Pagina 2
14 000 dans le Monde belangrijke bijdrage aan de prestaties van uw auto. À votre service RENAULT adviseert de smeermiddelen van ELF die zijn goedgekeurd voor het bijvullen en verversen. Raadpleeg uw RENAULT-dealer of kijk op de website www.lubrifiants.elf.com Een merk van...
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld. Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Pagina 5
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2) FM-afstandsbediening 1 Contactsleutel, en sleutel van de portie- Verantwoordelijkheid van de ren en de tankdopklep. bestuurder 2 Ontgrendelen van de voorportieren en van alle portieren. Raadpleeg de para- Laat uw sleutel of afstandsbe- graaf “FM-afstandsbediening: gebruik” in diening nooit, zelfs niet even- hoofdstuk 1.
Pagina 9
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2) Bereik van de FM- afstandsbediening Het bereik van de afstandsbediening wordt beïnvloed door de omgeving. Let er bij het vasthouden van de afstandsbediening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. Radiostoringen Vervangen of extra De werking van de afstandsbediening kan afstandsbediening gestoord worden in de omgeving van een...
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op- Extra portiervergrendeling lichten van de knipperlichten en de zijknip- Als de auto hiermee uitgerust is, kunnen perlichten. hiermee de portieren worden vergrendeld en Bijzonderheid (voor sommige landen): niet met de handgrepen aan de binnenkant van de portieren worden ontgrendeld (na het met een eerste druk op de knop 2 ontgren- inslaan van een ruit om het portier van bin-...
PORTIEREN (1/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parke- ren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Het kan zichzelf of anderen in gevaar Openen van buitenaf Waarschuwingssignaal brengen door bijvoorbeeld de motor te...
Pagina 12
PORTIEREN (2/2) Indien de ruit is vastgevroren (ijs/ sneeuw) en daardoor niet kan zakken bij het openen van het portier, moet u beslist de ruit ijs- of sneeuwvrij maken voordat u het portier weer sluit. Als u aan de handgreep 3 trekt zonder het portier te openen, gaat de ruit een paar centi- meter omlaag en na ongeveer...
Pagina 13
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2) Vergrendelen van de portieren en kleppen zonder afstandsbediening Bij stilstaande motor, achterportieren geslo- ten en een open voorportier, druk langer dan vijf secondes op de schakelaar 1. Controleer of u uw sleutel bij zich heeft, voordat u de auto verlaat. Bij het sluiten van het portier worden alle portieren en kleppen vergrendeld.
Pagina 14
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (2/2) Waarschuwingslampje van de portieren Met contact aan geeft het controlelampje in de schakelaar 1, aan of de portieren wel of niet vergrendeld zijn: – lampje brandt, de portieren zijn vergren- deld; – lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld. Als u de portieren vergrendelt, blijft het con- trolelampje branden en dooft daarna.
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN De werking van het systeem Bij een storing Na het wegrijden, vergrendelen de portieren Als het systeem niet goed werkt (geen auto- automatisch als de auto de snelheid van on- matische vergrendeling) moet u eerst con- geveer 7 km/u heeft bereikt.
HOOFDSTEUNEN VOOR Verwijderen Zet hem in de hoogste stand. Druk op de knop 2 en trek de hoofdsteun omhoog om hem vrij te maken. N.B.: verander, als de hoofdsteun naar buiten is getrokken, niet de stand van de poten. Terugplaatsen Als de afstelling van de poten gewijzigd is, trek dan de poten zo ver mogelijk naar buiten.
VOORSTOELEN ( 1/2) Naar voren of naar achteren schuiven Afhankelijk van de stoel, zet u de hand- Voor een optimale werking van greep 2 omhoog om te ontgrendelen. In de de autogordels moet u de rug- gewenste stand laat u de handgreep los. leuningen niet te veel achter- Controleer de vergrendeling.
VOORSTOELEN ( 2/2) Toegang tot de achterbank Om de voorstoel te kantelen vanaf de zit- plaatsen achterin, trekt u aan de band 4 en Zet de handgreep 3 omlaag, houd hem schuift u de stoel naar voren. Controleer of niets of niemand omlaag tijdens het kantelen van de rugleu- de goede vergrendeling van de Om de stoel op zijn plaats terug te zetten,...
SPIEGELS Inklapbare buitenspiegels Draai de knop 2 in stand F om de buiten- spiegels dicht te klappen. Om de spiegels weer in de rijstand te zetten, zet u de knop in stand D. Als u de spiegels met de hand hebt dicht- klapt, moet u voordat u ze in rijstand D te- rugzet, eerst de knop 2 in stand F zetten.
AUTOGORDELS (1/3) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- Stel, voordat u start de juiste zithouding del. Bovendien dient u zich te houden aan af, en daarna voor alle inzittenden de au- de wetgeving van het land waarin u zich be- togordel om de beste bescherming te vindt.
AUTOGORDELS (2/3) Waarschuwingslampje autogor- ß del bestuurder Het blijft branden tijdens het star- ten als uw autogordel niet vastgemaakt is. Een geluidssignaal weerklinkt zachtjes ge- durende 30 secondes, daarna harder gedu- rende 90 secondes. Ontgrendelen Druk op de knop 4, de gordel wordt door het oprolmechanisme teruggetrokken.
Pagina 22
AUTOGORDELS (3/3) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme, aan de bevestiging ervan noch aan die van de stoelen. Raadpleeg een merkdealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje. –...
AUTOGORDELS ACHTER Gordels aan de zijkanten Klik de laatste verschuifbare gesp 4 in de rode sluiting 5. Trek de gordel 1 langzaam uit zijn houder. Klik de gesp 2 vast in de zwarte sluiting 3. Controleer of de autogordels achterin nog goed op hun Gebruiksmogelijkheden van de ach- plaats zitten en goed werken terstoelen...
