 13 los en verwijder het. Draai de lamphouder 14 linksom en vervang de lamp. Achteruitrijlichten en Bij het monteren gaat u in omgekeerde volg- mistachterlichten 12 orde te werk.
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (4/4) Derde remlicht 15 Kentekenverlichting 16 Zijknipperlichten 18 Raadpleeg een merkdealer. – Druk tegen het lipje 17 en maak het Raadpleeg een merkdealer. lamphuis 16 los. – verwijder het kapje van het lamphuis om bij de lamp te kunnen komen.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp Binnenlicht Verlichting bagageruimte Druk tegen het lipje 3 zodat de lamphouder vrijkomt en u de lamp 4 kunt vervangen. Maak de lichtkap met een kleine schroeven- Maak met een platte schroevendraaier Lamptype: buislampje C5W. draaier los. het lamphuis 2 los door de twee lipjes aan weerskanten van het lamphuis in te drukken.
(steek de RENAULT card in de kaartlezer) weer gestart wordt. RENAULT card, druk op de knop 1 terwijl en vergrendelen/ontgrendelen (raadpleeg N.B.: kom bij het vervangen van het batte- u aan de noodsleutel 2 trekt, maak daarna de paragraaf “Vergrendelen en ontgrende-...
ZEKERINGEN (1/5) Zekeringen in het interieur A Tangetje 1 Zekeringen in de motorruimte B Controleer de staat van de zekeringen als Bepaalde functies worden beschermd door Trek de zekering los met behulp van het tan- een elektrisch apparaat niet werkt. Maak het zekeringen in de motorruimte in huis B.
Pagina 192
ZEKERINGEN (2/5) Bestemming van de zekeringen, schema C (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) 5.26...
Pagina 193
ZEKERINGEN (3/5) Nummer Bestemming Nummer Bestemming Nummer Bestemming Ruitenwisser voor Binnenlicht, verlichting Automatische transmissie bagageruimte, airconditioning Rijverlichting linksvoor, Achteruitrijlichten, ruitenwissers ABS-ESC, remlichtschakelaar markeringslichten rechts, achterin, UCH grootlicht links, dimlicht rechts Lege plaats Instrumentenpaneel Binnenverlichting, Zoemer kentekenplaatverlichting, Bediening bij het stuurwiel; Lege plaats mistlichten aanvullende uitrusting...
Pagina 194
ZEKERINGEN (4/5) Bestemming van de zekeringen, schema D (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) 5.28...
Pagina 195
ZEKERINGEN (5/5) Nummer Bestemming Nummer Bestemming Nummer Bestemming Lege plaats ABS-ESC, remlichtschakelaar Automatische transmissie Mistlichten voor Bediening bij het stuurwiel Achteruitrijlichten, ruitenwissers Ruitenwissers achterin, UCH Zoemer Markeringslichten rechts Mistachterlichten Instrumentenpaneel Aansteker Markeringslichten links Bediening bij het stuurwiel; Radio en multimediasysteem, aanvullende uitrusting diagnoseaansluiting Dimlicht rechts...
ACCU: pechhulp (1/2) Om vonkvorming te voorkomen: Aansluiting van een acculader – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- De acculader moet geschikt zijn voor een nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor- accu met een nominale spanning van dat u de accuklemmen losmaakt of aan- 12 volt.
Pagina 197
ACCU: pechhulp (2/2) Starten met starthulpkabels Als u voor het starten de accu van een andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels (met groot oppervlak) bij een merkdealer of controleer, als u reeds start- kabels heeft, of deze in goede staat verke- ren.
RADIOVOORBEREIDING – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor- schriften van de uitrusting op. Inbouwplaats voor de radio 1 Luidsprekers in portieren 2 – De benodigde steunen en verbin- dingskabels die de merkdealer u kan Maak het afdekplaatje los. Hierachter bevin- Raadpleeg een merkdealer voor het instal- leveren, verschillen per type auto en den zich de aansluitingen voor: de antenne, leren van een uitrusting.
Pagina 199
ACCESSOIRES Elektrische en elektronische accessoires Controleer voordat u dit type accessoire installeert of dit compatibel is met uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kunnen de elektrische installatie en/of de erop aangesloten or- ganen worden beschadigd.
