EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Inschakelen/uitschakelen
Voer deze aanpassingen
uitsluitend uit als de auto
stilstaat.
3
Afhankelijk van de auto,
afhankelijk van de tijdsduur
na de laatste keer dat de
motor is gestopt, worden de
waarschuwingen opnieuw
geactiveerd:
– bij het ontgrendelen van de
auto
of
– bij het openen van een portier;
of
– bij het starten van de motor.
Wanneer de
waarschuwingssignalen zijn
gedeactiveerd, blijft het
systeem de
vermoeidheidstoestand van de
bestuurder beoordelen.
2 2 4 - R i j d e n
Afhankelijk van de auto
worden de
waarschuwingen
automatisch gedeactiveerd
wanneer de functie
"Rijstrookcentrering" wordt
geactiveerd. Om de
waarschuwingen opnieuw te
activeren, moet de functie
"Rijstrookcentrering" worden
gedeactiveerd. Voor meer
informatie 255.
Afhankelijk van de auto is
het mogelijk dat het niet
mogelijk is om
waarschuwingen uit te schakelen.
Waarschuwingen activeren en
deactiveren met de knop "Mijn
veiligheid" 3
De waarschuwingen kunnen worden
gedeactiveerd of geactiveerd vanuit de
modus "Aangepast" van de functie
"Mijn veiligheid" 191.
Als de waarschuwingen eerder zijn
gedeactiveerd met behulp van de
modus "Aangepast":
– om de waarschuwingen uit te
schakelen, drukt u twee keer op de
knop 3 . Het controlelampje van de
toets 3 dooft.
– Om de waarschuwingen opnieuw
in te schakelen, drukt u één keer op de
knop 3 . Het controlelampje in de knop
3 licht op.