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/3) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners; aanrijding. – frontale airbags 1 voor de bestuurder – Het is streng verboden zelf en passagier.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/3) Airbag links en rechts Werking De plaatsen voor aan bestuurderskant en af- Het systeem werkt alleen als het contact hankelijk van de auto, van de passagier zijn aanstaat. hiermee uitgerust. Bij een zware frontale aanrijding, worden de Het opschrift “Airbag”...
Pagina 26
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/3) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zijairbags (afhankelijk van de auto) De zijairbag is aan de kant van het portier ondergebracht in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de in- zittenden te beschermen bij een zware aan- rijding tegen de zijkant.
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden ge- dragen.
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert. Een kind is geen volwassene in miniatuur- formaat. Het staat bloot aan specifieke let- selrisico’s doordat de spieren en botten nog Verantwoordelijkheid van de in de groei zijn.
Pagina 30
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Geef het goede voorbeeld door uw Door een verkeerde installatie komt de be- gordel vast te maken en leer uw kind: scherming van het kind in gevaar bij krachtig –...
Pagina 31
KINDERVEILIGHEID: Keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2) Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met ISOFIX systeem Gebruik geen kinderzitje dat de kinderzitjes: met de autogordel of met het De toegelaten ISOFIX kinderzitjes zijn goed- gordel waarmee het vastzit zou ISOFIX systeem.
Pagina 33
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2) De verankeringen (ringen) van de bagageruimte 3 kunnen niet worden gebruikt als zij al dienen voor de bevestiging van twee andere onderdelen (bijv.: bagage- scheidingsnet + lading in de bagage- ruimte of kinderzitje + lading in de baga- geruimte).
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (1/3) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Op zitplaats voorin Zitplaats achterin derzitjes bevestigd worden De schema’s op Het vervoer van een kind op de plaats van Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- de volgende bladzijden geven aan waar een de voorpassagier is niet in alle landen toe- stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-...
Pagina 35
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (2/3) Kinderzitjes bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten (afhankelijk van de auto).. ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Pagina 36
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (3/3) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Grootte van het zitje Gewicht van Zitplaats voorpassagier Zitplaatsen Type kinderzitje het kind (1) (5) achterin zijkant ISOFIX Reiswieg dwars...
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3) Uitschakelen van de Met contact aan, moet u verplicht controle- passagiersairbag voorin ren of het controlelampje 2 op het (voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn) centrale display oplicht en, afhankelijk van Om een kinderzitje te kunnen gebruiken op de auto, of de boodschap “passagiersairbag de passagiersstoel moet u de passagiers-...
Pagina 38
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) Deze voorschriften staan op de markerin- gen op het dashboard en op de stickers A op elke kant van de zonneklep van de pas- sagier 3 (zie het voorbeeld van de sticker hierboven).
Pagina 43
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2 De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatierooster van zijruit. 9 – Claxon. 15 Inbouwplaats voor radio, navigatiesy- – Plaats bestuurdersairbag. steem, enz. 2 Zijrooster.
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (1/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE OPTIES VAN DE AUTO. Waarschuwingslampje brand- Ô Waarschuwingslampje koel- stofpeil vloeistoftemperatuur Dit gaat branden bij het aanzetten van het Als dit lampje gaat branden, moet u stoppen contact, en dooft na enkele secondes.
Pagina 45
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (2/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE OPTIES VAN DE AUTO. á Controlelampje grootlicht Waarschuwingslampje remblok- slijtage Afhankelijk van de auto, moet u als het con- Controlelampje dimlicht trolelampje oplicht zo snel mogelijk de rem- blokken laten controleren.
Pagina 46
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (3/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE OPTIES VAN DE AUTO. À Waarschuwingslampje oliedruk ù Controlelampje stabiliteitspro- gramma (ESP) en tractiecon- Als het tijdens het rijden gaat bran- trole (ASR) den, moet u onmiddellijk stoppen en het contact afzetten.
INSTRUMENTENPANEEL: displays en meters (1/2) De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND. Snelheidsmeter 1 Toerenteller 2 Koelvloeistof (schaalverdeling × 1 000). temperatuurmeter 4 Geluidssignaal snelheidsverklikker Bij normaal gebruik, moet de wijzer voor de Afhankelijk van de uitvoering van de auto Brandstofpeilmeter 3 zone B blijven.
INSTRUMENTENPANEEL: displays en meters (2/2) De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND. – Selecteren van de weergave Door kort indrukken wisselt u tussen de to- taalteller en de dagteller en omgekeerd. –...
Pagina 50
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) c) overgebleven afstand tot de volgende on- derhoudsbeurt; d) ingestelde snelheid van de snelheidsbe- grenzer en van de snelheidsregelaar; e) functieoverzicht, informatieboodschap- pen en storingsboodschappen. Boordcomputer A Keuzetoetsen voor de weergave van het display 1 en 2 Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de volgende functies: Laat door achter elkaar en kort in te druk-...
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden Automatische nulinstelling van gedurende de eerste paar de gegevens van de reis kilometer na een nulinstelling De nulinstelling gebeurt automatisch als één van de gegevens zijn maximale waarde be- De waarden van gemiddeld verbruik, bereik reikt.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van Betekenis van de gekozen aanduiding de selectie a) Totaalteller en dagteller VERBRUIK 26.0 L b) Gegevens van de reis Verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.
Pagina 53
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van Betekenis van de gekozen aanduiding de selectie Het bereik met de overgebleven brandstof ACTIERADIUS Uitgaande van het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulinstelling en de hoeveelheid brandstof - - - - KM in de tank.
Pagina 54
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding c) Afstand onderhoudsbeurt ONDERHOUD OVER Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers), daarna als de termijn van 13770 KM de overgebleven afstand bijna over is, doen verschillende gevallen zich voor: –...
Pagina 55
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding BEGRENZER 70 KM/H d) Ingestelde snelheid van de snelheidsregelaar-begrenzer (afhankelijk van de auto).
