EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
– de voorruit of de radarzone is bedekt (vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.);
– een complexe omgeving (tunnel enz.);
3
– slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
– slecht zicht (nacht, mist enz.);
– weinig contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in de sneeuw enz.);
– verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto's enz.);
– een smalle, bochtige of heuvelige weg (scherpe bochten enz.);
– een langzame auto met een groot verschil van snelheid;
– gebruik van matten die niet geschikt zijn voor de auto. Gebruik aan de bestuurderskant matten die geschikt zijn voor de
auto en zet deze vast aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet
meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
In deze gevallen kan het systeem ten onrechte grijpen.
Risico van onbedoeld remmen of versnelling.
Onvoorziene situaties kunnen gevolgen hebben voor de werking van het systeem. Bepaalde objecten of auto's die in de
herkenningszone van de camera of de radar verschijnen, kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd door het systeem. Dit
kan leiden tot onterecht versnellen of vertragen.
U moet altijd uitkijken voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Houd altijd de
auto onder controle door uw voeten vlakbij de pedalen te houden, zodat u voorbereid bent op elke situatie.
2 5 4 - R i j d e n