Pagina 2
De smeermiddelen van ELF leveren een belangrijke bijdrage aan de prestaties van uw auto. RENAULT adviseert de goedgekeurde ELF oliën voor het verversen en bijvullen. Raadpleeg uw RENAULT-dealer, of kijk op de website www.lubricants.elf.com The oil born in Formula One...
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Wij wensen u een goede reis in uw auto. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van RENAULT, 92 100 Billancourt 2007.
Pagina 5
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
RENAULT cards: algemeen, gebruik, extra portiervergrendeling ........
Pagina 10
SLEUTEL/FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen Bereik van de FM- afstandsbediening Het bereik wordt beïnvloed door de omge- ving. Let op bij het vasthouden van de af- standsbediening dat u niet per ongeluk op de knoppen drukt waardoor de portieren worden vergrendeld of ontgrendeld. Interferentie Sommige voorwerpen (metalen voorwerpen, mobiele telefoons) of sterke elektromagneti-...
Pagina 11
SLEUTEL/FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (vervolg) In geval van verlies kunt u bij een merk- dealer nieuwe sleutels of een nieuwe af- standsbediening bestellen. Het vervangen van een sleutel moet altijd bij een merkdealer gebeuren, want het systeem moet daarbij worden gere- set met alle sleutels. Het is mogelijk maximaal vier afstands- bedieningen per auto te gebruiken.
Pagina 12
SLEUTEL/FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik Ontgrendelen van de portieren Afstandsbediening A of B Druk op de ontgrendelknop 2. Het ontgrendelen ziet u aan het één keer oplichten van de knipperlichten en de zij- knipperlichten. Bijzonderheden (voor sommige landen): – door één keer op het knopje 2 te druk- ken, ontgrendelt u uitsluitend het bestuur- dersportier en de tankdopklep, –...
SLEUTEL/FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (vervolg) Ontgrendelen/vergrendelen van alleen de achterklep (voor sommige landen) Druk op het knopje 5 om de achterklep te ontgrendelen of te vergrendelen. Het ontgrendelen ziet u aan het één keer knipperen van de knipperlichten en zijknip- perlichten als de portieren van de auto ver- grendeld zijn.
SLEUTEL/FM-AFSTANDSBEDIENING: extra portiervergrendeling Extra portiervergrendeling Om de extra (voor sommige landen) portiervergrendeling in te schakelen Met deze functie worden de portieren ver- grendeld en kunnen ze niet van binnenuit Drukt u twee keer snel achter elkaar op geopend worden (in geval van het inslaan knop 1.
(raadpleeg de volgende bladzijden); Advies – de motor starten (raadpleeg de paragraaf Berg de RENAULT card nooit op een “Starten van de motor” in hoofdstuk 2). plek op waar deze verbogen of per on- geluk beschadigd zou kunnen worden:...
Na het openen van de auto met de nood- cards per auto te gebruiken. Het gebruik hiervan is incidenteel: hiermee sleutel, steekt u de RENAULT card in de kan het linker voorportier ontgrendeld of ver- Storing van de RENAULT card.
Pagina 17
Als een portier (of de achterklep) geopend of perlichten als de portieren van de auto ver- niet goed gesloten is, of als een RENAULT grendeld zijn. card in de lezer is achtergebleven, worden de portieren snel vergrendeld en weer ont-...
RENAULT card: handsfree Ontgrendelen van de portieren functie en de achterklep Deze biedt, naast dezelfde functies als de Draag de RENAULT card bij u en loop naar afstandsbediening, de mogelijkheid (hands- de auto. free): Zodra u uw hand achter handgreep 2 van –...
Pagina 19
Met de RENAULT card bij u, drukt u, als de deld en weer ontgrendeld en knipperen de Verantwoordelijkheid van de portieren en de achterklep gesloten zijn, op knipperlichten en de zijknipperlichten niet.
Pagina 20
RENAULT CARD: extra portiervergrendeling Om de extra portiervergrendeling in te schakelen – drukt u twee keer snel achter elkaar op de knop 2. – of drukt u twee keer snel achter elkaar op de knop van de portierhandgrepen aan de buitenkant of van het logo van de ach- terklep.
Beweeg hendel 2. van de afstandsbediening, van de sleutel of Als bij het openen van het bestuurderspor- de RENAULT card bij u, trekt u aan de por- tier de card nog in de lezer zit, verschijnt de tierhandgreep 1. boodschap “kaart verwijderen” op het instru- mentenpaneel en klinkt er een geluidssig- naal.
Laat nooit de sleutel in het contactslot of Veiligheid van de kinderen Anders de RENAULT card in de auto zitten als Auto’s met schakelaar 3 Een achterportier kan niet van binnenuit u een kind of een dier in de auto achter- worden geopend als u het knopje 4 omlaag laat.
– gebruik van apparaten die op dezelfde frequentie als de card werken (mobiele telefoon, enz.); – batterij van de RENAULT card leeg, accu ontladen, enz. – gebruik afhankelijk van de auto van de Gebruik van de sleutel 1 of 3...
Pagina 24
Gebruik van de noodsleutel 4 in de het portier 4 sluiten. Nu is het portier van RENAULT card buitenaf vergrendeld. Steek het uiteinde van de noodsleutel 4 in Het openen van de portieren kan alleen van de uitsparing 5.
– als de portieren ontgrendeld zijn, brandt kelaar 7. het lampje niet. Controleer of u uw sleutel of RENAULT card Als u de portieren vergrendelt, licht het bij u heeft voordat u de auto verlaat. lampje op en blijft het ongeveer een minuut Bij het sluiten van het portier worden alle branden waarna het dooft.
Als deze kelaar 1 van de elektrische portiervergren- goed gesloten zijn, moet u een RENAULT- deling gedurende 5 secondes ingedrukt tot u dealer raadplegen. een geluidssignaal hoort.
(bij de auto geleverd). Raadpleeg als het probleem aanhoudt uw RENAULT-dealer. Hij is de enige die aan de De werking van het systeem startvergrendeling mag werken. Bij het starten van de motor, gaat het con-...
HOOFDSTEUNEN VOOR Hoger zetten Verwijderen Terugplaatsen (afhankelijk van auto) Zet de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog. Als de afstelling van de poten gewijzigd is, Trek de hoofdsteun tot de gewenste hoogte Druk op de knop 2 en trek de hoofdsteun trekt u zo veel mogelijk aan de poten 3 (let omhoog.
HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstanden Verwijderen Door op de knop A van grendel 1 te drukken, Druk op de knop A van de grendel 1 en ver- zet u de hoofdsteun zo hoog mogelijk om wijder de hoofdsteun. hem in de hoge stand te gebruiken. Schuif hem naar beneden tot hij blokkeert om hem Terugplaatsen: in de lage stand te gebruiken.
VOORSTOELEN Stoelverwarming Druk, met contact aan, op de schakelaar 3 van de gewenste stoel. Het controlelampje in de schakelaar licht op. Het systeem bepaalt met een thermostaat of de verwarming nodig is of niet. Naar voren of naar achteren Hoogte van de zitting van de schuiven bestuurdersstoel verstellen Til de hendel 1 onder de stoel op om te ont-...
VOORSTOELEN (vervolg) Als het vergrendelen van de voorstoelen niet mogelijk is door de aanwezigheid van een persoon, een voorwerp of een kinderzitje, ga dan als volgt te werk: – laat iedereen uitstappen en maak de zit- plaatsen achterin geheel vrij; –...
AUTOGORDELS De juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- del. Het niet dragen van de gordel is ge- – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben). te houden aan de wetgeving van het land Dit is belangrijk voor een goede onder- waarin u zich bevindt...
3 cm naar buiten; – laat u de gordel zichzelf oprollen; – rolt u de gordel opnieuw af; – als het probleem hierna niet verholpen is, raadpleegt u een RENAULT-dealer. ç Waarschuwingslampje autogordel bestuurder Bij het starten van de motor brandt het con-...
AUTOGORDELS (vervolg) Gordel aan de zijkant achter 1 Middelste gordel Klik de verschuifbare gesp 4 in de bijbeho- rende rode sluiting 6. Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen Rol de riem 3 langzaam uit zijn houder, klik gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- vervolgens de gesp 2 in de bijbehorende ste gordels.
Pagina 35
– Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme, aan de bevestiging ervan of aan die van de stoelen. Raadpleeg uw RENAULT-dealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN Afhankelijk van de auto bestaan deze uit: Laat al deze veiligheidsvoor- – gordelspanners; zieningen controleren na een aanrijding. – gordelspanners van de heupgordel (voor de vijfdeurs uitvoering); Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan het –...
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg) Krachtbegrenzer van borstkas Airbag bestuurder en passagier en bekken Deze bevindt zich bij de linker en rechter voorstoel. Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Het opschrift “Airbag” op het stuurwiel en, af- werking om de kracht die de gordel op het li- hankelijk van de auto, het dashboard (zone chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-...
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg) Werking Bijzonderheid van de frontale Storingen airbag å Het systeem werkt alleen als het contact Het lampje 1 op het instrumentenpa- aanstaat. Afhankelijk van de kracht van de schok zijn neel gaat branden als het contact wordt aan- er twee mogelijkheden: Bij een zware frontale aanrijding, worden de gezet en dooft na enkele secondes.