RUITENWISSERBLADEN (1/2) Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water met zeep; – gebruik ze niet als de voorruit of ach- terruit droog zijn; –...
RUITENWISSERBLADEN (2/2) Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omge- keerde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. Ruitenwisserblad achter 5 – Controleer als het vriest, voordat u wegrijdt, of de rui- – Contact uit, trek de ruitenwisserarm 6 tenwissers voor en achter niet omhoog;...
N of R voor een auto met automati- toegelaten aanhangergewicht van uw auto sche transmissie), steek de card RENAULT (raadpleeg de paragraaf “Massa’s” in hoofd- in de kaartlezer en druk daarna twee se- stuk 6).
5 Maak het kapje 4 of 6 los door een plat ge- (nooit de aandrijfassen of enig ander deel reedschap (of de sleutel uit de RENAULT van de auto). card) onder het kapje te steken. Het sleepoog mag alleen gebruikt worden...
Gebruik van de RENAULT card MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De RENAULT card werkt niet voor het ont- Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt uw auto altijd ver- grendelen of vergrendelen van de portie- grendelen/ontgrendelen en starten (raadpleeg ren.
Pagina 205
De voorwaarden voor het star- Raadpleeg de paragraaf “Starten/stoppen van de motor” ten zijn niet vervuld. in hoofdstuk 2. De handsfree RENAULT card Steek de card in de lezer voor het starten. werkt niet. Raadpleeg de paragraaf “Starten/stoppen van de motor”...
Pagina 206
STORINGEN (3/5) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. Witte rook uit de uitlaat. Dit hoeft geen storing te zijn, de rook ont- Raadpleeg de paragraaf “Bijzonderheid van de staat door de regeneratie van het roetfilter.
Pagina 207
STORINGEN (4/5) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Raadpleeg een merkdealer. De motor wordt te warm. De koelvloei- Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in stoftemperatuurmeter staat in de geva- van een merkdealer.
Pagina 208
STORINGEN (5/5) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering, raadpleeg de paragraaf “Zekeringen”. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
Pagina 209
Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatje auto ..............Identificatieplaatje motor .
IdentIfIcatIeplaatjes auto de gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (max. toegelaten totaalmassa) moeten bij eventuele klachten en bij het gemeten onder de vooras. bestellen van onderdelen altijd worden 5 Max. toegelaten treinmassa: auto met vermeld. aanhanger. 6 MMTA (max. toegelaten massa) geme- de aanwezigheid en de plaats van de in- ten onder de vooras.
IdentIfIcatIeplaatjes van de motor de gegevens op het constructeursplaatje of de sticker A moeten bij corresponden- tie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Motornummer.
gegevens van de motor uitvoeringen 0.9 tce 1.2 16v 1.2 tce 1.5 dci type van de motor H4B Turbo H5F Turbo K9K Turbo (zie motorplaatje) cilinderinhoud (cm 1149 1 197 1461 soort brandstof Ongelode benzine met het voor- Ongelode benzine met het voorgeschreven oc- Diesel: De sticker in octaangetal geschreven octaangetal zoals...
massa’s (in kg) de aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. raadpleeg de merkdealer. Vijfdeurs Break max. toegelaten totaalmassa (mmac) De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg max. toegelaten massa (mmta) de paragaaf "Identificatieplaatjes"...
onderdelen en reparatIes De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
plaatwerkcontrole (1/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.15...
Pagina 224
plaatwerkcontrole (2/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.16...
Pagina 225
plaatwerkcontrole (3/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.17...
Pagina 226
plaatwerkcontrole (4/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.18...
Pagina 227
plaatwerkcontrole (5/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.19...
Pagina 228
plaatwerkcontrole (6/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.20...
Pagina 229
5.13 → 5.15 aanvullende bevestigingsmiddelen..........1.29 bandenspanning ..............4.9, 5.14 bij de autogordels achterin ............1.27 batterijtje RENAULT card .............. 5.24 bij de autogordels voorin ..........1.23 → 1.26 bedieningsorganen ............1.44 → 1.51 zijkant ..................1.28 bevestigingsmiddelen voor kinderen .....1.30 – 1.31, 1.33 → 1.41 aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .....1.23 →...
Pagina 235
à999101246Rê ö î ä RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60 NU 955-2 –...