EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit indien:
– de auto rijdt op een bochtige weg:
– de auto wordt gesleept (bij pech);
– de auto een aanhangwagen of caravan trekt;
– de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur;
– de auto bij een tolwegpoort, een gebied met wegwerkzaamheden of in een smalle rijstrook komt;
– de auto een zeer steile helling op- of afrijdt;
– het zicht is slecht (verblindend zonlicht, mist enz.);
– de auto rijdt op een glad wegdek (regen, sneeuw, grind, enz.);
– de weersomstandigheden zijn slecht (regen, sneeuw, zijwind, enz.);
– de radarzone is beschadigd (schokken, inslagen enz.).
– de camerazone is beschadigd (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
– de voorruit is gebarsten of vervormd.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een erkende dealer.
3
R i j d e n - 2 5 3