Pagina 39
– Dek de naafdop niet af. – Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het kussen. – Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide RENAULT-monteurs mogen deze werkzaamheden uitvoe- ren. – Ga niet te dicht achter het stuurwiel zitten, maar rijd met licht gebogen armen (raadpleeg de paragraaf “Afstellen juiste zithouding” in hoofd- stuk 1).
– Om te voorkomen dat het systeem Afhankelijk van de ernst van de aanrijding ten onrechte in werking komt, mag zijn er twee mogelijkheden: uitsluitend deskundig RENAULT-per- – alleen de autogordel beschermt de inzit- soneel aan de gordelspanners en air- tenden;...
– Stoelhoezen: voor de stoelen met zijairbags zijn speciale stoelhoezen nodig. Raadpleeg uw RENAULT-dealer om te weten of dergelijke hoezen voor uw auto bestaan in de RENAULT Boutique. Het gebruik van andere hoezen (of hoezen die bestemd zijn voor een ander model) kan de goede werking van de zijairbag belemmeren en daardoor de veiligheid van de inzittenden in gevaar brengen.
– Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door hem dit instructie- boekje bij de auto te leveren. – Laat de gaspatro(o)n(en) door een RENAULT-dealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt. 1.34...
KINDERVEILIGHEID: algemeen Vervoer van kinderen Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is Het kind moet, net als een volwassene, altijd afhankelijk van zijn capaciteit om het kind correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht vast te houden en van de installatie ervan. het traject.
Pagina 44
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitjes “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met ISOFIX systeem Gebruik geen kinderzitje dat de kinderzitjes: met de autogordel of met het De toegelaten ISOFIX kinderzitjes zijn goed- gordel waarmee het vastzit zou ISOFIX systeem.
Pagina 46
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (vervolg) De twee ringen 1 bevinden zich tussen de De derde ring wordt gebruikt voor het vast- – afhankelijk van de auto, maak het kapje 6 rugleuning en de zitting van de stoel en zijn maken van de bovenste riem van bepaalde los van de losse bodemplaat voer daarna te herkennen aan een markering.
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Op zitplaats voorin Op zitplaats achter aan de zijkant derzitjes bevestigd worden Op het schema Het vervoer van een kind op de plaats van Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- op de volgende bladzijde ziet u waar u een de voorpassagier is niet in alle landen toe- stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-...
Pagina 48
KINDERVEILIGHEID: installatieoverzicht (3- en 5-deurs uitvoeringen) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging ü = Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. = De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de be- vestiging van een vooruit geplaatst universeel ISOFIX kinderzitje.
Pagina 49
KINDERVEILIGHEID: installatieoverzicht (break) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging ü = Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. = De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de be- vestiging van een vooruit geplaatst universeel ISOFIX kinderzitje. De verankeringen bevinden zich in de bagageruimte.
Pagina 50
KINDERVEILIGHEID: installatieoverzicht (3- en 5-deurs uitvoeringen) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Zitplaatsen Gewicht Grootte van het Zitplaats voorpassagier Zitplaats Type kinderzitje achter aan de van het kind ISOFIX zitje (1) (2) midden achter...
Pagina 51
KINDERVEILIGHEID: installatieoverzicht (3- en 5-deurs uitvoeringen) X = Plaats niet toegelaten voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegelaten voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”; controleer of het gemonteerd kan worden. UD = Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van uitsluitend een als “Universeel” goedgekeurd zitje achterstevoren. IUF/IL = Plaats toegelaten voor bevestiging met ISOFIX bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als "Universeel/ semi-universeel of specifiek voor een auto";...
Pagina 52
KINDERVEILIGHEID: installatietabel (break) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Zitplaatsen Gewicht Grootte van het Zitplaats voorpassagier Zitplaats Type kinderzitje achter van het kind ISOFIX zitje (1) (2) midden achter zijkant (6) Reiswieg dwars...
Pagina 53
KINDERVEILIGHEID: installatietabel (break) X = Plaats niet toegelaten voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegelaten voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”; controleer of het gemonteerd kan worden. UD = Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van uitsluitend een als “Universeel” goedgekeurd zitje achterstevoren. IUF/IL = Plaats toegelaten voor bevestiging met ISOFIX bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als "Universeel/ semi-universeel of specifiek voor een auto";...
Pagina 56
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR 7 8 9 10 1.48...
Pagina 57
– tractiecontrole en ESP; vergrendeling. – verstellen van de koplampen; 7 Contactslot (auto met sleutel). – regelweerstand van de verlichting 17 Lezer van de RENAULT card (auto met van het instrumentenpaneel. 8 Centrale ventilatieroosters. RENAULT card). 28 Knop voor het ontgrendelen van de 18 Schakelaar van de alarmknipperlich- motorkap.
Pagina 59
De aanwezigheid van de organen is AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE OPTIES VAN DE AUTO. 1 Zijrooster. 11 – Afstandsbediening radio. 19 Lezer van de RENAULT card (auto met – Geïntegreerde handsfree telefoon- RENAULT card). bediening. 2 Plaats passagiersairbag.
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND. å Controlelampje richtingaanwij- Waarschuwingslampje airbag zers links Dit gaat branden bij het aanzetten van het contact, en dooft na enkele secon- Controlelampje richtingaanwij- des.
Pagina 62
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (vervolg) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND. Ò À Waarschuwingslampje elektro- Waarschuwingslampje oliedruk nische storing of water in brand- Dit gaat branden bij het aanzetten stoffilter van het contact, en dooft na enkele secon- Dit gaat branden bij het aanzetten van het des.
Pagina 63
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (vervolg) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND. Ú Waarschuwingslampje laad- Waarschuwingslampje remsy- stroom steem en waarschuwingslampje handrem aangetrokken Dit gaat branden bij het aanzetten van het contact, en dooft na enkele secondes.
Pagina 64
INSTRUMENTENPANEEL: displays en meters Toerenteller 1 (schaalverdeling × 1000) Koelvloeistof temperatuurmeter 2 Bij normaal gebruik komt de wijzer niet in het gebied A. Bij zware motorbelasting kan hij wel in de buurt komen. Er is sprake van een storing als het waar- ®...
Pagina 65
INSTRUMENTENPANEEL: displays en meters (vervolg) Snelheidsmeter (geeft aan in km/u of mph) 5 Geluidssignaal snelheidsverklikker Afhankelijk van de uitvoering van de auto klinkt er iedere 40 secondes een geluidssig- naal gedurende 10 secondes zolang de auto sneller rijdt dan 120 km/u. Waarschuwing minimumpeil motorolie 6 Bij het starten van de motor, en gedu- rende 30 secondes, waarschuwt het display...
INSTRUMENTENPANEEL: displays en meters (vervolg) Display met verschillende functies Het geeft aan: – als een portier (of de achterklep) open staat of niet is gesloten. – de staat van de bandenspanning (raad- pleeg de paragraaf “Controlesysteem bandenspanning” in hoofdstuk 2); –...
BOORDCOMPUTER (vervolg) c) overgebleven afstand tot de volgende olieverversing, d) snelheidsinstelling (snelheidsregelaar/- begrenzer), e) functieoverzicht, informatieboodschap- pen en storingsboodschappen. Keuzetoetsen voor de weergave van het display 1 en 2 Laat door achtereenvolgens en kort indruk- ken de volgende informatie in deze of omge- keerde volgorde langs komen.
BOORDCOMPUTER (vervolg) Betekenis van de waarden – het gemiddelde verbruik toeneemt als de motor stationair draait en de auto stil- gedurende de eerste paar staat. kilometer na een nulinstelling Dit is normaal want de module houdt re- De waarden van gemiddeld verbruik, bereik kening met het brandstofverbuik bij stati- en gemiddelde snelheid worden stabieler onair draaien.
Pagina 70
BOORDCOMPUTER (vervolg) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van weergave door indrukken van toets 2 Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B a) Totaalteller (zichtbaar op de eerste regel van het display B) Kilometerdagteller (zichtbaar op de tweede regel van het display B) b) Gegevens van de reis...
Pagina 71
BOORDCOMPUTER (vervolg) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van weergave door indrukken van toets 2 Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B Actueel verbruik De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u. Het bereik met de overgebleven brandstof Uitgaande van het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulinstelling en de hoeveelheid brand- stof in de tank.
Pagina 72
BOORDCOMPUTER (vervolg) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van weergave door indrukken van toets 2 Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B c) Afstand onderhoudsbeurt Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Er zijn verschillende mogelijkheden: –...
Pagina 73
BOORDCOMPUTER (vervolg) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van weergave door indrukken van toets 2 Betekenis van de gekozen aanduiding Display A Display B d) Snelheidsinstelling van de snelheidsregelaar/begrenzer (afhankelijk van de auto) Raadpleeg de paragraaf “Snelheidsregelaar/begrenzer”...
N.B.: de boodschappen verschijnen op het Storingsboodschappen display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombi- U moet binnenkort bij uw RENAULT-dealer neerd zijn met een waarschuwingslampje langs voor een reparatie aan uw auto. en/of een geluidssignaal.