Pagina 56
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de boodschappen “ACHTERKLEP OPEN” Geeft aan dat de achterklep open is gebleven. “SPAARSTAND ACCU”...
Pagina 58
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te bren- gen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven.
KLOKJE EN BUITENTHERMOMETER Buitentemperatuur Afhankelijk van de auto, wordt de buitentem- peratuur aangegeven bij A. Als deze tussen –3 °C en +3 °C ligt, knipperen de tekens °C (risico van gladheid). Als de elektrische voeding onderbroken is geweest (losgenomen accukabel, ze- kering doorgebrand, enz.) moet u het klokje weer gelijk zetten.
STUURWIEL Afstellen van het stuurwielhoogte Trek aan de hendel 1 en stel het stuurwiel af in de gewenste stand; duw tegen de hendel om het stuurwiel te blokkeren. Controleer of het stuurwiel goed is vergren- deld. Voer, om veiligheidsredenen, deze afstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN Claxon Alarmknipperlichten Richtingaanwijzers é Druk op een van de plaatsen 2. Druk op de schakelaar 3. Deze U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan schakelaar schakelt gelijktijdig de vier knip- het stuurwiel en in de richting waarin u dit perlichten en de zijknipperlichten in.
VERLICHTING (1/3) Dimlicht Grootlicht á Vanuit de dimlichtstand trekt u de lichtscha- Handbediend kelaar 1 naar u toe. Dit controlelampje op Draai het einde van de schakelaar 1 tot het instrumentenpaneel licht op. het symbool zichtbaar wordt bij het merkte- Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in ken 2.
Pagina 63
VERLICHTING (2/3) Functie “uitschakelvertraging” (afhankelijk van de auto) Met deze functie branden de dimlichten ge- durende enige tijd na het verlaten van de auto (bijvoorbeeld om een hek of een gara- gedeur te verlichten bij het openen). Contact uit en lichten uit, trek de lichtschake- laar 1 naar u toe: de dimlichten gaan onge- veer zestig secondes branden.
VERLICHTING (3/3) Mistachterlicht De mistlichten voor en de marke- ringslichten of de dimlichten moeten bran- den. Draai de ring 5 van de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het merkteken 4 staat en laat dan los. Dit controlelampje op het instru- mentenpaneel licht op.
KOPLAMPEN ELEKTRISCH VERSTELLEN 100 m 50 m Met de draaiknop 1 kan de stand van de A Verkeerde afstelling: de lichten schij- koplampen aangepast worden aan de bela- nen te ver en kunnen verblinden. Draai ding van de auto. de kartelknop omlaag om de lichtbun- del lager te zetten.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/2) Automatisch wissen (afhankelijk van de auto) Bij draaiende motor: draai de schakelaar 1. A Uit B Automatisch wissen In deze stand signaleert het systeem water dat op de voorruit ligt en scha- kelt het wissen in met een aangepaste wissnelheid.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/2) Ruitensproeier voor Contact aan, trek de schakelaar 1 naar u toe. Door een korte actie komt de ruitensproeier in werking en maakt de ruitenwisser één wisbeweging. Door een lange druk komt de ruitensproeier in werking en maakt de ruitenwisser drie wisbewegingen, en na enkele secondes nog een vierde.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER Ruitenwisser/-sproeier achter Draai het einde van de schakelaar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het merkte- ken 2. Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter- ruitwisser werken. N.B.: als de ruit van de bagageruimte open is, kan de achterruitwisser niet werken.
BRANDSTOFTANK (1/2) Soort brandstof Gebruik brandstof van goede kwaliteit die overeenkomt met de normen die in elk land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt met de indicaties op het klepje A. Raadpleeg de paragraaf “Gegevens van de motor” in hoofdstuk 6. Dieselmotor Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die overeenkomt met de indicaties op de sticker...
BRANDSTOFTANK (2/2) Benzinemotor Tanken van brandstof Aanhoudende stank Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Contact uit, druk met het vulpistool de klep van brandstof Het octaangehalte (RON) moet over- open en voordat u met tanken begint, steekt een komen met de indicaties op de sticker u het vulpistool verder in de opening tot het In geval van een aanhoudende op het klepje A.
Pagina 71
Hoofdstuk 2: Het rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Inrijden ................Contactslot.
INRIJDEN/STARTSCHAKELAAR Inrijden Stand M: “Contact aan” Het contact staat aan: Benzinemotor – benzinemotor: u kunt nu starten’; Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 90 – dieselmotor: de motor wordt voorver- km/u in de hoogste versnelling. warmd. Pas na ongeveer 3 000 km zult u over het volle vermogen van de motor kunnen be- Stand D: “Starten”...
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR É Dieselmotor Stoppen van de motor Laat de motor stationair draaien en draai de Draai de contactsleutel in de stand sleutel terug in de stand “Stop” St. “Contact aan” M en houd de sleutel in deze stand totdat het controlelampje voorverwarming gedoofd is.
VERSNELLINGSHENDEL Om de achteruitversnelling in te schakelen (bij stilstaande auto) Volg de tekening op de knop 1 van de hendel en, afhankelijk van de auto, trek de Bij een botsing tegen de onder- ring omhoog tegen de knop om de achteruit- kant van de auto (bijvoorbeeld: versnelling in te schakelen.
HANDREM/STUURBEKRACHTIGING Vastzetten Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging Trek naar boven en controleer of de auto stil blijft staan. De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
BIJZONDERHEDEN VAN DE BENZINEMOTOR Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt; herstellen.
