Beperkingen van het systeem
In de volgende gevallen moet het grootlicht
handmatig worden uitgeschakeld, omdat de
grootlichtregeling dit niet tijdig of helemaal
niet zal doen:
●
Op slecht verlichte wegen met veel reflecte-
rende signalen.
●
Bij weggebruikers met onvoldoende verlich-
ting, bijv. voetgangers of fietsers.
●
Bij gesloten bochten, als tegenliggers ge-
deeltelijk verborgen zijn, op steile hellingen.
●
Op wegen met tegenliggers en een vangrail
in de middenberm als de bestuurder hier ge-
makkelijk overheen kan kijken (bijvoorbeeld de
bestuurder van een vrachtwagen).
●
Bij mist, sneeuw en hevige regenval.
●
Bij stof- en zandwolken.
●
Als de voorruit beschadigd is in het gezichts-
veld van de camera.
●
Als het gezichtsveld van de camera beslagen,
vuil of bedekt is met een sticker, sneeuw of ijs.
●
Als de camera defect is of de voeding is on-
derbroken.
116
Lichten
WAARSCHUWING
Het comfort dat de grootlichtregeling biedt,
betekent niet dat er geen risico's meer zijn.
Ondanks het systeem moet de bestuurder te
allen tijde opmerkzaam blijven.
●
U bent onder alle omstandigheden degene
die het grootlicht bedient en aanpast op de
lichtomstandigheden, zichtbaar en het ver-
keer.
●
Het kan zijn dat de grootlichtregeling niet
altijd alle rijsituaties correct herkent en in
bepaalde omstandigheden slechts beperkt
werkt.
●
Als het gezichtsveld van de camera vuil, be-
dekt of beschadigd is, kan dat de werking van
de grootlichtregeling negatief beïnvloeden.
Dit geldt ook wanneer de verlichtingsinstal-
latie van de wagen wordt gewijzigd door bijv.
extra koplampen te monteren.
LET OP
Om de werking van het systeem niet te beïn-
vloeden, moet het volgende in acht worden
genomen:
●
Reinig het gezichtsveld van de camera re-
gelmatig en houd dit vrij van sneeuw en ijs;
●
Dek het gezichtsveld van de camera niet af;
●
Controleer of de luchtverdeling bij het ge-
zichtsveld van de camera niet defect is.
Let op
● Het grootlichtsignaal kan altijd handmatig
in- en uitgeschakeld worden met de knipper-
›››
pag. 114
licht- en grootlichthendel
● Indien er in de invloedszone van de camera
voorwerpen zijn die licht uitstralen, bijv. een
draagbaar navigatiesysteem, kan de werking
van de grootlichtregeling beïnvloed worden.
"Coming home"- en "Lea-
ving home"-functie (oriëntatiever-
lichting)
De "Coming home"- en "Leaving home"-lichten
verlichten de omgeving van de wagen wanneer
u in het donker wenst in of uit te stappen.
Deze verlichting wordt automatisch geregeld
met behulp van een lichtsensor.
Het "Coming home"-licht inschakelen
●
Ontgrendel de wagen (indien de automati-
sche inschakeling van het dimlicht
en de lichtsensor detecteert dat het donker is).
Het "Coming home"-licht uitschakelen
●
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
nadat de tijd voor de uitschakelvertraging van
de lichten is verstreken.
●
OF: vergrendel de wagen.
.
actief is