Pagina 75
BOORDCOMPUTER (vervolg) Voorbeelden van informatieboodschappen Boodschappen Betekenis van de boodschappen “Achterklep open” Geeft aan dat de achterklep open is gebleven. “Oliepeil correct” Geeft bij het aanzetten van het contact aan dat het oliepeil correct is. “Lichtautomaat uit” Geeft aan dat de automatische werking van de verlichting is uitgeschakeld. 1.67...
Pagina 77
Geeft een storing aan in de versnellingsbak, raadpleeg snel uw RENAULT-dealer. “Automatische verlichting controleren” Geeft aan dat er een storing is in de automatische werking van de lichten, raadpleeg uw RENAULT-dealer. “Stuurbekrachtiging controleren” Geeft aan dat er een storing is in de werking van de stuurbekrachtiging.
Pagina 78
BOORDCOMPUTER (vervolg) Voorbeelden van alarmboodschappen ® Zij lichten op tegelijk met het waarschuwingslampje en beteken dat u direct moet stoppen (zonder het overige verkeer in gevaar te brengen). Boodschappen Betekenis van de boodschappen “Storing inspuitsysteem” Geeft een ernstig probleem met de motor van de auto aan. “Motor te heet”...
Pagina 79
BOORDCOMPUTER (vervolg) Voorbeelden van alarmboodschappen ® Zij lichten op tegelijk met het controlelampje en u moet direct stoppen (zonder het overige verkeer in gevaar te brengen). Boodschappen Betekenis van de boodschappen “Storing van de stuurinrichting” Geeft een probleem met de stuurinrichting van de auto aan. “Oververhitting transmissie”...
STUURWIEL Hoogte- en diepteverstelling van het stuurwiel (afhankelijk van auto) Trek aan de hendel 1 en zet het stuurwiel in de gewenste stand; druk de hendel voorbij het zware om het stuurwiel te blokkeren. Laat het stuurwiel niet in een uiterste Controleer of het stuurwiel goed is vergren- stand gedraaid staan als de auto stil deld.
INFORMATIEDISPLAYS Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen – 3 °C en + 3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waarschu- wing voor kans op gladheid). Afhankelijk van de auto’s kunnen de dis- plays 1 of 2 weergeven: – de radio (zone A); –...
Pagina 82
TIJD Display A Houd daarna knop 3 ingedrukt om de afstel- ling van de uren te bevestigen. De tijd wordt aangegeven met contact aan. De minuten knipperen: druk een aantal Om bij de weergave 1 van de afstelling van keren kort of een keer lang op de knop 2 om de tijd te komen, drukt u op knop 2 of 3.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (vervolg) Buitentemperatuurmeter Auto’s met navigatiesystemen, telefoons, enz. Bijzonderheid: Raadpleeg de betreffende instructieboekjes voor de bijzonderheden van deze uitrustin- Als de buitentemperatuur tussen –3° C en gen. +3° C ligt, knipperen de tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid). Display B De buitentemperatuur en/of de tijd worden aangegeven als het contact aan staat.
SPIEGELS Verwarmde buitenspiegels Bij draaiende motor, wordt het spiegelglas verwarmd als de achterruitverwarming aan staat. Met de hand verstelbare Elektrische buitenspiegels buitenspiegels Contact aan, bedien de knop 2: De spiegel kan van binnenuit worden ver- – stand C voor het afstellen van de linker steld met de hendel 1.
SPIEGELS (vervolg) Inklapbare buitenspiegels Binnenspiegel Zet de knop 2 in de positie F: de buitenspie- De binnenspiegel is verstelbaar. Om te voor- gels klappen in. Om de spiegels weer in de komen dat u in het donker verblind wordt rijstand te zetten, zet u de knop in stand C,D door achter u rijdende voertuigen, kan het of E.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN é Alarmknipperlichten Druk op de schakelaar 2. Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier knipperlichten en de zijknipperlichten in. U gebruikt het alarmsignaal als waarschu- wing voor de overige weggebruikers: – als u moet stoppen op een plaats waar het overige verkeer dit niet verwacht of waar dit verboden is;...
VERLICHTING EN SIGNALEN Markeringslichten Regelen van de lichtsterkte van het instrumentenpaneel Draai het einde van de schake- laar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het Als u deze de knop 3 omlaag draait dan merkteken 2. neemt de lichtsterkte af; draait u de knop omhoog dan neemt de lichtsterkte toe.
Pagina 88
VERLICHTING EN SIGNALEN (vervolg) Functie “uitschakelvertraging” Automatische werking (afhankelijk van de auto) Met deze functie branden de dimlichten ge- Als de motor draait, schakelen de dimlichten durende enige tijd na het verlaten van de automatisch in als het buiten donker wordt auto (bijvoorbeeld om een hek of een gara- en uit als het weer licht wordt, zonder dat gedeur te verlichten bij het openen).
Let op: omdat deze werking niet de nor- male werking is, moet u zo snel mogelijk uw RENAULT-dealer raadplegen. á Grootlicht Met dimlichten aan, trekt u de licht- schakelaar 1 naar u toe.
VERLICHTING EN SIGNALEN (vervolg) Waarschuwingssignaal Automatische werking (afhankelijk van de auto) verlichting brandt nog De lichten doven, als de motor is stilgezet, In het geval dat de lichten zijn ingescha- bij het openen van het bestuurdersportier of keld na het stilzetten van de motor, klinkt er bij het vergrendelen van de auto.
VERLICHTING EN SIGNALEN (vervolg) Mistachterlicht Lichten uit Draai de middelste ring 5 van Draai weer de ring 5 om het merkteken 6 de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het tegenover het symbool van het mistlicht te merkteken 6 staat en laat dan los. plaatsen dat u wilt uitschakelen.
KOPLAMPEN ELEKTRISCH VERSTELLEN Voorbeelden van de stand van knop A, afhankelijk van de belasting Alle uitvoeringen behalve Société Société Break en Break Bestuurder alleen Bestuurder met een passagier voorin Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de knop A de stand van de koplampen aanpas- Bestuurder met een sen aan de belasting.
RUITENWISSER/-SPROEIER VOOR Auto’s met functie automatisch wissen Bij draaiende motor: verplaats de schake- laar 1. – A uit. – B automatisch wissen In deze stand signaleert het systeem water dat op de voorruit ligt en schakelt het wissen in met een aangepaste wis- snelheid.
RUITENWISSER/-SPROEIER VOOR (vervolg) – Koplampen branden U schakelt tegelijkertijd de koplamp- sproeiers in. Ruitensproeiers, koplampsproeiers (afhankelijk van auto) Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u toe. Controleer als het vriest, voordat u weg- – Koplampen uit. rijdt, of de ruitenwissers voor en achter Een keer kort indrukken zorgt voor een niet aan het glas zijn vastgevroren.
RUITENWISSER EN -SPROEIER ACHTER Ruitenwisser en Bijzonderheid sproeier achter Als de ruitenwisser van de voorruit in wer- king is of in de automatische stand staat, Contact aan, draai het einde van de scha- gaat de achterruitwisser wissen met inter- kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het vallen zodra u de achteruitversnelling in- symbool staat.
Vraag naar ditzelfde type u een vinger in de uitsparing 1 en trekt u als u een andere dop koopt. daarna aan de klep. Raadpleeg uw RENAULT- Raadpleeg voor het tanken de paragraaf dealer. “Tanken van brandstof”. Rook niet tijdens het tanken en ontsteek...
INRIJDEN Benzinemotor Dieselmotor Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan Laat de motor de eerste 1 500 km, niet snel- 130 km/uur in de hoogste versnelling en laat ler draaien dan 2 500 tr/min. Daarna kunt de motor met niet meer dan 3 000 tot u sneller rijden maar pas na 6 000 km zult 3 500 tr/min draaien.
CONTACTSLOT: auto met sleutel Stand M: “Contact aan” Bijzonderheid van auto’s met een auto- matische transmissie Het contact staat aan. Zet voor het starten de hendel in stand N of P. Stand D: “Starten” Bijzonderheid van auto’s met een ver- Indien de motor niet aanslaat, moet u de snellingsbak Quickshift contactsleutel terug draaien tot de controle- Druk het rempedaal in, selecteurhendel in lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star-...
STARTEN/STOPPEN VAN DE MOTOR: auto met sleutel É Starten van de motor Stoppen van de motor Dieselinspuiting Benzine-inspuiting Laat de motor stationair draaien en draai de Koude of halfwarme motor contactsleutel terug in de stand “stuurslot”. Warme of koude motor – Draai de sleutel tot de stand “starten” – Geef bij het starten geen gas. D zonder gas te geven. – Laat de sleutel los zodra de motor –...
(houd het pedaal gedurende de etc.) of in de lezer 4. gehele starttijd ingedrukt) en druk daarna op Laat uw Renault card nooit, de knop 3. zelfs niet eventjes, in de auto Als een versnelling ingeschakeld is, is het...
– als aan een van de startvoorwaarden starten is pas mogelijk als u het rempedaal niet voldaan wordt, verschijnen de bood- indrukt, met de RENAULT card in de detec- Laat uw Renault card nooit, schappen “druk op rem + start”, “zet tiezone 1 of in de kaartlezer 4.
“kaart invoeren”, drukt u op de knop 3 zonder op de pedalen verschijnen op het instrumentenpaneel 2. te drukken, met de RENAULT card in de de- Bij een storing tectiezone 1 of in de kaartlezer 4. Verplaats de RENAULT card of steek deze In sommige gevallen werkt de RENAULT zo diep mogelijk in de lezer 4.