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN DIESELMOTOR Toerental van de dieselmotor Als de auto stopgezet is voordat het contro- lelampje gedoofd is, moet u de handeling De inspuitpomp van de dieselmotor heeft opnieuw uitvoeren vanaf het begin. een elektronische begrenzing die er voor In dit geval duurt het reinigen ongeveer zorgt dat het afgestelde motortoerental in 20 minuten.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (1/3) Uw auto voldoet aan de eisen voor de recy- Onderhoud Afstelling van de motor cling en het terugwinnen van materialen van Overtreding van de bepalingen inzake lucht- – ontsteking: de ontsteking hoeft niet te de auto bij de sloop, die van kracht worden verontreiniging is strafbaar.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (2/3) Controle van de uitlaatgassen – Rijd bij een stoplicht kalm weg. – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- Het controlesysteem van de uitlaatgassen heid van de auto met het gaspedaal door waarschuwt bij een storing in de werking van voor een obstakel of een bocht tijdig gas de katalysator.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (3/3) – Voor auto’s met airconditioning, is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
Deze aandacht blijkt uit het ondertekenen voor een dieselmotor). pen om gerecycled te worden. De construc- van eco² handvest door de Renault groep. Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sy- tie en de materialen zijn zodanig ontworpen stemen, zoals een katalysator, een lambda dat de demontage van deze componenten sonde om de uitlaatgassen te reinigen.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/3) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- ABS (antiblokkeersysteem van Storingen staan uit: – Als tijdens het rijden het waarschuwings- de wielen) – het ABS (antiblokkeersysteem van de Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS lampje verschijnt op het instru- wielen);...
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/3) Stabiliteitsprogramma ESP Onderstuurcontrole Bij een storing met onderstuurcontrole en Dit verbetert de werking van het ESP bij Als het systeem een storing signaleert, ver- tractiecontrole ASR sterk onderstuur van de auto (als de voor- schijnt de boodschap “ESP controleren”...
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/3) Omdat de tractiecontrole ASR een extra vei- Oplichten van de alarmknipperlichten ligheid geeft, ontraden wij u te rijden met Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij deze functie uitgeschakeld. Herstel de wer- krachtig afremmen gaan branden. king van deze functie zo snel mogelijk door weer op de schakelaar 1 te drukken.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (1/3) Bedieningsknoppen Inschakelen De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. Druk op de schakelaar 1 aan de kant snelheid niet te overschrijden. Het oranje controlelampje licht op en de 2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en boodschap “begrenzer”...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (2/3) Verandering van de ingestelde Overschrijden van de ingestelde maximumsnelheid snelheid U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver- Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- anderen door een aantal keren te drukken mum snelheid te overschrijden door snel en zo diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”).
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (3/3) Opnieuw inschakelen van de maximumsnelheid Als een snelheid in het geheugen is opgeno- men, is het mogelijk deze op te roepen door op de schakelaar 5 (R) te drukken. Onderbreken van de functie Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De werking van de snelheidsbegrenzer wordt opgeschort (stand-by) als u drukt op...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich ten allen tijde houden aan de voorgeschreven snelheid en blijven Bediening De snelheidsregelaar is een functie die u opletten (u moet altijd klaar zijn om te helpt de door uw gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (2/4) Inschakelen Instellen van de snelheid Het rijden Rijdend met een constante snelheid (vanaf Als een snelheid in het geheugen is vastge- Druk op de schakelaar 1, aan de kant ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u laar 2 (+) of 3 (-): de functie wordt ingescha- Het groene controlelampje 6 licht op en de...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (3/4) Sneller rijden dan de gekozen snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (4/4) Oproepen van de ingestelde snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kunt u deze oproepen door te druk- ken op de knop 5 (R) als u sneller rijdt dan ongeveer 30 km/u en als de verkeerssituatie dat toelaat (drukte, staat van het wegdek, weersomstandigheden, enz.).
PARKEERHULP (1/2) De werking van het systeem Ultrasoondetectors zijn aangebracht in de achterbumper van de auto en meten de af- stand tussen de auto en een obstakel tijdens het achteruitrijden. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel onge- veer 25 cm van de auto verwijderd is.
PARKEERHULP (2/2) Permanente uitschakeling van Bij een storing het systeem Als het systeem een storing ontdekt, klinkt gedurende ongeveer 3 secondes een Het systeem kan permanent worden uitge- geluidssignaal om u te waarschuwen. schakeld door de schakelaar 1 lang in te Raadpleeg een merkdealer.
VENTILATIEROOSTERS (1/2) 1 Ontwasemingssleuven zijruiten. 4 Centrale ventilatieroosters. 2 Linker en rechter ventilatieroosters. 5 Bedieningspaneel. 3 Ontwasemingssleuven onder de voorruit. 6 Ventilatieroosters bij de voeten.
VENTILATIEROOSTERS (2/2) Gebruik, in geval van stankoverlast in de auto, alleen speciaal hiervoor bestemde middelen. Raadpleeg een merkdealer. Centrale ventilatieroosters Linker en rechter ventilatieroosters Instellingen Instellingen Hoeveelheid lucht: Hoeveelheid lucht: Verdraai de knop 7 voorbij het zware punt. Verdraai de knop 10 voorbij het zware punt. Richting Richting Rechts/links: verschuif de lipjes 8.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (1/3) In- en uitschakelen van de airconditioning Toets 6 zorgt voor het inschakelen (controle- lampje brandt) of het uitschakelen (controle- lampje is uit) van de airconditioning. Door het inschakelen van de airconditio- ning: – gaat de temperatuur in het interieur omlaag;...
VERWARMING, AIRCONDITIONING (2/3) ó De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes gevoerd. De lucht wordt naar alle ventilatie- roosters en de voetenruimtes ge- voerd. Deze stand wordt aangeraden voor het be- reiken van het hoogste comfort bij warm weer. De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ventilatieroosters in het dash- board geleid.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (3/3) Regeling van de ventilateursnelheid Normaal gebruik Draai knop 3 op een van de vier standen om de ventilatie met het gewenste vermogen in te schakelen. Kies stand 1 voor een minimale ventilatie en stand 4 voor een maximale ventilatie. Stand 0 In deze stand: –...
