Parkeren en manoeu-
vreren
Wagen parkeren
Parkeren
Houd rekening met de wettelijke bepalingen
wanneer u de wagen parkeert.
1. Trap het rempedaal in en houd het inge-
trapt.
2. Schakel de elektronisch parkeerrem in
›››
pag.
192. Het aandrijfsysteem wordt
uitgeschakeld. Het controlelampje
de schakelknop gaat rood branden.
3. Op hellingen draait u het stuurwiel zo dat
de geparkeerde wagen tegen de stoeprand
rolt als hij in beweging zou komen.
4. Haal de voet van het rempedaal.
›››
5. Verlaat de wagen
. Let goed op voor
andere weggebruikers!
6. Neem alle sleutels mee en vergrendel de
wagen.
Om schade en gevaarlijke situaties te vermij-
den, parkeert u de wagen altijd op een geschikt
›››
oppervlak
.
Parkeren en manoeuvreren
Wagen parkeren
WAARSCHUWING
Indien u de wagen niet goed parkeert, kan
hij zelfs op lichte hellingen wegrollen. Dit kan
ongevallen en ernstige letsels tot gevolg heb-
ben.
●
Bij het parkeren moet u altijd de handelin-
gen in de juiste volgorde uitvoeren.
●
Voordat u de wagen verlaat, controleert u
of de elektronische parkeerrem is ingescha-
keld en het controlelampje
mentenpaneel rood brandt.
WAARSCHUWING
Indien kinderen, hulpbehoevende persoon
of dieren zonder toezicht in de wagen wor-
naast
den achtergelaten, kunnen er zich ongeval-
len en ernstige letsels voordoen.
●
Laat kinderen, hulpbehoevende persoon of
dieren nooit zonder toezicht achter in de wa-
gen. Ze kunnen de schakelknop bedienen
en zo de elektronische parkeerrem uitscha-
kelen. De wagen kan dan in beweging komen.
●
Laat kinderen, hulpbehoevende persoon of
dieren nooit achter in de wagen. Afhankelijk
van het jaargetijde kunnen in een gesloten
wagen zeer hoge of lage temperaturen be-
reikt worden.
●
Neem bij het verlaten van de wagen altijd
alle sleutels mee.
LET OP
Door onregelmatigheden in het wegdek,
zand of modder kan de wagen mogelijk niet
juist geparkeerd worden en schade oplopen.
●
Parkeer de wagen altijd op een effen en
stevige ondergrond.
LET OP
op het instru-
De componenten aan de onderzijde van de
wagen zoals bumpers, spoilers en delen van
het onderstel kunnen beschadigd raken wan-
neer u over uitstekende voorwerpen rijdt.
●
Wees voorzichtig bij het binnenrijden van
gebouwen, afrijden van hellingen, oprijden
van stoepranden of het verlaten van vaste
markeringen.
191