Indien de elektromechanische stuurinrichting
niet correct of helemaal niet werkt, moet veel
meer kracht worden toegepast om het stuur-
wiel te bewegen.
Elektronische blokkering van de stuurkolom
De stuurkolom wordt elektronisch geblok-
keerd:
●
Wagen tot stilstand brengen en de elektroni-
sche parkeerrem inschakelen
●
Indien het contact is ingeschakeld, drukt u
op de startknop of
●
Open het bestuurdersportier; het contact
wordt dan uitgeschakeld. De stuurkolom wordt
geblokkeerd.
Tegenstuurhulp
De hulp ondersteunt de bestuurder in kritische
situaties. Het systeem beveelt het draaien van
het stuur aan om een corrigerend manoeuvre
uit te voeren (tegensturing) en draait het stuur
lichtjes om slippen te vermijden
WAARSCHUWING
Als de stuurbekrachtiging niet werkt, moet
bij het sturen veel meer kracht worden uitge-
oefend. Dit kan de controle over de wagen
bemoeilijken.
●
De stuurbekrachtiging werkt enkel met in-
geschakeld aandrijfsysteem.
150
WAARSCHUWING
De tegenstuurhulp ondersteunt de bestuur-
der, samen met de ESC, om de besturing te
controleren in een aantal kritische rijsitua-
ties. Het is echter de taak van de bestuur-
der om de controle over het stuur op ieder
moment te behouden. De tegenstuurhulp
neemt deze taak niet over.
›››
pag.
192.
Oplossing van problemen
Storing in de stuurinrichting
Het waarschuwingslampje gaat rood branden
of knipperen.
Er is een storing in de elektromechanische
stuurinrichting of de elektronische blokkering
van de stuurkolom.
●
Rijd niet verder! Roep de hulp in van ge-
specialiseerd personeel.
●
Indien het waarschuwingslampje rood
brandt, is het sturen mogelijk stroef omdat de
›››
.
elektromechanische stuurinrichting niet werkt.
●
Knippert het waarschuwingslampje rood,
dan kan de stuurkolom niet ontgrendeld wor-
den.
●
Laat de wagen niet slepen op zijn eigen wie-
len.
Storing in de stuurinrichting
Het controlelampje gaat geel branden of knip-
peren.
Rijden
De stuurinrichting biedt meer weerstand of re-
ageert gevoeliger dan normaal.
Het controlelampje gaat branden en blijft in-
geschakeld:
●
leg een korte afstand af met lage snelheid.
●
dan contact op met een gespecialiseerde
werkplaats.
Het controlelampje knippert:
●
andere kant.
●
●
worden getoond in de Digital Cockpit.
●
inschakeling van het contact, mag u niet ver-
der rijden. Roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
Rijprofielen (Drive Profile)
Met behulp van de rijprofielen kan de bestuur-
der verschillende kenmerken van de wagensys-
temen aanpassen aan de rijsituatie op dat mo-
ment, het gewenste schakelcomfort en een
zuinige rijstijl. Een aantal systemen die kunnen
worden aangepast zijn de ophanging, stuurin-
richting, aandrijving en airconditioning.
Schakel het aandrijfsysteem opnieuw in en
Als het controlelampje blijft branden, neem
Draai het stuur een beetje naar de ene en
Schakel het contact uit en weer in.
Houd rekening met de waarschuwingen die
Indien het controlelampje blijft knipperen na
Inleiding tot thema