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/8) Bedieningsknoppen 8 en 10 - Regeling van de ventilateursnel- heid. (afhankelijk van auto) 11 - Achterruit- en spiegelverwarming. Toets “helder zicht” voor het ontwase- men en het ontdooien van de ruiten. 12 - Bedieningsknop van de luchtkringloop. 2 - Uitschakelen van de airconditioning.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/8) Alleen de temperatuur en het symbool AUTO worden weergegeven De functies die worden bediend door de au- tomatische regeling worden niet weergege- ven. – druk op de toets 6 om de temperatuur te verhogen; – druk op de toets 3 om de temperatuur te verlagen.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/8) Veranderen van de automatische werking Normaal werkt het systeem automatisch, maar u kunt de door het systeem gekozen instelling (luchtverdeling, enz.) veranderen. Deze mogelijkheden zijn beschreven op de volgende bladzijden. Het display geeft aan welke temperatuur is ingesteld. Als na het starten van de auto de aan- gegeven temperatuur wordt verhoogd of verlaagd, heeft dit geen invloed op de...
Pagina 104
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/8) ô De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ventilatieroosters in het dash- board geleid. Met deze stand wordt het inte- rieur sneller verwarmd of gekoeld. ö De lucht wordt naar alle ventilatie- roosters en de voetenruimtes geleid. De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes geleid.
Pagina 105
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/8) Wijzigen van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. Door op de toetsen 8 en 10 te drukken, schakelt u de automatische werkstand uit. U kunt met deze toetsen de ventilateur snel- ler en langzamer laten draaien.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (6/8) Achterruitverwarming Om deze functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de toets 11. De verwarming Druk op de toets 11. schakelt na enige tijd automatisch uit. Hiermee worden de achterruit en, afhanke- lijk van de auto, de buitenspiegels elektrisch verwarmd.
Pagina 107
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (7/8) N.B.: als u het geluid van de ventilatie als hinderlijk ervaart, kunt u de ventilateursnel- heid verminderen met de toets 10. Om deze functie te verlaten, drukt u ofwel: – ofwel opnieuw op de toets 1; – ofwel op de toets 5 (het controlelampje AUTO op het display licht op).
Pagina 108
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (8/8) Luchtkringloop Bij langdurig gebruik van de kringloopfunctie kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan Een druk op de toets 12 schakelt de kring- of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, loopstand in (het symbool op het display door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan licht op).
AIRCONDITIONING: informatie en tips voor het gebruik Storingen Verbruik Raadpleeg bij een storing altijd een merkdealer. Het is normaal dat het brandstofverbruik hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de – Minder goede werking van ont- airconditioning gebruikt. dooien, ontwasemen of aircondi- tioning.
BINNENVERLICHTING Bijzonderheden Door het ontgrendelen van de portieren met de afstandsbediening gaat de binnenverlich- ting enige tijd branden. Met het openen van een voor- of achterportier gaat de verlichting opnieuw enige tijd branden. Daarna gaat de verlichting in het interieur en in de bagageruimte geleidelijk uit.
ZONNEKLEP, SPIEGEL Zonwering Make-up spiegel 2 (aan passagierskant) Laat de zonneklep 1 zakken. Het make-up spiegeltje, als de zonneklep dit Achter de klem kunt u tolkaartjes opbergen. heeft, is bedekt met een klepje. Tijdens het rijden moet het klepje van de make-up spiegel gesloten zijn.
RUITBEDIENING (1/2) Elektrische ruitbediening met sneltoets Dit is een aanvulling op de elektrische ruit- bediening die hiervoor is beschreven. Deze is aanwezig bij de bestuurdersruit, alleen voor het omlaag gaan. Druk kort op de schakelaar 1: de ruit gaat in één keer geheel omlaag.
Pagina 113
RUITBEDIENING (2/2) Ruitbediening bagageruimte 4 gebruik van de afstandsbediening – Druk de schakelaar 4 omlaag om de ruit Een korte druk op de knop 5 opent of sluit de achter A te openen. ruit van de bagageruimte totaal. De maximale belasting op de achterklep, ruit omlaag, is 50 kg.
HANDBEDIEND OPEN DAK Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik – let op dat het dak goed gesloten is als u de auto verlaat; – reinig het afdichtrubber eens per drie maanden met een door de technische dienst van het merk goedgekeurd pro- duct;...
SCHUIFDAK ACHTER Openen Sluiten N.B.: tijdens het rijden met een open dak, kunt u windgeruis horen. Om dit te vermin- Ontgrendel de hendels 2, het open dak Ontgrendel de hendels 2, het schuifdak deren, zet u de daken met de hand achter gaat vanzelf omhoog (controleer dat achter komt vanzelf terug;...
ASBAKKEN, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING Losse asbak 1 Accessoireaansluitingen Sluit alleen accessoires aan De losse asbak past in de blikjeshouders 4. U kunt de plaats van de aansteker 2 of het met een vermogen van maxi- stopcontacten 3 gebruiken (afhankelijk van Openen: trek het deksel omhoog. maal 120 watt.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/2) Opbergruimte Opbergvak in de middenconsole 3 Om deze te openen, trekt u aan de hand- greep 1. Openen: til het deksel 4 omhoog. U kunt er een fles van 1,5 liter in opbergen. Multimedia-aansluitingen 2 Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/2) Opbergruimte in voorportieren 5 Opbergruimte achter 7 en 8 Klem 9 Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Flessendrager 6 Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruimtes ge- plaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het rijden door een bocht of bij plotse-...
HOOFDSTEUN ACHTER Hoger zetten Opbergstand 2 Kinderhoofdsteun Schuif hem tot de gewenste stand is be- Trek hem naar u toe en laat hem helemaal Als de auto uitgerust is met de kinderhoofd- reikt. zakken. steun en verhoogd zitkussen bevinden deze De laagste stand van hoofdsteun is een zich uitsluitend op de achterplaatsen aan de opbergstand.