STOPPEN VAN DE MOTOR: auto met RENAULT card Controleer, als u de auto ver- laat, in het bijzonder met de RENAULT card bij u, dat de motor inderdaad gestopt is. Laat nooit de RENAULT card in de auto liggen als u een kind of een dier in de auto achterlaat.
Ga niet door met starten maar roep de hulp heet kunnen worden. in van een RENAULT-dealer en laat de sto- ring verhelpen. Parkeer de auto niet of blijf niet met draaiende motor staan op een plaats waar de uitlaat zich boven brandbaar materiaal bevindt.
Als de motor echter na een paar startpo- gingen van enkele secondes niet wil star- ten, dient u de hulp in te roepen van een RENAULT-dealer. Parkeer de auto niet of blijf niet met draaiende motor staan op een plaats waar de uitlaat zich boven brandbaar materiaal bevindt.
“lucht- reinigen van het roetfilter en heeft geen ge- verontreiniging controleren”, raadpleeg dan volgen voor het rijgedrag van de auto. zo snel mogelijk uw RENAULT-dealer. Toerental van de dieselmotor De inspuitpomp van de dieselmotor heeft een mechanische begrenzing die er voor ...
(bijvoorbeeld: vervor- ming van de achtertrein). Om ongelukken te voorkomen, moet u uw auto door een RENAULT-dealer laten controleren. Zet nooit de motor af tijdens het rijden: bij uitgeschakelde motor is er geen bekrachtiging.
HANDREM Vastzetten Trek omhoog. Controleer of de auto blijft stil- staan. Vrijzetten Trek de handgreep 1 iets omhoog waarna u de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag duwt. Indien u de handgreep niet voldoende terug duwt, blijft op het instrumentenpaneel een lampje branden.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging Onderhoud Afstelling van de motor RENAULT heeft uw auto gebouwd opdat deze zo weinig mogelijk schadelijke uitlaat- Overtreding van de bepalingen inzake lucht- – ontsteking: de ontsteking hoeft niet te gassen produceert en zo zuinig mogelijk verontreiniging is strafbaar. Voor een goede worden afgesteld.
Raadpleeg – Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem- of voor het stilzetten van de motor nog zo snel mogelijk uw RENAULT-dealer. peratuur heeft bereikt; dit is beter dan even gas te geven. warmdraaien bij stilstaande auto.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (vervolg) – Voor auto’s met een airconditioning, is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de aircondi- tioning aanstaat. Voor auto’s met een air- conditioning zonder automatische werk- stand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt. Tips ...
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot mo- Recycling: Denk zelf ook aan het milieu! gelijke aandacht voor het milieu. RENAULT stelt alles in het werk om de ge- – Gebruikte en vervangen onderdelen na volgen van uw auto voor het milieu zo veel een door u zelf uitgevoerde onderhouds- Fabricage: mogelijk te beperken.
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING Dit systeem bewaakt de bandenspanning. De bandenspanning moet worden gecon- troleerd en indien nodig gecorrigeerd als de banden koud zijn (raadpleeg de para- graaf “Bandenspanning” voor de waarden). Indien u de bandenspanning niet bij koude banden kunt controleren, moet u de opge- geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen een storing aan. nodig (wielen, ventielen, enz.). Raadpleeg uw RENAULT-dealer voor de ac- Spuitbussen voor cessoires die bij dit systeem gebruikt kunnen bandenreparatie worden: bij gebruik van andere accessoires...
(bijvoorbeeld als het reser- vewiel op de auto gemonteerd is). Raadpleeg in dit laatste geval een RENAULT- dealer. “Bandenspanning corrigeren” Een wiel B dat vol wordt, signaleert een wiel “Lekke band verwisselen”...
ANTIBLOKKEERSYSTEEM: ABS Bij zeer krachtig remmen denkt de bestuur- Bovendien wordt een zo kort mogelijke Als het systeem de remdruk voor u regelt, der slechts aan twee belangrijke zaken: het remweg bereikt, ook als bij één of meer voelt u een lichte trilling in het rempedaal. bereiken van een zo kort mogelijke remweg wielen de grip op het wegdek sterk wisselt Hieraan merkt u dat de grenswaarde voor...
ELEKTRONISCH STABILITEITS PROGRAMMA: ESP Dit systeem helpt u de controle over de auto Als deze functie in werking is, knippert het te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken controlelampje A om u te waarschuwen. voor een obstakel, verlies van grip op de Als bij het starten van de motor dit controle- weg in een bocht, enz.) en voert daarbij een lampje oplicht met de boodschap “tractiecon- onderstuurcontrole uit.
TRACTIECONTROLE: ASR Dit systeem helpt het slippen van de aange- Het systeem reageert ook door het toeren- dreven wielen te beperken en de auto bij het tal van de motor aan te passen aan de hoe- wegrijden of accelereren te controleren. veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk van de mate waarin het gaspedaal wordt in- gedrukt.
Pagina 124
50 km/u. lampje A. Het is niet mogelijk om deze functie uit te Raadpleeg uw RENAULT-dealer. schakelen als de auto sneller rijdt dan onge- veer 50 km/u. Met het buiten gebruik stel- len van de functie ASR wordt ook de functie ESP buiten werking gesteld.
NOODSTOPBEKRACHTIGING Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat zorgt voor het verminderen van de remweg van de auto. De werking van het systeem Het systeem herkent wanneer een noodstop wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ont- wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale kracht en kan de regeling door het ABS in werking komen Het ABS-remsysteem blijft werken zolang het rempedaal ingedrukt is.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie Î Bediening Controlelampje 6 De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen rijsnelheid niet 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. Dit controlelampje licht op het in- te overschrijden. strumentenpaneel op om aan te geven dat 2 Inschakelen, in geheugen opslaan en Dit kan nuttig zijn, bijvoorbeeld in stadsver- de begrenzer in werking is.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (vervolg) Het rijden Als een ingestelde snelheid in het geheugen staat, grijpt het systeem niet in zolang deze snelheid niet bereikt wordt het rijden is het- zelfde als met een auto zonder snelheids- begrenzer. Vanaf dat moment gaat de auto niet sneller rijden, ook niet als u het gaspedaal verder indrukt, behalve in noodgevallen (raadpleeg de paragraaf “Overschrijding van de maxi-...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (vervolg) Sneller rijden dan de ingestelde Opnieuw inschakelen van de snelheid maximum snelheid Noodsituaties Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd, is het mogelijk deze op te roepen door Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- de schakelaar 5 in te drukken tot de bood- mum snelheid te overschrijden door snel en ...
Pagina 129
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich ten allen tijde houden aan de voorgeschreven snelheid en blijven Bediening De snelheidsregelaar is een functie die u opletten (u moet altijd klaar zijn om te helpt de door uw gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (vervolg) Het rijden Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van het gaspedaal nemen. Let op, het is toch raadzaam de voeten dichtbij de pedalen te houden om te kunnen ingrijpen bij noodsituaties.
Pagina 131
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (vervolg) Sneller rijden dan de gekozen snelheid Noodsituaties U kunt de snelheid van de auto altijd ver- hogen door het gaspedaal in te drukken. Gedurende het overschrijden knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpa- neel. Onmogelijkheid om de ingestelde snel- heid vast te houden Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij- voorbeeld in het geval van een steile afda- ling) de gekozen snelheid niet gehandhaafd kan worden door het systeem, knippert de...
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (vervolg) Oproepen van de gewenste snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kunt u deze oproepen door te druk- ken op de schakelaar 5 (R) als u sneller rijdt dan ongeveer 30 km/u en als de verkeers- omstandigheden dat toelaten (drukte, staat van het wegdek, weersomstandigheden, enz.).
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Selecteurhendel 1 Starten Met de hendels 4 kan worden geschakeld als de selecteurhendel in de stand handbe- P: parkeren Met de selecteurhendel in stand P of N start diend” staat of, als de auto rijdt, in de stand u de motor. “automatisch”.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (vervolg) Zuinig rijden Laat de selecteurhendel voor normaal ge- bruik in stand D staan. Als het gaspedaal iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis- sie bij lage snelheid naar de volgende ver- snelling. Accelereren en inhalen Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij het zware punt van het pedaal).
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (vervolg) Stand handgeschakeld Met de selecteurhendel 1 in stand D, be- weegt u deze naar links (schakelen met de selecteurhendel). Schakelen met de selecteurhendel Door de hendel even te verplaatsen, kunt u handmatig de versnellingen bedienen. – Om naar een lagere versnelling te scha- kelen, trekt u de hendel even naar achte- ren.
(bijvoorbeeld: vervor- dat u de selecteurhendel verplaatst uit P ming van de achtertrein). of N naar D of R. Om ongelukken te voorkomen, moet u uw auto door een RENAULT-dealer laten controleren. 2.38...
Raadpleeg snel mogelijk RENAULT-dealer. – als tijdens het rijden, de boodschap “transmissie te heet” verschijnt op het in- strumentenpaneel, laat dan, als de ver- keersomstandigheden het toelaten, de hendel niet in stand D (of R) staan: ga altijd naar stand N als u stil staat.
