EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Detectie in een bocht
Als u een bocht inrijdt, kan de radar
en/of camera wellicht tijdelijk niet in
staat zijn om een voorligger te
detecteren (bijv. M ).
Het systeem kan de auto laten
versnellen.
Als u een bocht uitrijdt, kan de detectie
van voorliggers verstoord of vertraagd
worden.
Het systeem kan de auto abrupt of
geleidelijk laten afremmen.
Detectie van voertuigen in
aangrenzende rijstroken
Het systeem kan voertuigen
detecteren die op een aangrenzende
rijstrook rijden als:
– u rijdt een bocht in (voorbeeld N );
– u rijdt op een weg met smalle
rijstroken;
– de snelheid van de auto's op de
aangrenzende rijstrook lager is en als
één van deze auto's te dicht bij een
andere rijstrook rijdt.
Het systeem kan de auto ten
onrechte laten vertragen of
afremmen.
Auto's die verborgen zijn door
hoogteverschillen in de weg
Het systeem kan geen voertuigen
detecteren die verborgen zijn door
hoogteverschillen in de weg of die zich
buiten de detectiezones van de
camera en radar bevinden doordat u
een helling op- of afrijdt.
Auto's buiten de detectiezones van
camera en radar
3
R i j d e n - 2 4 9