AFSTELLINGEN VAN DE ACHTERSTOELEN Verstellen van de rugleuning Neerklappen van de rugleuning De zitplaatsen achter worden gevormd door afzonderlijke stoelen. van een stoel (tafelblad) – Beweeg de handgreep 3 omhoog. Druk de hoofdsteun 2 omlaag – Stel de stand van de rugleuning af. Naar voren of achteren zetten Til de handgreep 3 op, klap de rugleuning van de stoelen...
GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN VAN DE ACHTERSTOELEN (1/2) Stoel verwijderen – Druk de hoofdsteun omlaag; – maak de gesp(en) van de gordel los van de stoel; – kantel de rugleuning omlaag; – zet de stoel zover mogelijk naar achte- ren; – gebruik de handgreep 1 en til de stoel op tot hij verticaal vergrendelt.
GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN VAN DE ACHTERSTOELEN (2/2) Stoel installeren Plaats de poten 5 in hun verankering: druk erop om te vergrendelen. Controleer de ver- grendeling. Ontgrendel de grendel 2, laat daarna de stoel tot ongeveer tien centimeter boven de vloer zakken en laat hem los: door zijn eigen gewicht komt de stoel vanzelf in de juiste stand.
VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuningen van de achterstoelen bij normale ladingen; – de opgevouwen achterstoelen voor vo- lumineuze ladingen; zwaarste voorwerpen plaatst u zo laag mogelijk op de laadvloer.
SCHEIDINGSNET Monteren van het Dit bevindt zich in de bagageruimte, in een specifieke hoes. scheidingsnet 2 Het kan worden vastgemaakt achter de – Bovenkant: steek de poten aan de einden De verankeringen (ringen) van voorstoelen of achter de achterstoelen. van het net in de haken 1; de bagageruimte 4 kunnen De haken 1 kunnen ook worden gebruikt om niet worden gebruikt als zij al...
Pagina 125
Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Oliepeil van de motor.
MOTORKAP (1/2) Veiligheidshaak van de Motorkap openen Om deze te openen trekt u aan de hand- greep 1, links van het dashboard. motorkap Trek de motorkap omhoog, maak daarna de steun 4 los uit de klem 5 en plaats hem Til de motorkap enkele centimeters omhoog in de uitsparing 3 van de motorkap en niet en duw de hendel 2 naar links.
MOTORKAP (2/2) Sluiten van de motorkap Controleer of er geen gereedschap of Controleer na werkzaamheden andere voorwerpen in de motorruimte zijn in de motorruimte of er niets achtergebleven. is vergeten (lappen, gereed- Maak de steun 4 weer vast in de klem 5 en schap, enz.).
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (1/2) Iedere motor verbruikt wat olie voor het smeren en koelen van de bewegende delen in de motor. Het is daarom normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten olie moet bijvullen. Indien u na de inrijperiode echter meer dan 0,5 liter olie per 1 000 km moet bijvullen, dient u dit aan een merkdealer te melden.
Pagina 129
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (2/2) Overschrijding van het maximumpeil van de motorolie. Het aflezen van het peil moet met behulp van de peilstaaf gebeuren zoals hiervoor is uitgelegd. Als het peil boven het maximum is, start de motor dan niet en roep de hulp in van een merkdealer.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (1/2) Om spatten te voorkomen, adviseren wij een trechter te gebruiken bij het (bij) vullen van olie. (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij. Het verschil tussen het laagste De auto moet horizontaal staan en de motor en het hoogste peil op de peilstaaf 2 is moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s (afhankelijk van de motor) ongeveer...
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen /OLIE VERVERSEN (2/2) Motorolie verversen Bijvullen: let op dat er geen Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu- olie wordt gemorst op onderde- ment van uw auto. len van de motor of de uitlaat. Hierdoor kan brand ontstaan. Gemiddelde inhoud bij verversen, Ook moet de vuldop goed zijn vastgezet inclusief oliefilter...
PEILEN (1/3) Peil 1 Vullen Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt Na werkzaamheden aan het hydraulische met het slijten van de remblokken maar het circuit moet de remvloeistof worden vervan- mag nooit beneden het “MINI”-merkteken gen door een deskundige. komen.
Pagina 133
PEILEN (2/3) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig het peil van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor een bescherming van het koelsysteem: –...
PEILEN /FILTERS (3/3) Vloeistof Filters Product voor ruitensproeiers (‘s winters met Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- speciale antivries). rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Sproeiers Interval voor het vervangen van de fil- De sproeiers van de voorruit kunt u met een ters: raadpleeg het onderhoudsdocument platte schroevendraaier op de juiste hoogte van uw auto.
ACCU Afhankelijk van de auto, controleert een sy- steem continu de capaciteit van de accu. Met contact uit kunnen, om de accu te sparen, bepaalde stroomverbruikers onder- broken worden (dimlicht, 12 V aansluiting, binnenverlichting, radio, ventilatie, enz.) Op het instrumentenpaneel wordt de onder- breking, afhankelijk van de auto, begeleid door een boodschap “spaarstand accu”...
BANDENSPANNING koud Bandenmaten Het is specifiek voor de auto: – 205/60 R 16 96 T. Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofd- stuk 5 om te weten wanneer ze vervangen moeten worden. De bandenspanning staat op de sticker A op Zone D: bandenspanning van de voorwielen de zijkant van het bestuurdersportier.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer – de kleine beschadigingen in het dage- – Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer- mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- lijks gebruik ken. kant van de auto regelmatig te onderhou- Om de bescherming van de carrosserie –...
Pagina 138
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/2) Wat u moet doen – Was uw auto regelmatig, motor uit, met – Voordat u de auto door een wasstraat door onze technische diensten geselec- rijdt, moet u de schakelaar van de rui- – Houd bij het rijden op pas geasfalteerde teerde shampoos (nooit met schuurmid- tenwissers in de stand Uit zetten (raad- wegen afstand van de andere auto’s om...
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
Pagina 140
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
Pagina 141
Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band ................Reservewiel .
