Configuratie
Koptekst/
parameter
FiO
hoog
2
MV laag
MV hoog
inA-gas laag
1) Pauze moet worden geactiveerd in de systeeminstelling.
2) Uitsluitend voor apparaten met geïntegreerde PGM. Pauze moet worden gedeactiveerd in de systeeminstelling.
11.5.3.6
Verticaal tabblad "Config. 3"
Koptekst/
parameter
Alarmgrenzen voor "cilinder nagenoeg leeg"
O
2
Air
N
O
2
11.5.4
Systeemconfiguratie > Therapie
11.5.4.1
Verticaal tabblad "Bead. 1"
Koptekst/
parameter
Standaard beade-
Toetsen met beschikbare beademings-
mingsmodus
VT en RR startinstellingen
Gebaseerd op
Patiënt categorie; Ideaal lich. gewicht
Geselecteerd:
[Patiënt categorie]
VT
5 tot 1500
[mL]
RR
3 tot 100
[/min]
210
Instelbereik
Ja; Nee
Ja; Nee
Ja; Nee
Ja; Nee
Instelbereik
[bar]; [kPax100]: Uit; 15 tot 50
20
[psi]: Uit; 218 tot 725
290
[bar]; [kPax100]: Uit; 15 tot 50
20
[psi]: Uit; 218 tot 725
290
[bar]; [kPax100]: Uit; 15 tot 40
20
[psi]: Uit; 218 tot 580
290
Instelbereik
modi
Man/Spon
5 tot 1500
500
150
3 tot 100
12
20
Gebruiksaanwijzing
Beschrijving
Specificeert het alarmgedrag in de
HLM-modus.
Beschrijving
Specificeert de alarmgrenzen voor toe-
voerdruk van aangesloten gascilinders.
Beschrijving
Specificeert de standaard beademings-
modus bij de start van de therapie.
Specificeert het teugvolume en de
ademfrequentie.
Specificeert het teugvolume en de
ademfrequentie op basis van de pati-
ëntcategorie.
5 tot 1500
50
3 tot 100
30
|
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n