Bediening
8.2.4
Specifieke aandachtspunten voor apparatuur met inspiratoire
O
-meting
2
Wanneer het apparaat is uitgerust met inspiratoire O
combinatie met een externe anesthesiegasbewaking, wordt het onttrokken
gassample niet teruggevoerd in het beademingssysteem.
Als er geen rekening wordt gehouden met deze gaszuigflow wanneer de versgas-
dosering is ingesteld, kan dit leiden tot een gebrek aan versgas. Verhoog de
versgasflow overeenkomstig, met name voor minimal-flow anesthesie en low-flow
anesthesie.
De gaszuigflow die door de externe anesthesiegasbewaking wordt onttrokken, leidt
tot een verschil tussen het ingestelde inspiratoire teugvolume en het gemeten
expiratoire teugvolume. Dit verschil beïnvloedt de weergegeven meetwaarden voor
VT, MV, ∆VT, en MVlek.
8.3
De therapie aanpassen
8.3.1
Het APL-ventiel instellen
De drukbegrenzing die wordt ingesteld met het APL-ventiel wordt alleen van kracht
tijdens manuele beademing of spontane ademhaling.
WAARSCHUWING
Gevaar voor extreem hoge luchtwegdrukken
Bij een storing van het beademingsapparaat, schakelt het over naar de Man/Spon
beademingsmodus.
► Volg de instructies op het scherm.
► Stel het APL-ventiel in op een waarde die geschikt is voor de patiënt bij gebruik
van mechanische beademingsmodi. Bij een storing van het
beademingsapparaat moet de patiënt manueel worden beademd.
● De selectie tussen manuele beademing (Man) en spontane ademhaling (Spont)
wordt gemaakt op het APL-ventiel, zie pagina 22.
8.3.1.1
Manuele beademing
● Stel ook het APL-ventiel in op de gewenste maximale luchtwegdruk.
De patiënt kan met de beademingsgaszak worden beademd. De druk wordt
beperkt tot de ingestelde waarde.
148
10
20
30
|
Gebruiksaanwijzing
-meting en wordt gebruikt in
2
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n