LEKKE BAND/RESERVEWIEL Om bij het reservewiel te kunnen komen – Open de bagageruimte; – zet de moer los met de wielmoersleu- tel 1; – maak de beugel 3 los; – maak het reservewiel vrij. Om het wiel in de beugel op te bergen –...
GEREEDSCHAP Om het gereedschap weer terug te plaat- sen Plaats de pin 4 van het gereedschap in de beugel 3. Let op dat het gereedschap goed geplaatst is zodat de draaiknop 2 vast- geschroefd kan worden. Sluit de klep. Bij het gereedschap zit: Bevestigingsband (afhankelijk van de auto) Plaats, na gebruik, de band weer terug en let...
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Ga door met vastzetten om de voet goed op de grond te plaatsen. Draai de wielmoersleu- tel 3 van de krik om het wiel van de grond los te maken. Als u de auto heeft stilgezet in de berm van de weg, moet u de andere weggebruikers Draai de wielbouten iets los met de wiel-...
Pagina 145
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf. Gebruik voor auto’s met aluminium velgen, de boutgeleider uit het gereedschap voor het loszetten van het laat- ste stuk en het vastzetten van het eerste stuk van de wielbouten.
BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden – - Deze slijtagecontrolestiften zijn op regelma- tige afstanden over de omtrek van het loop- wielen vlak verdeeld. Als het loopvlak van een De banden vormen de enige verbinding band tot aan deze stiften is weggesleten, tussen de auto en het wegdek, het is daarom zoals bij 2, moet u deze band laten vervan- van het grootste belang dat zij in goede staat...
BANDEN (2/3) Bandenspanning Controleer de spanning bij koude banden, Vervangen van de banden houd geen rekening met een hogere waarde Houd u aan de bandenspanning (inclusief bij warm weer of na een snel gereden rit. die van het reservewiel). Controleer min- stens één keer per maand en voor een grote Indien u de bandenspanning niet bij koude Laat, om veiligheidsredenen...
BANDEN (3/3) Het kruisen van de wielen De banden in de winter Dit wordt afgeraden. Sneeuwkettingen Wij raden u in ieder geval aan een merk- Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond dealer te raadplegen. Hij weet als geen de voorwielen worden gelegd. ander welke voorzieningen het beste bij Als een te grote bandenmaat is gemonteerd, uw auto passen.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/2) Dimlicht/Grootlicht Raak het lampglas niet aan. Houd de lamp vast aan de metalen voet. – Draai de kap 1 een kwart slag om hem te Bij het monteren gaat u in omgekeerde volg- Zorg dat u altijd een doos met reserve- ontgrendelen;...
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/2) Schoonmaken van de koplampen De koplampen hebben een kunststof ruit, die u met een zachte schone doek of poetska- toen kunt schoonvegen. Als dit onvoldoende is, bevochtig hem dan met wat zeepsop, en veeg dit af met een vochtige zachte doek of poetskatoen.
MISTLICHTEN: vervangen van een lamp Extra lampen Vraag een merkdealer advies indien u extra lampen (mistlichten of verstralers) op uw auto wilt monteren. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen. Mistlichten aan de voorzijde 1 Mistachterlicht 2 Risico van verwonding.
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (1/2) Achterlichten – draai de schroeven 3 los en verwijder de – draai de schroeven 5 los; kap 4; – maak de onderkant los, daarna de bo- – Open de klapdeur; venkant van het licht door het naar u toe –...
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (2/2) Derde remlicht 11 – Trek aan de lipjes 6 om de lamphou- Lamptype: ders 7 los te maken; 8 Richtingaanwijzer Raadpleeg een merkdealer. – vervang de lamp, en monteer het licht in Peervormige lamp met bajonetfitting omgekeerde volgorde;...
ZIJKNIPPERLICHTEN: vervangen van een lamp Maak het zijknipperlicht 1 aan de kant van Lamptype: WY5W. het portier los met behulp van een platte Vervang de lamp en plaats het zijknipperlicht schroevendraaier. terug. Draai de lamphouder een kwart slag en haal de lamp eruit.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp verlichting van het interieur Trek de lampen 2 en 3 naar beneden om ze van hun plaats te halen. Verwijder de lichtkap 1 met een platte schroevendraaier. Lamptype 2: W6W Lamptype 3: W5W Vervang de lampen en zet de lichtkap op zijn plaats.
ACCU: storing (1/2) Om vonkvorming te voorkomen: – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor- dat u de accuklemmen losmaakt of aan- sluit; – Schakel de acculader uit voordat u deze op de accu aansluit of ervan losmaakt; –...
ACCU: storing (2/2) Starten met starthulpkabels Sluit de positieve kabel (+) A aan op de plus- pool (+) 1 van de ontladen accu en daarna Als u voor het starten de accu van een op de pluspool (+) 2 van de hulpaccu. andere auto moet gebruiken, koop dan de Sluit de negatieve kabel (–) B B aan op de startkabels (met groot oppervlak) bij een...
ZEKERINGEN (1/2) Maak het deksel 1 los. Raadpleeg de sticker en de verklaring op de volgende bladzijde voor het bepalen van de te controleren zekering. Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de zekeringplaat om reservezekeringen in te steken. Zekeringkastje Verwijder de zekering met behulp van tang 2 (afhankelijk van de auto).
Pagina 159
ZEKERINGEN (2/2) Bestemming van de zekeringen (AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING) Bepaalde functies worden beschermd door zekeringen in de motorruimte. Symbool Bestemming Symbool Bestemming Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- seren wij het vervangen van deze zeke- ringen over te laten aan een merkdealer.. Binnenverlichting, elektrische Radio, display, airconditio- spiegels, regensensor/licht-...
RUITENWISSERBLADEN Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water met zeep; – gebruik ze niet als de voorruit of ach- terruit droog zijn; –...
SLEPEN: pech Gebruik uitsluitend de sleepogen aan de voorkant en aan de achterkant (nooit de aandrijfassen). Deze sleeppunten mogen alleen gebruikt worden om de auto mee te slepen en in geen geval om de auto direct of indirect aan op te hijsen. Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren.
