ATTENTIE
Als zich een storing voordoet, het airbagsysteem direct door een specialist la-
ten controleren. Anders bestaat het gevaar dat de airbags bij een ongeval niet
worden geactiveerd.
Uitlaatgascontrolesysteem
Het controlelampje
gaat branden na het inschakelen van het contact.
Als het controlelampje na het starten van de motor niet dooft of tijdens het rijden
gaat branden, is er sprake van een storing in een uitlaatgasrelevante component.
Het door de motorregeling gekozen noodprogramma stelt u in staat voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde specialist te rijden.
Elektromechanische stuurbekrachtiging
Het controlelampje
gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden
branden.
Als het controlelampje na het inschakelen van het contact of tijdens het rijden
constant brandt, is er sprake van een storing in de elektromechanische stuurbe-
krachtiging.
›
Als het gele controlelampje
brandt, is de stuurbekrachtiging gedeeltelijk uit-
gevallen en kan voor het sturen meer kracht nodig zijn.
›
Als het rode controlelampje
brandt, is de stuurbekrachtiging volledig uitge-
vallen en is voor het sturen aanmerkelijk meer kracht nodig).
Meer informatie
» pagina
100.
ATTENTIE
Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan op
een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-
ten in
» pagina
51.
1)
Bij wagens met informatiedisplay brandt het controlelampje
niet, maar alleen als er sprake is van een storing of als het motoroliepeil te laag is.
na het inschakelen van het contact
Let op
Als het gele controlelampje
■
te rit dooft, hoeft geen specialist te worden opgezocht.
Als de accukabels zijn losgemaakt en weer aangesloten, gaat na het inschake-
■
len van het contact het gele controlelampje
den, moet het controlelampje doven.
Motorolie
Het controlelampje
knippert rood (lage oliedruk)
Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden
branden.
1)
Als het controlelampje na het starten van de motor niet dooft of tijdens het rijden
gaat knipperen, stoppen en de motor afzetten. Het oliepeil controleren en, indien
nodig, motorolie bijvullen
» pagina
Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal (3 pieptonen).
Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mogelijk
is, de rit niet voortzetten. De motor niet starten en de hulp inroepen van een
specialist, omdat er anders zware motorschade kan ontstaan.
Als het controlelampje knippert, niet verder rijden, ook al is het oliepeil in orde.
De motor ook niet stationair laten draaien. De hulp van de dichtstbijzijnde specia-
list inroepen.
Op het informatiedisplay weergegeven tekst:
Oil pressure: Engine off! Owner's manual! (Oliedruk: motor uit! Instructieboek-
je!)
Het controlelampje
brandt geel (oliepeil te laag)
Als het controlelampje geel brandt, is het oliepeil waarschijnlijk te laag. Zo snel
mogelijk het motoroliepeil controleren resp. motorolie bijvullen
Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal (1 pieptoon).
Op het informatiedisplay weergegeven tekst:
Check oil level! (Oliepeil controleren!)
na het opnieuw starten van de motor en een kor-
branden. Na even te hebben gere-
183, Motorolie bijvullen.
» pagina
Instrumenten en controlelampjes
183.
£
25