VERSNELLINGSBAK QUICKSHIFT Selecteurhendel 1 Schakelpatroon Hendels 6 – Hiermee kunt u de eerste versnelling in- A/M v eranderen van de werkstand (auto- hendeltje links: terugschakelen schakelen voor het vooruit rijden, de ach- matisch/handbediend) hendeltje rechts: opschakelen teruitversnelling en de neutrale stand se- + opschakelen lecteren, en met de hand schakelen.
Pagina 139
Het oliepeil van het reservoir van de ge- robotiseerde versnellingsbak varieert, Om veiligheidsredenen mag u afhankelijk van het gebruik. Het bijvul- nooit het contact uitzetten voor- len van olie is streng verboden (behalve dat de auto compleet stilstaat. door gekwalificeerd RENAULT-perso- neel). 2.41...
VERSNELLINGSBAK QUICKSHIFT (vervolg) Stand automatisch Veranderen van de werking Bij het aanzetten van het contact, wordt U kunt op ieder moment de werkstand ver- standaard de automatische werking gese- anderen door een impuls naar links tegen lecteerd (letter A op het display). de hendel. Hierdoor wordt niet overgescha- keld.
Pagina 141
VERSNELLINGSBAK QUICKSHIFT (vervolg) Accelereren en inhalen Om een maximaal vermogen van de auto te krijgen, bij automatische of handbediende werking, drukt u het gaspedaal diep in voor- bij het zware punt. Hierdoor wordt, binnen de mogelijkheden van de motor, teruggeschakeld naar de opti- male versnelling.
Pagina 142
Geef dan een impuls naar voren tegen de selecteur- Raadpleeg zo spoedig mogelijk een hendel. RENAULT-dealer. De optimale versnelling voor het starten van “Versnellingsbak te heet” de motor wordt automatisch ingeschakeld. Als u te lang de auto op een helling laat, N.B.: doe dit nooit achteruit rijdend.
PARKEERHULP De werking van het systeem Ultrasoondetectors zijn aangebracht in de achterbumper van de auto en meten de af- stand tussen de auto en een obstakel tijdens het achteruitrijden. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel onge- veer 30 cm van de auto verwijderd is.
PARKEERHULP (vervolg) Permanente uitschakeling van het systeem Het systeem kan permanent worden uitge- schakeld door de schakelaar langer dan on- geveer drie secondes in te drukken. Het lampje in de schakelaar brandt perma- nent. Het op deze manier uitgeschakelde sys- teem kan weer worden ingeschakeld door de schakelaar langer dan ongeveer drie se- condes in te drukken.
Pagina 145
Hoofdstuk 3: Uw comfort Ventilatieroosters ............... . Verwarming en airconditioning .
VENTILATIEROOSTERS (vervolg) Hoeveelheid lucht Richting Verdraai de knop 1 of 3 voorbij het zware Rechts/links: verplaats de schuifknoppen 2 punt. of 4. A : dicht. Omhoog/omlaag: richt de schuifknoppen 2 of 4 omhoog of omlaag. B : helemaal open.
VERWARMING/AIRCONDITIONING Bedieningsknoppen E Schakelaar en controlelampje van de achterruitverwarming en van de ver- warmde buitenspiegels (afhankelijk A Regeling van de luchtverdeling in het van de auto). interieur. F Schakelaar en controlelampje van de B Regeling van de temperatuur. airconditioning (afhankelijk van de auto).
VERWARMING/AIRCONDITIONING (vervolg) De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes geleid. De lucht wordt naar alle ventilatie- roosters en de voetenruimtes voor geleid. Deze stand wordt aangeraden voor het be- reiken van het hoogste comfort bij warm weer. ô De lucht wordt voornamelijk naar de ventilatieroosters geleid.
VERWARMING/AIRCONDITIONING (vervolg) Regeling van de temperatuur Draai de knop B afhankelijk van de ge- wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij- zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de temperatuur. In- en uitschakelen van de airconditioning Toets F zorgt voor het inschakelen (controle- lampje brandt) of het uitschakelen (controle- lampje is uit) van de airconditioning.
VERWARMING/AIRCONDITIONING (vervolg) Achterruitverwarming Draaiende motor, druk op de toets E. Het controlelampje licht op. De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de buitenspiegels worden verwarmd (afhan- kelijk van de uitvoering). Om deze functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de toets E. De verwarming schakelt na enige tijd auto- matisch uit.
THERMOSTATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING 12 Achterruitverwarming en verwarmde buitenspiegels (afhankelijk van de auto). 13 Controlelampje van de achterruitver- warming. 14 Bedieningsknop van de luchtkringloop. Informatie en tips voor het gebruik: raadpleeg het einde van de paragraaf “Verwarming/airconditioning”. Bedieningsknoppen 5 Display. 6 Inschakelen van de automatische wer- 1 Toets “helder zicht”...
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) – druk op de toets 7 om de temperatuur te verhogen; – druk op de toets 4 om de temperatuur te verlagen. N.B.: Als de uiterste waardes “15 °C” of “27 °C” zijn ingesteld, levert het systeem, ongeacht de omstandigheden, maximale koude of warmte.
Pagina 154
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Temperatuur: automatische Veranderen van de automatische wer- king werking (vervolg) De normale werking van het systeem is Werking de automatische werking ( controlelampje Om de ingestelde temperatuur te bereiken AUTO brandt), maar u kunt de door het sys- en te handhaven en een goed zicht te hand- teem gemaakte keuze veranderen (verde- haven, gebruikt het systeem de volgende...
Pagina 155
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) De lucht wordt naar alle ventilatie- roosters en de voetenruimtes geleid. De lucht wordt uitsluitend naar de voetenruimtes geleid. õ Verdeling van de lucht in het Alle lucht wordt naar de voorruit en de roosters aan de zijkanten interieur van het dashboard geleid.
Pagina 156
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Wijzigen van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. Door op de toetsen 9 en 11 te drukken, scha- kelt u de automatische werkstand uit. U kunt met deze toetsen de ventilateur snel- ler en langzamer laten draaien.
Pagina 157
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Achterruitverwarming Om deze functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de toets 12. De verwarming Bij draaiende motor, drukt u op de toets 12. schakelt na enige tijd automatisch uit. Het controlelampje 13 licht op. De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de buitenspiegels worden verwarmd (afhan- kelijk van de uitvoering).
Pagina 158
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) N.B.: als u het geluid van de ventilatie als hinderlijk ervaart, kunt u de ventilateursnel- heid verminderen met de toets 11. Om deze functie te verlaten, drukt u ofwel: – opnieuw op de toets 1; – op de toets 6 (het controlelampje AUTO op het display licht op).
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Afsluiten van de buitenlucht Bij langdurig gebruik van de kringloopfunctie kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan Een druk op de toets 14 schakelt de kring- of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, loopstand in (het symbool op het display door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan licht op).
AIRCONDITIONING: informatie en tips voor het gebruik Bij een storing Raadpleeg bij een storing altijd een merkdealer. Verbruik – Minder goede werking van ont- dooien, ontwasemen of aircondi- Het is normaal dat het brandstofverbruik tioning. Dit kan het gevolg zijn van hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de een vervuild patroon van het interi- airconditioning gebruikt.
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING Met contact aan of, voor de auto’s met een Vanaf de passagiersplaats voor RENAULT card, met draaiende motor Gebruik de schakelaar 6. Druk op de betreffende schakelaar om de ruit tot de gewenste hoogte te laten zakken Trek de betreffende schakelaar naar boven...
– contact aan of draaiende motor; gewenste hoogte staat. – contact uit tot het openen/sluiten van een voorportier (auto’s met sleutel) of tot het openen van het bestuurdersportier (auto’s met RENAULT card). 3.18...
ELEKTRISCH BEDIEND OPEN DAK Als u de auto in de felle zon parkeert, ad- viseren wij u de gordijnen te sluiten. Verantwoordelijkheid van de Kantelen van het open dak Het systeem kan gebruikt worden: bestuurder – contact aan, Laat nooit de sleutel in het –...
Controleer in dit geval of er geen obstakel is Laat u door uw RENAULT-dealer infor- en draai knop 2 in stand 0. Druk op knop 3, meren over de verschillende toepas- tot het open dak helemaal gesloten is.
ZONNEKLEPPEN Zonnegordijn achter Zonneklep voor Trek het zonnegordijn omhoog aan het lipje Laat de zonneklep 2 zakken. en maak de twee haakjes 1 vast in de daar- voor bestemde uitsparingen. Make-up spiegels Verschuif het klepje 3. 3.22...
BINNENVERLICHTING Kaartleeslampjes (afhankelijk van de auto) Druk op schakelaar 1 voor de bestuurder, 3 voor de voorpassagier. Binnenlicht Verlichting van de luiken onder de vloer bestuurder en Met de schakelaar 2, kunt u kiezen voor: passagier 4 (afhankelijk van de –...
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR Opbergruimte in voorportieren 1 Brilhouder 2 Hierin past een fles van 1.5 liter. Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling remmen zouden deze onder de peda- len terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan be- dienen.
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg) Klem 3 Bergruimte van middenconsole 4 of 5 Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz. Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of het blikje niet over de rand stroomt.
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg) Opbergruimte van het Opbergruimte van het Opbergruimte bij de passagier 8 achterportier 6 achterportier 7 Om dit te openen, trekt u aan de hand- greep 9. Afhankelijk van de uitvoering wordt deze op- bergruimte, gelijk het interieur van de auto, geventileerd en gekoeld door de airconditio- ning.
