Bediening
Volg bij het uitvoeren van een low-flow anesthesie en een minimal-flow anesthesie
de aanbevelingen van professionele verenigingen.
8.3.8
Beademing van pediatrische patiënten en neonaten
Voor teugvolumes onder 300 mL:
● Gebruik geschikte beademingsaccessoires, zie hoofdstuk "Patiëntspecifieke
accessoires selecteren en aansluiten" vanaf pagina 84.
8.4
Speciale therapievormen
Het apparaat heeft de volgende aanvullende bedieningsmodi:
– Ext. versgasuitgang (VGU)
– Pauze
– Monitoring
– HLM-modus
8.4.1
Externe versgasuitgang
Vereisten:
– Het apparaat heeft de hardware-optie "externe versgasuitgang".
– Een niet-terugademsysteem is aangesloten, zie pagina 91.
Versgas naar de externe uitgang leiden
De FiO
op apparaten met inspiratoire O
beademingssysteem wordt geleid.
WAARSCHUWING
Gevaar voor verkeerde gasdosering
Bij niet-terugademsystemen moeten O
bewaakt.
► Sluit de gassampleleiding aan op het niet-terugademsysteem en de
geïntegreerde patiëntengas-meetmodule of de anesthesiegasmonitor.
VOORZICHTIG
Gevaar voor gasverontreiniging
Wanneer de geïntegreerde patiëntengas-meetmodule van het apparaat wordt
gebruikt, stroomt het afgezogen samplegas ook terug naar het interne
beademingssysteem tijdens gebruik met een externe versgasuitgang.
► Maak met behulp van een beademingsslang een gesloten verbinding tussen de
inspiratieaansluiting en de expiratieaansluiting. Spoel het beademingssysteem
telkens wanneer van patiënt of anesthesiegas wordt gewisseld!
1. Start de Ext. VGU-modus.
2. Stel de versgas-dosering in. Controleer de verdamperinstelling.
1) Pauze moet worden geactiveerd in de systeeminstelling.
2) Uitsluitend voor apparaten met geïntegreerde PGM. Pauze moet worden gedeactiveerd in de
systeeminstelling.
154
1)
2)
-meting is niet mogelijk wanneer de externe versgasuitgang wordt gebruikt
2
Gebruiksaanwijzing
-meting, omdat het versgas niet door het interne
2
, CO
en alle anesthesiegassen worden
2
2
|
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n