EXTRA RIJHULPMIDDELEN
De bestuurder moet altijd alert
blijven op de door het systeem
toegepaste snelheid en blijft
verantwoordelijk voor de
voertuigsnelheid.
Inschakelen/uitschakelen
Selecteer op het multimediascherm, in
de modus "Voertuig"
"Rijondersteuning". Selecteer
vervolgens in het menu "Comfort" de
optie "Adaptieve snelheidsregelaar
voor wegontwerp".
(Als de functie niet geactiveerd is of
het abonnement niet meer actief is, is
de bediening gelijk aan het instellen
van de kruissnelheid met herkenning
van verkeersborden met
maximumsnelheid (display A ; zie
vorige pagina's) of, afhankelijk van het
abonnement, het instellen van de
kruissnelheid met geavanceerde
herkenning van verkeersborden met
maximumsnelheid (display B ).
De volgende symbolen tonen de
functies waarmee het systeem
rekening houdt:
–
rotonde;
–
bocht.
Snelheidsregelaar met
herkenning vooraf van de
wegindeling is gekoppeld
aan een abonnement.
Als er geen abonnement is, kan
deze functie niet worden
geactiveerd.
Raadpleeg de instructies bij het
multimediasysteem om het
abonnement te beheren.
kruissnelheid regelen
U kunt op elk moment weer controle
nemen over de rijsnelheid door:
– Onderbreken van de functie:
– door het rempedaal in te drukken;
– of door te drukken op de
schakelaar 8 (0);
– door op de selectie-/
deselectieschakelaar voor
rijhulpmiddelen 3 te drukken.
Bij het automatisch aanpassen van de
snelheid aan verkeersborden en/of
weginrichting is het mogelijk deze
gebeurtenissen te negeren. Druk lang
op:
– de schakelaar 7 (SET/+) om terug te
keren naar de opgeslagen
kruissnelheid;
– de schakelaar 6 (SET/-) om de
huidige snelheid op te slaan en te
behouden.
Bewaking veilige afstand
inschakelen
Zodra de snelheidsregelaar is
ingeschakeld, verschijnt de standaard
veilige afstand 12 in het groen op het
instrumentenpaneel. De
standaardvolgafstand komt overeen
met ongeveer 2 seconden.
Als het systeem een voertuig
detecteert in uw rijstrook, verschijnt de
omtrek van een voertuig 11 boven de
afstandsmeter 12 op het
instrumentenpaneel.
De snelheid van uw auto wordt continu
aangepast aan de snelheid van uw
voorligger. Indien nodig remt uw auto
(de remlichten gaan branden) om de
afstand die het instrumentenpaneel
aangeeft, te bewaren.
Opmerking: de grootte van de omtrek
11 varieert afhankelijk van de afstand
tussen u en uw voorligger. Hoe groter
de omtrek, hoe dichterbij uw
voorligger.
3
R i j d e n - 2 4 3