Alarm of alarmgrens
HLM-modus
1)
FiO
laag
2
Configureer-
1)
FiO
hoog
2
2)
FiO
laag
2
2)
inGas hoog
2)
Apnoe (geen CO
)
2
2)
etCO
hoog
2
2)
etCO
laag
2
2)
inCO
hoog
2
2)
FiO
hoog
2
Configureer-
2)
inA-gas laag
Niet geacti-
2)
xMAC laag
Paw
MV hoog
Configureer-
MV laag
Configureer-
Apnoe (geen flow)
Apnoe (geen druk)
1) Met inspiratoire O
-meting met O
2
2) Met geïntegreerde patiëntengas-meetmodule
3) Het alarm blijft onderdrukt totdat respiratoire activiteit wordt gedetecteerd.
4) Dit alarm wordt alleen geactiveerd als de alarmgrens MV laag ook wordt geactiveerd.
10.4.1
De alarmen voor volume activeren
De bovenste alarmgrens voor MV wordt aan het begin van de beademing
gedeactiveerd, maar kan tijdens de beademing worden ingesteld.
Het alarm MV laag is in bepaalde gevallen vertraagd en wordt als volgt afgegeven:
– Niet eerder dan 45 seconden nadat een nieuwe casus begint
– Niet eerder dan 45 seconden na overschakeling naar een modus met een
hogere beademingsondersteuning, zie pagina 316
– Niet eerder dan 45 seconden na een Apnoe (geen flow) alarm of een Apnoe
(geen druk) alarm
– Niet eerder dan 45 seconden na een van de volgende manoeuvres: inspiratie
hold, expiratie hold of éénstaps-recruitment
10.4.2
Het alarm Apnoe (geen CO
Voorwaarde: het apparaat is uitgerust met de "Geïntegreerde patiëntengas-
meetmodule".
|
Gebruiksaanwijzing
Pauze,
Monitoring
Wordt overgenomen.
Configureerbaar
baar
Wordt overgenomen.
3)
Uit
Uit
baar
veerd
Wordt overgenomen.
baar
Uit
4)
baar
Uit
-sensor
2
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n
Man / Spon,
Ext. VGU
PSV met ΔPsupp
<5 hPa (cmH
O)
2
Niet gemeten
Wordt overgenomen.
Configureerbaar
Configureerbaar
Niet gemeten
Uit3)
Uit
) resetten
2
Alarmen
VC,
VC - AF,
PC,
PSV met ΔPsupp ≥5 hPa
(cmH
O)
2
Wordt hersteld of blijft actief.
Aan
197