Programmering van de motortypeplaat van een draaistroom normmotor.
Bij de beschrijving van deze parameters gaan we uit van een IEC normmotor zoals hieronder inclusief typeplaat is
weergegeven. We gaan binnen dit voorbeeld uit van een Unidrive-M met 400V voeding. De hieronder beschreven
motormap parameters zijn tevens in het nulmenu opgenomen.
#5.006 Motorfrequentie. (#0.047)
Programmering op 50Hz. overeenkomstig de typeplaat.
De motorfrequentie, motorspanning en toerental moeten altijd met elkaar in overeenstemming zijn. Dus wanneer
bv. de motor in driehoek geschakeld wordt met als doel dat 400V motor-spanning bereikt wordt bij 86,5 Hz, dan zal
#5.006 op 86,5 Hz. geprogrammeerd moeten worden.
#5.007 Motorstroom. (#0.046)
Programmering op 4,9A overeenkomstig de typeplaat waarbij uiteraard de ster- of driehoekschakeling bepalend is.
#5.008 Motor vollasttoerental. (#0.045)
Het toerental vermeld op de typeplaat is het toerental bij nominale belasting en bij nominale motortemperatuur. Het
sliptoerental tussen rotor en stator is bij vollast 1500 - 1445 = 55rpm en is temperatuurafhankelijk. Als vuistregel kan
gesteld worden dat de slip van een normmotor bij gemiddelde bedrijfstemperatuur ca. 70% van de nominale slip is.
In dit geval dus 55 x 70% = 38,5 rpm en de programmering van #5.008 is dan 1500 - 38,5 = 1461,5 rpm.
In een latere fase nadat de overige motormapparameters d.m.v. de autotune van #5.012 zijn geoptimeerd, kan
#5.008 op de volgende wijze scherp gesteld worden met de procedure van #5.016. Bij een uitgestuurde motor-
frequentie >10Hz. (#5.019) en een belasting >50% (#5.020) kan deze procedure #5.008 automatisch aanpassen.
Indien de belasting >50% is kan #5.016 op 2 geprogrammeerd worden waarbij het nominaal toerental in #5.008 zich
redelijk snel zal optimeren. Parameter #5.008 kan dan in het display geobserveerd worden en zodra de inhoud van
#5.008 zich stabiliseert kan de autotune afgebroken worden door #5.016 weer op 0 te programmeren. Het toerental
in #5.08 kan nu opgeslagen worden in het geheugen van de Unidrive-M.
Nadat het toerental in #5.008 is opgeslagen in het geheugen kan er voor gekozen worden om #5.016 permanent op
2 te programmeren. Hierdoor zal deze autotune altijd actief zijn waarbij #5.008 zich langzaam zal aanpassen aan
de veranderende slip t.g.v. de motortemperatuur. Na het uit- en inschakelen van de voedingsspanning zal #5.008
altijd de inhoud hebben zoals die in het geheugen is opgeslagen.
Indien de motor is uitgerust met een lineaire temperatuuropnemer is het mogelijk de inhoud van #5.008 afhankelijk
van de motortemperatuur automatisch aan te passen waardoor de motor altijd een optimale koppelprestatie zal
hebben. Raadpleeg hiertoe #5.051 t/m #5.057 en de beschrijving op pagina 139.
#5.009 Motorspanning. (#0.044)
Programmering op 400V volgens de motor typeplaat.
Omdat de closed loop flux vector een stroom gestuurd systeem is, heeft de motorspanning in #5.009 alleen de
functie van begrenzing van de motorspanning op de nominale waarde. Om volle motorprestatie te garanderen bij
nominaal toerental en ook boven nominaal toerental, is het zinvol om de motorspanning in #5.009 ca. 10 á 20V lager
in te stellen. Indien de voeding- en motorspanning beide 400V zijn kan i.v.m. spanningsval over de drive geen 400V
motorspanning bereikt worden. Om de stroomregelaars niet tegen het spanningsplafond te laten functioneren is het
zinvol om in #5.009 de motorspanning te begrenzen op bv. 380V. Als alternatief kan #5.041 op 5% gezet worden
(400V - 5% = 380V)
#5.010 Motor cos φ . (#0.043)
Programmering op 0.80 volgens de motor typeplaat.
De tollerantie van de cos.φ zoals die op de typeplaat van een normmotor is vermeld is vrij groot. Echter de juiste
programmering van de cos.φ is zeer bepalend voor een optmimale prestatie van de motor-regelaar combinatie.
De juiste cos.φ kan op twee manieren bepaald worden.
Autotune d.m.v. #5.012. Door bij een onbelaste of laag belaste motor #5.012 op 2 te programmeren en een
startsignaal te geven zal de motor gedurende 36 sec. in de opgedragen richting op ⅔ van de nominale snelheid
gaan draaien, waarbij de cos.φ bepaald en in #5.010 geschreven zal worden. Indien om externe redenen deze
roterende autotune niet uitgevoerd kan worden is het ook mogelijk de cos.φ op de volgende wijze tijdens bedrijf te
bepalen. Er zal eerst een werkpunt op de Volt/Herz lijn gekozen moeten worden bij ca. 60 tot 80% van het nominaal
toerental. Voorbeeld: de motor heeft bij 400V een synchroon toerental van 1500rpm en als we op 1000rpm gaan
draaien zal de motorspanning (1000/1500) x 400 = 267V moeten zijn.
M700, Handleiding Closed Loop Vector, versie 1.3
M700 menu 5
Motormap
Motor typeplaat
3
motor
IP
55
Isol.
F
Volt
Hz
230
50
400
50
Pagina 133 van 232
Type ........
No
IM 1001
Duty
S1
C
40
kg
kW
rpm
Amp
Cos
2,2
1445
8,5
0,80
2,2
1445
4,9
0,80