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg) Opbergvakken in voorstoelen 10 Handgreep 11 Hieraan kan men zich vasthouden tijdens het rijden. Gebruik deze niet bij het in- of uit- stappen. 3.27...
Trek hem los. Plaats hem na gebruik in de houder zonder hem er helemaal in te drukken. De aansteker is bestemd voor de aanslui- ting van accessoires die door RENAULT goedgekeurd zijn met een maximum ver- mogen van 120 Watt (spanning: 12V). 3.28...
Pagina 173
ACHTERBANK: werking De achterbank kan in zijn geheel of in twee Trek daarna de achterkant 1 van het kussen Rugleuning neerklappen delen worden neergeklapt voor het vervoer omhoog en kantel het zitkussen tegen de Verwijder de hoofdsteunen achter, indien van grote voorwerpen. achterkant van de voorstoelen.
Pagina 174
ACHTERBANK: werking (vervolg) Zorg dat tijdens het bewegen van de achterstoelen, er niets het verankeren kan hinderen (lichaamsdeel, dier, steentje, doek, speelgoed, enz.). Voor het terugplaatsen van de rugleuning, Voor het terugplaatsen van het zitkussen, gaat u in omgekeerde volgorde te werk. gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
HOEDENPLANK/INDELING BAGAGERUIMTE Hoedenplank Plaats voor bevestigingshaken 2 Break uitvoering Afhankelijk van de auto, verwijdert u de Om deze te verwijderen: Handig om voorwerpen in de bagageruimte losse bodemplaat om bij de ringen te kunnen vast te zetten. Raadpleeg de paragraaf –...
Pagina 176
HOEDENPLANK/INDELING BAGAGERUIMTE (vervolg) Losse bodemplaat Eerste manier van opbergen Tweede manier van opbergen – Til het deel 3 op en vouw het over – Til het deel 3 op en vouw het over Als de auto hiermee uitgerust is, wordt het deel 4;...
BAGAGE-AFDEKKING: break Oprollen van het soepele deel A Verwijderen van de bagage- Opbergen van de bagage- van de bagage-afdekking 1 afdekking 1 afdekking 1 Trek lichtjes met de handgreep 2 aan het Druk op de knop 3 en til de rechterkant van Til de losse bodemplaat B op.
Pagina 178
BAGAGE-AFDEKPLAAT: société uitvoeringen De bagage-afdekplaat bestaat uit een stijf – De bagage-afdekplaat is ingeklapt. – De bagage-afdekplaat is verwijderd. deel A en een vouwbaar deel B. Om hem te vouwen: Vanuit de gevouwen stand en in horizontale – De bagage-afdekplaat is uitgeklapt. stand uitbouwen: –...
VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen Als u voorwerpen op de neergeklapte rug- met hun langste zijde steunen tegen ofwel: leuning wilt plaatsen, met de bank in stand 3 zitplaatsen, verwijdert u eerst de hoofd- steunen voordat u de rugleuning neerklapt.
SCHEIDINGSNET Scheidingsnet A Aanbrengen van het – druk de uitsnijding van de vloerbekleding weg om bij de onderste bevestiging 3 van scheidingsnet achter de Bij de auto’s die hiermee uitgerust zijn, is het het net te kunnen komen; voorstoelen nuttig om het scheidingsnet te gebruiken bij –...
SCHEIDINGSNET (vervolg) Het plaatsen van het Merkteken – in de bagageruimte, bevestigt u verplicht de haak van de band van de onderste scheidingsnet achter de Een merkteken op de bekleding van de ba- bevestiging van het net aan de beves- achterbank gagebalk geeft de plaats aan van de ringen tigingshaak 4 gemerkt met het merkte-...
Het is raadzaam deze voorschriften bij uw instructieboekje te bewaren. Alleen de bouten die bij de originele RENAULT dakdragers worden geleverd, Maximale dakbelasting: 80 kg (inclu- mogen worden gebruikt voor de bevesti- sief dragende delen). Demonteer nooit de afsluitbou- ging van de dakdragers op de auto.
DAKDRAGERS ACHTERSPOILER (vervolg) Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Controleer voor het gebruik van de achter- klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet- sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra- gers: deze moeten op de juiste wijze zijn bevestigd en goed vastzitten en mogen de beweging van de achterklep niet hinderen.
MOTORKAP Veiligheidshaak van de Trek aan de handgreep 1 om hem te openen. motorkap Om deze te openen duwt u het lipje 2, naar links en tegelijkertijd tilt u de motorkap op. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn.
MOTORKAP (vervolg) Sluiten van de motorkap Controleer voordat u de motorkap sluit of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Voor het weer sluiten van de motorkap, plaatst u de steun 4 in de bevestiging 5. Pak de motorkap in het midden vast en laat hem van een hoogte van 30 cm dichtvallen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR Iedere motor verbruikt wat olie voor het Variant 1 Variant 2 Betekenis van de boodschappen smeren en koelen van de bewegende delen in de motor. Het is daarom normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten olie moet bijvullen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR (vervolg) Aflezen van het peil op het instrumentenpaneel (vervolg) Overschrijding van het Om andere informatie te kunnen lezen op uw boordcomputer, drukt u opnieuw op de maximumpeil van de functiekeuzetoets. motorolie. Als het minimumpeil is bereikt, verschijnt Het aflezen van het peil moet met behulp de boodschap “olie”...
Pagina 190
OLIEPEIL VAN DE MOTOR (vervolg) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij. Het verschil tussen het hoogste en De auto moet horizontaal staan en de motor het laagste peil op de peilstaaf 2 is (af- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u hankelijk van de motor) ongeveer 1,5 tot ‘s morgens wegrijdt).
OLIEPEIL VAN DE MOTOR (vervolg)/OLIE VERVERSEN Olie verversen Bijvullen: let op dat er geen Interval: raadpleeg het onderhoudsboekje olie wordt gemorst op onderde- van uw auto. len van de motor of de uitlaat. Hierdoor kan brand ontstaan. Gemiddelde inhoud bij verversen Ook moet de vuldop goed zijn vastgezet inclusief oliefilter om te voorkomen dat hij lostrilt waardoor...
Raadpleeg het onderhoudsboekje van uw koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door RENAULT goed- gekeurde producten die zorgen voor: – een bescherming tegen bevriezen; – een bescherming tegen corrosie van het koelcircuit.
“MINI” komen. Als u zelf de slijtage van de schijven en trommels wilt controleren, dan kunt u bij de RENAULT-dealer of op de web-site van de constructeur een document verkrijgen met de controlemethode. Vullen Na werkzaamheden aan het hydraulische circuit moet de remvloeistof worden vervan- gen door een deskundige.
PEILEN FILTERS (vervolg) Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Interval voor het vervangen van de filters: zie het onderhoudsboekje van uw auto. Reservoir ruitensproeiers/ Sproeiers koplampsproeiers U kunt de sproeiers van de voorruit richten Controleer bij werkzaamheden met een naald.
ACCU Vervangen van de accu Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, advi- seren wij dit over te laten aan uw RENAULT- dealer. Raadpleeg de paragraaf “Accu: storing” in hoofdstuk 5. Deze bevindt zich onder het deksel 1. Deze heeft geen onderhoud nodig.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE Bescherming tegen corrosieve Wat u niet moet doen – Een niet door onze technische dienst goedgekeurde hogedrukspuit gebruiken invloeden – De auto wassen in felle zon of als het om mechanische delen (bijv. de motor- vriest. Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest- ruimte), scharnierende delen (bijv.
Pagina 197
– modder uit de wielkuipen en onder de drempelkokers die anders lange tijd het vocht kunnen vasthouden. In de RENAULT Boutique vindt u een uitgebreid gamma speciale onderhouds- producten. 4.13...
Deze moeten schoon gehouden worden. Het gebruik van een hogedrukreiniger of het basis van: sproeien in het interieur van de auto wordt Gebruik producten die door RENAULT – natuurlijke zeep, ten strengste afgeraden: als geen bijzondere Boutique worden geleverd of lauw zeep- voorzorgsmaatregelen worden genomen be- –...
RESERVEWIEL Gebruik bij een lekke band het reservewiel, – zet de moer 5 linksom los tot hij hele- – trek het wiel naar u toe; als de auto dit heeft. Om erbij te kunnen maal omhoog is gekomen, plaats daarna –...
RESERVEWIEL (vervolg) Om een wiel opnieuw te Na het verwisselen van een wiel, legt u het Ga achter de auto staan en trek aan hand- gedemonteerde wiel op de houder 9, met greep 6 om het wiel omhoog te brengen tot installeren het ventiel naar beneden.
RESERVEWIEL (vervolg) N.B.: als de gereedschapset niet vergren- deld wordt, controleer dan of de moer 5 vastzit en of de handgreep 6 goed op zijn plaats zit. Bijzonderheden De houder van het reservewiel moet altijd aanwezig zijn, ook als er geen wiel is: gevaar van waterlekkage.
Pagina 203
RESERVEWIEL (vervolg) – Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden. – Auto met een reservewiel dat kleiner is dan de andere vier wielen. Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto. Het gebruik van dit reservewiel moet tijdelijk zijn en de auto mag niet sneller rijden dan 80 km/u.
