●
Naargelang de mobiele telefoon kan het no-
dig zijn om het Bluetooth®-menu te openen of
de optie Zichtbaarheid te activeren, zodat het
apparaat zichtbaar is vanaf het infotainment-
systeem.
●
De auto moet stilstaan of iemand detecteren
op de bijrijdersstoel die de koppeling uitvoert.
Koppel een mobiele telefoon die geschikt is
voor telefonie met het infotainmentsysteem,
om de functies van de telefooninterface te
kunnen gebruiken. Bij de eerste aansluiting
wordt de mobiele telefoon gekoppeld aan het
infotainmentsysteem. Daarbij wordt een ge-
›››
bruikersprofiel opgeslagen
pag. 269, Ge-
bruikersprofielen.
De koppeling kan enkele minuten duren. De
beschikbare functies hangen af van de ge-
bruikte mobiele telefoon en zijn besturingssys-
teem.
Een mobiele telefoon koppelen
1. Open de lijst van beschikbare Bluetooth®-
apparaten op de mobiele telefoon en se-
lecteer de naam van de infotainment.
2. Bevestig eventuele berichten die verschij-
nen op de mobiele telefoon en de info-
tainment. Indien de koppeling juist is uit-
gevoerd, worden de gegevens van de tele-
foon opgeslagen in het gebruikersprofiel.
3. Optioneel: bevestig het bericht van datao-
verdracht op de mobiele telefoon.
Infotainmentsysteem
Telefooninterface
Actieve en passieve verbinding
Om de functies van de telefooninterface te ge-
bruiken, moet minstens één mobiele telefoon
zijn verbonden met de infotainment. Indien
verscheidene mobiele telefoons zijn verbon-
den met de infotainment, kunt u wisselen tus-
sen de actieve en passieve verbindingen. Om
de telefooninterface te gebruiken met de ge-
wenste mobiele telefoon, brengt u de actieve
verbinding met de infotainment tot stand.
Verschil tussen de verbindingstypen
Actief
De mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden. De functies van de telefoon-
interface worden uitgevoerd met de gege-
vens van die mobiele telefoon.
Passief
De mobiele telefoon is gekoppeld en
verbonden. De oproepen kunnen worden
beheerd maar het telefoonboek, de be-
richten en andere functies zijn niet actief.
De gekoppelde mobiele telefoons zitten opge-
slagen in de infotainment, hoewel ze op dat
moment niet verbonden zijn.
Een mobiele telefoon verbinden
Voorwaarde: de mobiele telefoon is gekoppeld
met de infotainment.
●
Activeer Bluetooth® op de mobiele telefoon.
Een actieve verbinding tot stand brengen
Voorwaarde: verscheidene mobiele telefoons
zijn tegelijk verbonden met de infotainment.
●
Selecteer de gewenste mobiele telefoon in
het uitrolmenu. De overige mobiele telefoons
bevinden zich automatisch in passieve verbin-
ding.
Gebruikersprofielen
Voor elke gekoppelde mobiele telefoon wordt
automatisch een individueel gebruikersprofiel
aangemaakt. In het gebruikersprofiel worden
gegevens van de mobiele telefoon opgeslagen,
bijvoorbeeld contactgegevens of instellingen.
In het infotainmentsysteem kunnen maximaal
vier gebruikersprofielen tegelijk worden opge-
slagen.
WAARSCHUWING
Indien de koppeling plaatsvindt tijdens het
rijden, kan dit leiden tot een ongeval of let-
sels.
●
Voer de koppeling enkel uit met stilstaande
wagen.
Let op
● Terwijl de infotainment zich in het menu
Bekende mobiele telefoons bevindt, is de
functie van draadloos opladen uitgeschakeld.
Zodra dit menu wordt verlaten, is de functie
van draadloos opladen weer actief.
● Bij de koppeling van sommige mobiele te-
lefoons wordt een PIN-nummer getoond op
het telefoonscherm. Voer dat nummer in
de infotainment in om de koppeling te vol-
tooien.
269