16.2.6
Ondersteunde beademing met drukondersteuning
16.2.6.1
PSV
16.2.6.2
CPAP / PSV
– Spontane ademhaling
– Spontane ademhaling met continue positieve luchtwegdruk, met of zonder
drukondersteuning
Elke herkende inspiratoire inspanning op CPAP-niveau veroorzaakt een
patiëntgetriggerde, flowgecontroleerde en drukondersteunde ademhaling. Tijdstip,
aantal en duur van drukondersteunde beademingen worden gecontroleerd door de
patiënt. Als er geen inspiratoire inspanning wordt herkend, wordt mechanische
beademing toegepast met de ingestelde minimum ademfrequentie RRmin en met
drukondersteuning ∆Psupp.
Door de patiënt getriggerde beademingsslagen worden beëindigd zodra de
inspiratoire flow daalt tot onder de flow die door de instelling Insp einde bepaald is.
De duur van een apparaatgetriggerde beademing wordt bovendien bepaald door de
patiëntcategorie en de ingestelde minimale ademfrequentie RRmin.
Geheel spontane ademhaling op CPAP-niveau wordt bereikt door de instelling
∆Psupp tot Uit. In dat geval ontvangt de patiënt geen drukondersteunde
beademingen meer en activeert RRmin geen verplichte beademingen meer.
|
Gebruiksaanwijzing
Paw
Ramp
Flow
Trigger
Insp einde
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n
∆Psupp
PEEP
1/RRmin
Werkingsprincipe
323