POMPSET VOOR DE BANDEN Gebruik de pompset niet als de Tijdens het rijden kan een tril- band beschadigd is door het ling gevoeld worden door de rijden met een lekke band. aanwezigheid van het product in de band. Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- De set is uitsluitend bestemd en goed- ren.
Pagina 205
POMPSET VOOR DE BANDEN (vervolg) Als de auto deze heeft, gebruikt u bij een Contact aan, – druk op de schakelaar 3 om de band op lekke band de set onder de mat van de te pompen tot de voorgeschreven ban- –...
POMPSET VOOR DE BANDEN (vervolg) Voorzorgsmaatregel bij het Plak het etiket met de rijvoorschriften op een voor de bestuurder zichtbare plaats op het gebruik van de set dashboard; de set mag niet langer dan 15 minuten aan- Berg de set op. eengesloten gebruikt worden.
GEREEDSCHAP Wielmoersleutel 3 Hiermee draait u de wielbouten los en zet u deze weer vast. Dop voor specifieke wielbouten 4 (afhankelijk van de auto) Sleepoog 5 Raadpleeg de paragraaf “Slepen” in hoofd- stuk 5. Sierdopsleutel 6 of 7 Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen. Bergruimte 1 Het gereedschap A bevindt zich in de bak Krik 8...
Pagina 208
WIELDOP - WIEL Wieldop model 1 Wieldop model 4 Steek het haakje van de wieldopsleutel 2 Steek voor uitbouwen, (opgeborgen bij het gereedschap) in de ope- sierdopsleutel 6 (opgeborgen in de ning dichtbij het ventiel 3. gereedschapset) in de uitsparing 5. Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem Bij het terugplaatsen richt u de dop ten op- ten opzichte van ventiel 3.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL Draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf. Plaats het reservewiel op de naaf en draai het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten samenvallen. Monteer de bouten, draai ze vast en laat de krik zakken.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de len. Laat in dat geval hun staat door een oorspronkelijk gemonteerde, ofwel RENAULT-dealer controleren. voldoen aan de door RENAULT ge- stelde eisen. Raadpleeg bij twijfel uw RENAULT-dealer. 5.12...
BANDEN (vervolg) Bandenspanning Reservewiel Controleer de spanning bij koude banden, houd geen rekening met een hogere waarde Zorg altijd voor de juiste bandenspanning (in- Zie de paragrafen “reservewiel” en “verwis- bij warm weer of na een snel gereden rit. clusief die van het reservewiel). Controleer selen van een wiel”...
Wij raden u in ieder geval aan uw noodzakelijk. Raadpleeg uw RENAULT-dealer. RENAULT-dealer te raadplegen. Hij Raadpleeg uw RENAULT-dealer. weet als geen ander welke voorzienin- gen het beste bij uw auto passen. 5.14...
HALOGEEN KOPLAMPEN: vervangen van een lamp Dimlicht / Grootlicht Verwijder het plaatje B of C. Maak de stekker 1 of 4 los van de betref- fende lamp. Maak de veer vrij. Verwijder lamp 2 of lamp 3. Lamptype: gebruik uitsluitend anti-UV lampen van 55W om de plastic ruit van de koplampen niet te beschadigen.
HALOGEEN KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (vervolg) Markeringslicht voor Verwijder het kapje B en trek aan de lamp- houder 5 om bij de lamp te komen. Lamptype: W5W. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor onverwacht De lampen staan onder druk gaan draaien.
XENONKOPLAMPEN: vervangen van een lamp Markeringslicht voor Verwijder het kapje B en trek aan de lamp- houder 3 om bij de lamp te komen. Lamptype: W5W. Richtingaanwijzer Draai de lamphouder C een kwart slag en maak de lamp los. Lamptype: PY21 W. Xenonlampen A Grootlicht Verwijder de kap B.
KOPLAMPEN: mistlicht voor/extra lampen Extra lampen Vraag uw RENAULT dealer advies indien u extra lampen (mistlichten of verstralers) op uw auto wilt monteren. Mistlichten aan de voorzijde 1 Auto met bochtlichten Vervangen van een lamp Door hun beperkte toegankelijkheid (soms is het nodig om organen van de carrosse- Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp 3- en 5-deurs uitvoeringen Maak van buitenaf de achterlichten vrij door 3 Lamp van markeringslicht en remlicht ze naar achteren te trekken. Lamp P21/5 W. Open de achterklep en draai de schroeven 1 los. Maak de lamphouder 2 los om bij de lampen 4 Richtingaanwijzer te kunnen komen.
Pagina 218
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (vervolg) Break uitvoeringen Maak van buitenaf de achterlichten vrij door 3 Lamp van markeringslicht en remlicht ze naar achteren te trekken. Lamp P21/5 W. Open de achterklep en draai de schroeven 1 los. Verwijder de klemmetjes 2 van de lamphou- 4 Richtingaanwijzer der om bij de lampen te kunnen komen.
Pagina 219
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (vervolg) Mistachterlicht 6 Derde remlicht 7 6 Mistachterlicht Lamp P21 W. Maak het licht met een platte schroeven- Raadpleeg een merkdealer. N.B.: er is alleen aan bestuurderszijde draaier los. een mistachterlicht. 5.21...
ACHTERLICHTEN EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (vervolg) Kentekenverlichting 8 Zijknipperlichten 9 Break uitvoering Maak het lamphuis 8 los door tegen het lipje 3- en 5-deurs uitvoeringen Maak het zijknipperlicht met een kleine te drukken. schroevendraaier los. Maak het lamphuis 8 los door tegen het lipje Maak het kapje los van het lamphuis zodat u te drukken.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp Binnenlicht Portierverlichting 2 Maak de lichtkap met een kleine schroeven- Maak de binnenlicht los en verwijder de lamp draaier los. met behulp van een pen of kleine schroe- vendraaier. Maak de betreffende lamp vrij. Lamptype: C5W. Lamptype 1: W5W.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (vervolg) Verlichting bagageruimte Druk tegen het lipje 4 zodat de lamphouder vrijkomt en u de lamp 5 kunt vervangen. Maak met een kleine schroevendraaier Lamptype: buislampje C5W. het lamphuis 3 los door de twee lipjes aan weerskanten van het lamphuis in te druk- ken.
ZEKERINGEN Afhankelijk van de lokale wetgeving of uit voorzorg: Zorg dat u altijd reservelampen en zeke- ringen in uw auto heeft, uw RENAULT- dealer kan u deze leveren. GOED DEFECT Zekeringkastje 1 Maak de zekering los met behulp van het tangetje 2 dat zich op het deksel bevindt.
Symbool Bestemming gen in de motorruimte beschermd. Portiervergrendeling achter/ Automatische airconditioning Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- kinderveiligheid seren wij het vervangen van deze zeke- ringen over te laten aan een RENAULT- Handbediende dealer. airconditioning Elektrische ruitbediening Æ Aansteker voor Ú...
ACCU: storing Om vonkvorming te voorkomen: – Controleer of alle stroomverbruikers zijn uitgeschakeld voordat u de accuklem- men losmaakt of aansluit; – Schakelt u de acculader uit voordat u deze op de accu aansluit of ervan los- maakt. – Mag u geen metalen of andere gelei- dende voorwerpen, die kortsluiting tussen de accupolen kunnen veroorzaken, op de accu leggen.
ACCU: storing (vervolg) Plaats, afhankelijk van de auto het blok A in de rails en schuif het tussen de twee merk- tekens 1. Trek het blok A enigszins naar rechts tot het vastgeklemd is op pen E, druk en controleer of het goed vergrendeld is.
ACCU: storing (vervolg) Aansluiting van een acculader – Het is normaal dat bij lage temperatuur Als u de auto langere tijd, vooral in de winter, de capaciteit afneemt. Gebruik in de niet gebruikt, maak dan de accukabels los, De acculader moet geschikt zijn voor een winter niet meer stroomverbruikers dan u of laat de accu regelmatig bijladen.
ACCU: storing (vervolg) Starten met starthulpkabels Controleer of de kabels A en B elkaar ner- gens raken en of de positieve kabel A geen Sluit de starthulpkabels als volgt aan tussen metalen delen van de hulpauto raakt. de twee auto’s: Start de motor op de normale wijze.
FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes Afstandsbedieningen A en B N.B.: raak bij het vervangen van het batte- rijtje niet de elektronische printplaat in het deksel van de sleutel aan. Vervangen van het batterijtje Draai de schroef 1 los, open de afstandsbe- diening met een muntje via de gleuf 2, en vervang de batterij 3 en let daarbij op het model en de juiste stand (+ en -) die op de onderkant van het deksel is aangegeven...
RENAULT CARD: BATTERIJ Vervangen van het batterijtje De boodschap “kaartbatterij vervangen” ver- schijnt op het instrumentenpaneel. Trek met kracht aan de noodsleutel 2. Vervang de batterij 1 en let daarbij op het model en de polariteit die op de noodsleu- tel staat.
– Volg altijd nauwgezet de inbouwvoorschriften van de betreffende fabrikant op. – De benodigde steunen en verbindingskabels die de RENAULT Boutique u kan leveren, verschillen per type auto en per type autoradio. Raadpleeg uw RENAULT-dealer voor meer bijzonderheden – Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kan de elektrische installatie worden beschadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de dynamo).
