Hendel voor knipperlicht en grootlicht
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 46 en volg deze op.
Met de knipperlicht- en grootlichthendel worden ook het parkeerlicht en het
grootlichtsignaal bediend.
Knipperlicht rechts
en links
›
De hendel omhoog-
of omlaagdrukken
A
›
Als u slechts driemaal wilt knipperen, de hendel even aantippen tot het boven-
ste of onderste drukpunt en vervolgens weer loslaten (het zogeheten comfort-
knipperen). Deze functie kan via het informatiedisplay worden geactiveerd/ge-
deactiveerd
» pagina
18.
›
Knipperen voor het wisselen van rijstrook - om slechts even te knipperen, de
hendel tot aan het drukpunt naar boven of beneden drukken en in deze stand
vasthouden.
Grootlicht
›
Het dimlicht inschakelen.
›
De hendel van het stuurwiel af naar voren in pijlrichting
veerdruk in).
›
Het grootlicht schakelt u uit door de hendel in pijlrichting naar het stuurwiel te
trekken (tegen de veerdruk in)
D
Grootlichtsignaal
›
De hendel naar het stuurwiel (tegen de veerdruk in) in pijlrichting
het grootlicht en het controlelampje
Parkeerlicht
Beschrijving van de bediening
» pagina
52
Bediening
Afbeelding 29
Knipperlicht- en grootlichthen-
del
» Afbeelding 29
.
B
drukken (tegen de
C
.
D
in het instrumentenpaneel branden.
48, Parkeerlicht.
VOORZICHTIG
Het grootlicht resp. grootlichtsignaal alleen gebruiken als de andere verkeers-
deelnemers daardoor niet worden verblind.
Let op
De knipperlichten werken alleen bij ingeschakeld contact. Het betreffende con-
■
trolelampje
of
Na het rijden door een bocht worden de knipperlichten automatisch uitgescha-
■
keld.
Als een gloeilamp van het knipperlicht defect is, knippert het controlelampje on-
■
geveer twee keer zo snel.
trekken -
in het instrumentenpaneel knippert eveneens.