WAARSCHUWING
Verkeerd gebruik van de knipperlichten, het
niet gebruiken of het vergeten uit te scha-
kelen daarvan kan andere weggebruikers in
verwarring brengen. Dit kan ernstige onge-
vallen tot gevolg hebben.
●
Geadviseerd wordt om tijdig het knipper-
licht te activeren als u van rijstrook wilt wisse-
len, inhalen of afslaan.
●
Direct na het wisselen van rijstrook, inhalen
of afslaan moet u het knipperlicht deactive-
ren.
WAARSCHUWING
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
ongevallen en ernstig letsel veroorzaken. Het
grootlicht kan andere bestuurders afleiden
en verblinden.
Let op
● Als u bij ingeschakeld knipperlicht het
contact uitschakelt, klinkt er een waarschu-
wingssignaal zolang het bestuurdersportier
geopend is. Dat herinnert u eraan de knip-
perlichten uit te schakelen, tenzij u het par-
keerlicht juist wilt hebben ingeschakeld.
● Indien de comfortknipperlichten in werk-
ing zijn (driemaal knipperen) en het comfort-
knipperlicht van het tegenoverliggende deel
wordt geactiveerd, dan stopt het actieve deel
Verlichting van de wagen
Lichten
met knipperen en knippert het licht slechts
eenmaal in het nieuwe deel dat is geselec-
teerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld contact. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld.
● Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
dimlicht worden aangezet.
● Bij koude of vochtige weersomstandighe-
den kunnen de koplampen, achterlichten en
knipperlichten tijdelijk beslagen zijn aan de
binnenzijde. Dit is een normaal verschijnsel
en heeft totaal geen invloed op de levens-
duur van het verlichtingssysteem van de wa-
gen.
● Als u het rechter- of linkerknipperlicht in-
geschakeld laat en dan het contact uitscha-
kelt, zal het parkeerlicht niet automatisch
worden geactiveerd.
Grootlichtregeling (Light Assist)
De grootlichtregeling vermijdt automatisch dat
tegenliggers of voertuigen die voorop rijden
verblind worden. Het hulpsysteem detecteert
tevens verlichte zones en schakelt het groot-
licht uit wanneer de wagen er passeert, bijv.
door stedelijke gebieden.
Binnen zijn beperkingen schakelt het automa-
tisch het grootlicht in of uit naargelang de om-
standigheden van de omgeving en het verkeer,
›››
en naargelang de snelheid
Grootlichtregeling inschakelen
●
Schakel het contact in en selecteer de stand
met de lichtschakelaar
●
Druk de knipperlicht- en grootlichthendel
vanuit de uitgangsstand naar voren
.
3
Wanneer de grootlichtregeling is ingeschakeld,
gaat het controlelampje
het instrumentenpaneel branden. Wanneer
het grootlicht actief is, gaat het blauwe contro-
lelampje
van het grootlicht branden op het
instrumentenpaneel.
Grootlichtregeling uitschakelen
●
Schakel de stand
›››
laar
afb.
87.
●
OF: trek, indien de grootlichtregeling is inge-
schakeld, de knipperlicht- en grootlichthendel
naar achteren
●
OF: indien de grootlichtregeling is ingescha-
keld maar het grootlicht niet actief is, duwt u
de knipperlicht- en grootlichthendel naar vo-
ren om het grootlicht handmatig in te schake-
len. Trek de knipperlicht- en grootlichthendel
naar achteren om het grootlicht dan handma-
tig uit te zetten.
●
OF: schakel het contact uit.
.
›››
afb.
87.
›››
afb. 88
op het scherm van
uit met de lichtschake-
›››
afb. 88
.
4
115