Pagina 232
ACCESSOIRES Controleer vóór het installeren van een elektrisch of elektro- nisch apparaat (in het bijzon- der zenders/ontvangers: fre- quentieband, vermogen, plaats van de antenne, enz.), of dit geschikt is voor uw auto. Raadpleeg hiervoor een merkdealer. Elektrische en elektronische accessoires Gebruik van zenders/ –...
RUITENWISSERBLADEN Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omgekeerde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. Maak regelmatig uw voor- en achterruit Vervangen van de Zet het lipje 3 naar beneden, door aan elke schoon. kant A te drukken. ruitenwisserbladen voor 1 Duw daarna het blad naar voren B, tot het –...
RUITENWISSERBLADEN (vervolg) Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omgekeerde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. Maak regelmatig uw voor- en achterruit schoon. Ruitenwisserblad achter 5 – Contact uit, trek de ruitenwisserarm 6 omhoog; – kantel het blad 5 tot u een weerstand voelt;...
SLEPEN: pech Toegang tot de sleeppunten Maak het plaatje 3 of 5 los. Schroef het sleepoog 1 zo ver mogelijk vast: eerst met de hand en daarna met de wielsleutel. Het sleepoog 1 en de wielmoersleutel zijn opgeborgen onder de mat van de bagage- ruimte in de gereedschapset (raadpleeg de paragraaf “Gereedschap”...
Breng, indien dit niet het geval is, de smeerd; u kunt dan ook de auto het beste RENAULT card in de kaartlezer en druk vijf laten slepen met beide voorwielen van de secondes op de startknop start/stop zonder grond (en niet de achterwielen) of op een de pedalen in te drukken.
SLEPEN: pech /TREKKEN (vervolg) Het slepen van een auto met Quickshift versnellingsbak Met ingeschakelde versnelling: – contact aan, selecteer de neutrale stand met ingedrukt rempedaal; – controleer of de neutrale stand is ge- schakeld (bijvoorbeeld door de auto een beetje vooruit of achteruit te duwen); –...
Gebruik van de RENAULT card MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De RENAULT card werkt niet voor het ont- De auto bevindt zich in een sterk elektromag- Gebruik de noodsleutel (raadpleeg de para- grendelen of vergrendelen van de portieren.
Pagina 239
STORINGEN (vervolg) U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Er gebeurt niets; de controlelampjes gaan niet Accu ontladen. Sluit een andere accu aan op de ontladen branden, de startmotor draait niet. accu. Accu buiten gebruik. Vervang de accu. De controlelampjes gaan steeds zwakker De accuklemmen zitten niet goed vast, Vastzetten, aansluiten of reinigen indien ge-...
Pagina 240
Raadpleeg de paragraaf “starten/stilzetten (auto met RENAULT card). vuld. van de motor” in hoofdstuk 2. De handsfree RENAULT card is niet gedetec- Verplaats de card in het interieur. teerd. De handsfree RENAULT card werkt niet. Steek de card in de lezer voor het starten.
Pagina 241
STORINGEN (vervolg) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Abnormale witte rook uit de uitlaat. Mechanische storing: koppakking opgebla- Zet de motor stil. zen. Raadpleeg een merkdealer. Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning. Als deze goed is, laat de staat van de banden dan door een merkdealer controleren.
Pagina 242
STORINGEN (vervolg) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcircuit. Stop, zet het contact uit, ga bij de auto van- daan en roep de hulp in van een merkdealer. Koelslang defect. Raadpleeg een merkdealer.
Pagina 243
STORINGEN (vervolg) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar: – oververhitting van de bekrachtiging, Laat afkoelen. – zwakke of oude accu. Laad de accu op of laat hem vervangen. De motor wordt te warm. Het waarschu- Waterpomp: aandrijfriem te slap of gebroken.
Pagina 244
STORINGEN (vervolg) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwissers werken niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Zekering ruitenwisser voor doorgebrand. Raadpleeg een merkdealer. Zekering ruitenwisser achter doorgebrand (in- Vervang deze. terval, rustcontact). Motor defect. Raadpleeg een merkdealer.
Pagina 245
STORINGEN (vervolg) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De koplampen Aan één kant: – lamp doorgebrand, Vervang deze. werken niet meer. – draad los of stekker niet goed aangeslo- Controleer en sluit de draad of stekker aan. ten. – slecht massacontact. Zie hierboven.
IDENTIFICATIEPLAATJES 7 8 9 De gegevens op het constructeursplaatje 5 Max. toegelaten massa gemeten moeten bij correspondentie en bij het bestel- onder de achteras. len van onderdelen altijd worden vermeld. 6 Technische gegevens van de auto. Constructeursplaatje A 7 Laknummer. 1 Typenummer van de auto en chas- 8 Uitrustingsniveau.
Pagina 249
IDENTIFICATIEPLAATJES (vervolg) De gegevens op het motorplaatje of sticker C moeten bij eventuele klachten en bij het bestellen van onderdelen altijd worden ver- meld. Motorplaatje of motorsticker C (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Motornummer.
Pagina 250
MATEN (in meters) Hatchback uitvoering 0,805 2,575 0,606 1,458 tot 1,472 (1) 3,986 (1) Afhankelijk van de auto en gemonteerde bandenmaat * Onbelast 1,495* 1,450 tot 1,470 (1) 2,025...
Pagina 251
MATEN (in meters) (vervolg) Break uitvoering 0,805 2,575 0,822 1,458 tot 1,472 (1) 4,203 (1) Afhankelijk van de auto en gemonteerde bandenmaat 1,497* * Onbelast 1,450 tot 1,470 (1) 2,025...
– met octaangetal 87 voor een sticker waarop staat 91, 95, 98. Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bougietypen. Het type staat aangegeven op een sticker in de motorruimte, raadpleeg anders uw RENAULT-dealer. – Montage van een niet voorgeschreven bougietype kan tot ernstige motorschade leiden.
Pagina 253
MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten massa V/A de paragaaf "Identificatieplaatjes" in hoofdstuk 6) Max. toegelaten treinmassa (MTR) Massa aanhanger geremd door berekenen van: MTR - MMAC Massa aanhanger ongeremd Max. kogeldruk op trekhaak Max. dakbelasting 80 kg (met inbegrip van de dragende delen) Trekken van een aanhangwagen (caravan, boot enz.) – Respecteer de in het land geldende voorschriften voor het slepen. Laat uw merkdealer een trekhaak monteren en de bedrading van de auto aanpassen.
Door het gebruik van originele RENAULT onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een RENAULT-dealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
Pagina 255
AlFABEtisChE inhouDsopgAvE batterijtje (afstandsbediening) ............5.31 aan/uit knop van de motor .............2.3 → 2.8 bedieningsorganen ............1.48 → 1.51 aanhangwagen ................6.7 bevestigingsmiddelen voor kinderen .........1.35 → 1.46 aansteker ..................3.28 bevestigingssysteem voor kinderen ........1.35 → 1.46 aanvullende bevestigingsmiddelen..........1.34 bijzonderheid van de benzinemotor..........2.9 bij de autogordels achterin ............1.32 bijzonderheid van de dieselmotor ..........
Pagina 256
AlFABEtisChE inhouDsopgAvE (vervolg) mistlichten ................5.18 gegevens van de motor ..............6.6 verstellen ................. 1.84 geïntegreerde bediening van handsfree telefoon ......3.40 voor ................5.15 → 5.18 geluidssignaal ................1.57 krik ....................5.9 geluidssignaal verlichting brandt nog ........1.13, 1.82 gereedschap ..................5.9 gordelspanners nummer ..................
Pagina 257
AlFABEtisChE inhouDsopgAvE (vervolg) RENAULT card noodsleutel ..................1.8 batterijtje .................. 5.32 noodstopbekrachtiging ..............2.27 gebruik ............1.7 → 1.12, 2.5 → 2.8 noodstopbekrachtiging: BAS ............2.27 reservewiel ................5.2 → 5.5 reservoir koelvloeistof ................4.8 oliepeil van de motor .............4.4 → 4.7 ruitensproeier ................4.10 onderdelen..................6.8 rijden ............2.2, 2.4 → 2.11, 2.13 → 2.46 onderhoud: ruitbediening.
Pagina 258
AlFABEtisChE inhouDsopgAvE (vervolg) wielen (veiligheid) ..............5.12 → 5.14 technische gegevens .............6.2 → 6.7 wielmoersleutel ................5.9 temperatuurregeling ............3.4 → 3.16 wielsleutel ..................5.9 tijd ..................1.74 – 1.75 tips voor een schoner milieu ..........2.14 → 2.16 tractiecontrole: ASR ............2.25 – 2.26 zekeringen ................5.25 – 5.26 zijknipperlichten ................5.22 trekken zonneklep ..................3.22 caravan trekken ...............
4 SIMPELE HANDELINGEN* VOOR UW VEILIGHEID • Maak altijd uw • Maak kinderen altijd • Stel de hoogte van • Plaats de voorwerpen autogordel vast, vast en gebruik daarbij de autogordel op of zware bagage – zelfs bij korte ritten voorzieningen die aan uw lengte af.
Pagina 261
à8200929259î ñ î ä RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60...