WAARSCHUWING
Gevaar voor onvoldoende beademing
In beademingsmodi waarin beademingen alleen worden geïnitieerd door de patiënt
(bijv. PSV), kunnen ongunstige instellingen of een defecte sensor leiden tot
onvoldoende beademing.
► Om een minimale beademing van de patiënt te behouden, moet de
ademfrequentie op een geschikte waarde worden ingesteld.
WAARSCHUWING
Gevaar voor onvoldoende beademing
Het spontane minuutvolume MVspon geeft het volume aan dat ontstaat door
spontane ademhaling en door drukondersteunde spontane ademhaling. Als de
patiënt regelmatig drukondersteunde ademhalingen initieert vanwege kleine
teugvolumes, wordt een groot gedeelte van MVspon bereikt door mechanische
beademing en niet door spontane ademhaling van de patiënt. In dat geval toont
MVspon een hoge waarde, hoewel het werkelijke spontane minuutvolume zeer laag
is.
► Neem geen therapiebeslissingen uitsluitend op basis van een weergegeven
waarde voor MVspon.
8.3.7
Low-flow anesthesie en minimal-flow anesthesie
Dit apparaat is geschikt en geoptimaliseerd voor het uitvoeren van low-flow
anesthesie en minimal-flow anesthesie. Hieronder worden de functies en speciale
kenmerken uitgelegd.
Vanwege de terugademing van de patiënt condenseert vocht in het
beademingscircuit en het beademingssysteem, met name tijdens low-flow
anesthesie (flow ≤1,0 L/min). Het apparaat heeft apparatuur en functies die het
verwerken van eventueel geproduceerd condenswater vergemakkelijken.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld tijdens minimal-flow anesthesie die enkele uren
duurt, kan condenswater zich in de pistonventilator ophopen.
Het apparaat detecteert condenswater in de pistonventilator en in de
beademingsslangen tijdens de systeemtest. Een bericht verschijnt wanneer
condenswater is gedetecteerd.
Dräger beveelt de volgende apparatuur en procedures aan:
– Activeer de beademingssysteem-verwarmer om condensatie in het
beademingssysteem te verminderen.
– Gebruik beademingscircuits met vochtvangers.
– Verwijder regelmatig vocht uit de beademingscircuits.
– Filters op de inspiratiepoort leiden tot meer condensatie in het
beademingssysteem dan filters op het Y-stuk. Optimaliseer de positie van de
filters, indien mogelijk.
– Controleer regelmatig het vulniveau van de vochtvangers op de patiëntengas-
meetmodule.
– Laat het beademingssysteem en de pistonventilator drogen na low-flow
anesthesie en minimal-flow anesthesie gedurende meerdere uren, bijvoorbeeld
door te spoelen met Air uit de centrale toevoer.
|
Gebruiksaanwijzing
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n
Bediening
153