TREKKEN: trekhaak A = 776,5 mm. Kogeldruk, maximaal toegelaten mas- sa’s van geremde en ongeremde aan- hangwagens: raadpleeg de paragraaf “Massa’s” in hoofdstuk 6. Voor de montage en de gebruiksomstan- digheden van de trekhaak raadpleegt u de montagevoorschriften van de fabri- kant.
RADIOVOORBEREIDING (1/2) Radio-uitrusting Hogetonen luidsprekers 4 Lagetonen luidsprekers 5 Wip het afdekplaatje los. De aansluitingen van de antenne, van de + en – voeding en van de luidsprekerdraden bevinden zich hierachter. De aanwezigheid en de plaats van deze uit- rustingen zijn afhankelijk van de uitvoering van de auto: 1 apart display (tijd, buitentemperatuur, radio en navigatie);...
RADIOVOORBEREIDING (2/2) Luidsprekers achter 6 – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoorschriften van de uitrusting op. – De gegevens van de steunen en kabelbundels variëren naargelang het uitrustingsni- veau van uw auto en het type van uw autoradio. Raadpleeg een merkdealer voor hun onderdeelnummers. –...
ACCESSOIRES Controleer vóór het installeren van een elektrisch of elektro- nisch apparaat (in het bijzon- der zenders/ontvangers: fre- quentieband, vermogen, plaats van de antenne, enz.), of dit geschikt is voor uw auto. Raadpleeg hiervoor een merkdealer. Elektrische en elektronische accessoires Gebruik van zenders/ –...
FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes Vervangen van het batterijtje N.B.: raak bij het vervangen van het batte- rijtje niet de elektronische printplaat in de van de afstandsbediening sleutel aan. Draai de schroef 1 los om het deksel van de afstandsbediening te verwijderen. Vervang het batterijtje 2. Let op de juiste po- lariteit die op het deksel is aangegeven.
BRANDSTOFFILTER Ontluchten van het brandstofcircuit Wanneer de motor door brandstofgebrek stilgevallen is, en u hebt weer getankt, moet u het handpompje gebruiken. Auto’s met handpomp – Als de auto hiermee uitgerust is, draai de De randorganen (dynamo, startmotor, ontluchtingsnippel op het brandstoffilter. motorsteunen, enz.) moeten beschermd worden tegen dieselspatten.
STORINGEN (1/5) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De controlelampjes gaan zwakker of niet Accuklemmen niet goed vastgezet, los Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxy- branden, de startmotor draait niet.
Pagina 169
STORINGEN (2/5) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opge- Zet de motor stil.
Pagina 170
STORINGEN (3/5) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Raadpleeg een merkdealer. m o t o r w o r d t w a r m . Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in Koelvloeistoftemperatuurmeter en waar- van een merkdealer.
Pagina 171
STORINGEN (4/5) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische bediening defect. Raadpleeg een merkdealer. Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand.
Pagina 172
STORINGEN (5/5) Achterportier en schuifdak achter MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Openen achterportier onmogelijk. De ruit achter opent niet als het com- Raadpleeg een merkdealer. mando voor het openen wordt gegeven. De ruit is open maar het portier blijft ver- wacht een paar minuten en probeer het opnieuw, grendeld.
Pagina 173
Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatjes auto ..............Identificatieplaatjes motor .
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 6 Technische gegevens van de auto. moeten bij eventuele klachten en bij het 7 Laknummer. bestellen van onderdelen altijd worden 8 Uitrustingsniveau. vermeld. 9 Type auto. 10 Stoelbekledingscode. Constructeursplaatje A 11 Aanvullende uitrustingsgegevens. 1 Typenummer van de auto en chassis- 12 Fabricagenummer.
IDENTIFICATIEPLAATJES VAN DE MOTOR De gegevens op het constructeursplaatje of de sticker A moeten bij corresponden- tie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Motornummer.
GEGEVENS VAN DE MOTOR Uitvoeringen 1.6 16V 1.5 dCi Type van de motor (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1 598 1 461 Ongelode benzine met het voorgeschreven octaangetal zoals aangegeven op de sticker in de tankdopklep. Dieselolie Indien niet beschikbaar, is bij uitzondering ongelode benzine Soort brandstof De sticker in de tankdopklep geeft aan te gebruiken:...
MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten treinmassa (MTR) de paragaaf “Identificatieplaatjes” in hoofdstuk 6) Massa aanhanger geremd* door berekening van: MTR - MMAC Massa aanhanger ongeremd*...
ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.14...
Pagina 187
PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.15...
Pagina 188
PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.16...
Pagina 189
PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.17...
Pagina 190
PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.18...
Pagina 192
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/4) verstellen ................. 1.59 filter ....................4.10 vervangen van een lamp ..........5.9 – 5.10 brandstof ................. 5.27 voor ................5.9 – 5.10 filter: krik ..................5.3 – 5.4 roet ..................1.40 gegevens van de motor ..............6.4 nummer ..................
Pagina 193
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/4) remvloeistof ..................4.8 noodstopbekrachtiging ............2.12 → 2.14 reservewiel ..................5.2 noodstopbekrachtiging: BAS ..........2.12 → 2.14 rijden ................2.6, 2.12 → 2.23 rijpositie instellingen ..............1.14 → 1.16 oliepeil van de motor .............4.4 → 4.7 ruitbediening............... 3.18 – 3.19 onderdelen..................
Pagina 194
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/4) technische gegevens ............6.2, 6.6 – 6.7 temperatuurregeling ............3.4 → 3.15 zekeringen ................5.18 – 5.19 tijd ....................1.53 zijknipperlichten tips voor een schoner milieu ..........2.8 → 2.10 vervangen van een lamp ............5.14 toegestane dakbelasting..............6.5 zonneklep ................
Pagina 198
à8201035959ò ë ï ä RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60...