●
Het oppervlak van bepaalde voorwerpen
en kledingstukken kan de signalen van de ul-
trasoonsensoren niet weerkaatsen. Het sys-
teem kan deze voorwerpen en personen met
de genoemde kleding niet goed detecteren.
●
Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len van de sensoren beïnvloeden. Dit kan er-
toe leiden dat de aanwezigheid van personen
of voorwerpen niet vastgesteld wordt.
●
Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waarschuwing, kunnen bij het na-
deren uit het meetbereik van het systeem
verdwijnen en daarom niet meer worden ge-
meld. Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge
stoepranden worden door het systeem soms
niet waargenomen, waardoor de onderkant
van de wagen beschadigd kan raken.
●
Indien de waarschuwingen van de parkeer-
hulp wordt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
●
Schade aan de radiateurgrille, bumpers,
wielkast en onderzijde van de wagen kan de
oriëntatie van de sensoren wijzigen. Dit kan
weer invloed hebben op de werking van de
parkeerhulp.
Laat de wagen door een gespecialiseerde
werkplaats repareren.
●
Een kentekenplaat of kentekenplaathou-
der met afmetingen die groter zijn dan de
opening voor de kentekenplaat, of een gebo-
gen of vervormde kentekenplaat kan ertoe
leiden dat er verkeerde detecties plaatsvin-
den of de sensoren zicht verliezen.
198
Parkeren en manoeuvreren
Let op
● De grafische weergave op het display van
het infotainmentsysteem heeft een geringe
vertraging.
● In specifieke gevallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt:
– hobbelige bodems, straatstenen of we-
gen met hoogstaand gras.
– externe ultrasone systemen in de buurt,
zoals gemonteerd op andere voertuigen.
– hevige regenval, een flinke sneeuwbui,
hagel of dichte uitlaatgassen.
– indien de kentekenplaat niet perfect be-
vestigd is op het bumperoppervlak.
– toppen van hellingen.
● Om een degelijke werking te garanderen,
houdt u de sensoren schoon, ijs- en sneeuw-
vrij en plakt u er niets op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers of dampstralers alleen kort direct op de
sensoren sproeien en altijd een afstand van
meer dan 10 cm aanhouden.
● Bepaalde accessoires die vooraan op de
auto gemonteerd zijn, zoals een kenteken-
plaathouder met reclame, kunnen de werk-
ing van de parkeerhulp verstoren.
● Het wordt aanbevolen om het parkeren te
oefenen op een plaats zonder verkeer.
● U kunt het volume en de toonhoogte als-
mede de indicaties wijzigen.
Bediening van de parkeerhulp Plus
Handmatig in- en uitschakelen
●
Druk op de knop
in het infotainmentsys-
teem (
> Hulpsystemen > Parkeerassisten-
tie > Parkeerhulp).
Automatische activering
●
Schakel de achteruitversnelling in.
●
OF: indien u vooruit rijdt met een snelheid
van minder dan 15 km/u (9 mpu) en een ob-
stakel nadert, wordt dat gedetecteerd wanneer
het zich op minder dan ongeveer 95 cm op-
tisch of 50 cm akoestisch bevindt. Indien de
automatische inschakeling actief is, wordt een
beperkte weergave getoond.
●
OF: als de wagen een bepaalde afstand ach-
teruit beweegt (tussen ca. 10 en 20 cm naarge-
lang of een hindernis herkend wordt).
Zodra de Parkeerhulp Plus automatisch wordt
geactiveerd, wordt de figuur van de wagen sa-
men met de segmenten weergegeven op het
display. Deze functie is beschikbaar tenzij de
gebruiker ze heeft uitgezet.
Ze functioneert enkel wanneer de snelheid
voor het eerst wordt verlaagd tot onder circa
15 km/u (9 mpu).
De automatische activering van de parkeer-
hulp kan worden in- en uitgeschakeld in het
infotainmentsysteem: