– Manueel / Spontaan
– Ext. versgasuitgang (VGU)
– Pauze
– Monitoring
Het alarmsysteem wordt onmiddellijk geactiveerd als de CO
geactiveerd.
Deactivering wordt aangegeven in de koptekstbalk en in het parameterveld door
het symbool
8.10.3
Automatische xMAC-bewaking
Voorwaarde: het apparaat is uitgerust met de "Geïntegreerde patiëntengas-
meetmodule".
De xMAC-bewaking wordt automatisch geactiveerd zodra aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
– Anesthesiegas wordt toegediend.
– De inspiratoire xMAC-waarde is groter dan de expiratoire xMAC-waarde.
– De expiratoire xMAC-waarde bereikt ongeveer 0,3.
Als de xMAC-waarde stijgt, wordt de xMAC-bewaking (1) geactiveerd en de
onderste alarmgrens voor de xMC-waarde wordt automatisch aangepast aan de
anesthesiegas-concentratie. De maximale waarde voor de onderste alarmgrens (2)
is 1,0.
De onderste alarmgrens kan opnieuw worden berekend door op de toets
Autoset (3) te tikken. Daarmee kan de alarmgrens voor het xMAC laag alarm
worden aangepast in speciale anesthesiesituaties en, indien nodig, de waarde van
1,0 overschrijden.
Als de expiratoire xMAC-waarde daalt tot onder de alarmgrens (4 of 7), geeft het
apparaat het xMAC laag alarm met lage prioriteit af. Als het alarm niet binnen 60
seconden is gereset met de toets ALARM RESET, wordt de prioriteit verhoogd
naar gemiddelde prioriteit.
1) Pauze moet worden geactiveerd in de systeeminstelling.
2) Uitsluitend voor apparaten met geïntegreerde PGM. Pauze moet worden gedeactiveerd in de
systeeminstelling.
|
Gebruiksaanwijzing
1)
2)
.
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n
Bediening
-bewaking wordt
2
181