VERLICHTING EN SIGNALEN
Lichten uit
Draai nogmaals aan de middelste ring
4 tot de markering 3 op het symbool
van de mistlichten staat. Het
bijbehorende controlelampje op het
instrumentenpaneel dooft.
Bij het uitschakelen van de verlichting
gaan ook de mistlichten achter uit.
Bij mist, sneeuw of bij het
vervoer van voorwerpen die
voorbij de voorkant van het
dak uitsteken, werkt de
automatische verlichting niet
altijd.
De mistlampen worden bediend
door de bestuurder:
controlelampjes op het
instrumentenpaneel geven aan of
deze zijn ingeschakeld
(controlelampje aan) of
uitgeschakeld (controlelampje
uit).
2
K e n u w a u t o - 1 3 7