VERLICHTING EN SIGNALEN
zijlichten
Draai de ring 2 tot het symbool
tegenover de markering 3 staat;
Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Functie verlichting overdag
De dagrijverlichting gaat overdag
automatisch aan, zonder dat u de
schakelaar 1 hoeft te bedienen, bij het
starten van de motor en gaat uit als de
motor stopt.
Dimlichten
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool
tegenover de markering 3 staat; Dit
controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO
tegenover de markering 3 staat: met
draaiende motor schakelen de
dimlichten automatisch in en uit
naargelang van de helderheid buiten,
zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te
bedienen.
Afhankelijk van de auto verschijnen de
dimlichten automatisch na enkele
wisbewegingen van de
ruitenwisserbladen.
Controleer voordat u in
het donker wegrijdt, de
werking van de
verlichting en stel indien
nodig de stand van de koplampen
af op de belasting van de auto
138. Zorg ervoor dat de lichten
niet bedekt zijn (vuil, modder,
sneeuw, vervoer van voorwerpen,
enz.).
Grootlicht:
Met draaiende motor, duw met
de dimlichten aan tegen de
lichtschakelaar 1 . Dit controlelampje
op het in-strumentenpaneel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht
weer in te schakelen, trekt u de
lichtschakelaar 1 opnieuw naar u toe.
Functie "Zet lichten omhoog
tijdens het rijden"
Als het grootlicht is ingeschakeld,
verbetert de functie "Zet lichten
omhoog tijdens het rijden" het zicht
van de bestuurder door het dimlicht en
K e n u w a u t o - 1 3 3
2