DISPLAYS EN METERS
Koelvloeistoftemperatuurmeter 8
Bij normaal gebruik moet de aanwijzer
8 vóór zone 7 .blijven.
Bij intensief gebruik kan de indicator in
de buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het
controlelampje
verschijnt,
samen met een bericht op het
instrumentenpaneel en een
piepsignaal.
Instrumentenpaneel B
Dit gaat branden wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van
een boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u de
inhoud en de kleuren van uw
instrumentenpaneel naar eigen keuze
instellen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
de uitrusting voor meer informatie.
Snelheidsmeter 9
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl
varieert het display.
Toerenteller 15
(schaal x 1000)
Deze wordt op een andere manier
weergegeven volgens de gekozen
instelling op het instrumentenpaneel.
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl
wordt deze mogelijk niet weergegeven.
Boordcomputer/multimedia-
informatie 10
Afhankelijk van de auto kunt u
informatie weergeven van het
multimediascherm (kompas, telefoon,
navigatie enz.) OF informatie van de
boordcomputer.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer
informatie.
Koelvloeistoftemperatuurmeter 11
Bij normaal gebruik moet de aanwijzer
11 vóór zone 12 .blijven.
Bij intensief gebruik kan de indicator in
de buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het
controlelampje
verschijnt,
samen met een bericht op het
instrumentenpaneel en een
piepsignaal.
K e n u w a u t o - 111
2