●
Zeer dikke, losse kleding (bijv. een man-
tel over een sweatshirt) belemmert het strak
aansluiten en de werking van de veiligheids-
gordels.
●
De invoeropening voor de slotgesp mag
niet verstopt zijn door papier of iets derge-
lijks omdat anders de slotgesp niet goed kan
worden vastgeklikt.
●
Nooit het verloop van de gordelband ver-
anderen door gordelbandklemmen, bevesti-
gingsogen of iets dergelijks.
●
Gerafelde of ingescheurde veiligheidsgor-
dels, beschadigingen aan de gordelverbin-
dingen, aan de oprolautomaten of het slot-
deel kunnen in geval van een aanrijding
zwaar lichamelijk letsel veroorzaken. Daarom
regelmatig de toestand van alle veiligheids-
gordels controleren.
●
Veiligheidsgordels die tijdens een ongeval
worden belast en daardoor minder spannen,
moeten door een gespecialiseerde werk-
plaats worden vervangen. Vervanging kan
noodzakelijk zijn, ook al lijken er geen zicht-
bare beschadiging te zijn. Controleer voorts
de verankeringen voor de veiligheidsgordels.
●
Nooit proberen om de veiligheidsgordels
zelf te repareren. De veiligheidsgordels mo-
gen nooit op een of andere wijze worden ver-
anderd of door u worden uitgebouwd.
●
De gordel moet worden schoongehouden,
omdat door ernstige vervuiling de werking
van de gordelautomaat kan worden belem-
merd.
38
Veiligheid
Indicatie gordels omgegespt
Gaat rood branden
De bestuurder of een passagier heeft de
veiligheidsgordel niet om.
Het controlelampje
gaat branden om u er-
aan te herinneren dat de veiligheidsgordel
moet worden vastgemaakt.
Voordat u gaat rijden:
●
Steeds de veiligheidsgordel juist omgespen.
●
Uw bijrijders er ook op wijzen de veiligheids-
gordel juist om te gespen voordat u gaat rijden.
●
Vervoer kinderen in een geschikt kinderzitje
dat in overeenstemming is met de grootte en
›››
de leeftijd van het kind
pag.
Als men begint te rijden met een snelheid bo-
ven 25 km/u (15 mpu) zonder dat de bestuur-
der of bijrijder zijn veiligheidsgordel heeft vast-
gegespt, of indien men de gordels losmaakt
tijdens het rijden, klinkt gedurende enkele
seconden een akoestisch signaal. Bovendien
knippert het waarschuwingslampje
scherm van het instrumentenpaneel.
Het controlelampje
gaat uit als alle inzitten-
den hun gordel bij ingeschakeld contact vast-
gespen.
Indicatie gordels omgegespt voor de zit-
plaatsen achterin
Afb. 17
Instrumentenpaneel: indicatie van
de staat van de veiligheidsgordels voor de
zitplaatsen achterin.
52.
Bij het inschakelen van het contact, informeert
de gordelstatusindicator
stuurder op het instrumentenpaneel of de in-
zittenden op de zitplaatsen achterin de over-
eenstemmende veiligheidsgordel hebben om-
gegespt.
op het
Naargelang de bezetting van de stoelen en de
staat van de gordels gaan de volgende symbo-
len in verschillende kleuren branden:
Het witte symbool geeft aan dat de over-
eenkomstige plaats niet bezet is.
Het groene symbool geeft aan dat de
plaats bezet is en de passagier zijn/haar
veiligheidsgordel heeft omgedaan.
›››
afb. 17
de be-